Leefgemeenschap confronteert bewoner met anderen én zichzelf
Arjanne Rijneveld woont sinds zeven jaar met haar man en vier kinderen in christelijke leefgemeenschap Zilt in Gorinchem. „Het is hier thuis soms net een jeugdsoos.”
Ze woonde in Afrika, kwam terug in Nederland en streek met haar gezin neer in een rijtjeshuis. „Dat vond ik best pittig”, bekent Arjanne Rijneveld (41). „Onze jongste was net geboren en ik was volledig thuis. In Afrika was ik gewend veel mensen over de vloer te hebben; dat miste ik. Ik dacht: ik zet een bord in de tuin met „Om 10.00 uur is hier koffie” erop. Maar zoiets doe je natuurlijk niet.”
De oplossing kwam via vrienden. „Zij wezen ons erop dat er een gezin wegging uit leefgemeenschap Zilt in Gorinchem. Dat leek ons wel wat. Na een lange aanmeldprocedure van vier maanden werden we toegelaten. Sindsdien wonen we hier. Soms vraag ik aan m’n kinderen: Zouden jullie terugwillen naar een rijtjeshuis? Geen sprake van, zeggen ze tot nog toe. In de zomervakantie zorgen we wel voor een echte gezinsvakantie, zonder anderen erbij.”
Het pand in Gorinchem –in een wijk met flats– biedt onderdak aan drie echtparen met in totaal tien kinderen, en twee singles. Zij zijn de vaste bewoners van de leefgemeenschap. Daarnaast is er plaats voor vijf tijdelijke bewoners. „Wij nemen deze mensen een poosje in het gewone leven mee omdat ze het tijdelijk niet zo zien zitten. Dit is voor mij een belangrijke meerwaarde van een leefgemeenschap: dat je er als christen bent voor anderen die hulp nodig hebben. De naam Zilt verwijst ernaar: Gij zijt het zout der aarde.”
Tieners
Als het gezin Rijneveld behoefte heeft aan privacy, dan zit de voordeur dicht. Staat deze open, dan kunnen andere bewoners vrij in- en uitlopen voor een vraag, praatje of bezoekje. „Onze jongste kinderen spelen veel bij de buren. De tieners zitten vaak bij ons. Het is hier thuis net een jeugdsoos. Ook op zaterdagavond. Onze kinderen hebben daardoor minder behoefte om hun vertier buiten de deur te zoeken.”
De vaste bewoners hebben om de beurt de weekleiding. „Je zorgt dan voor de gezamenlijke maaltijd op zaterdag, de weekopening op zondagavond en je regelt het weekoverleg op donderdagavond. Als er spanningen of problemen zijn, proberen we daar zo snel mogelijk over te praten, zodat iets niet kan gaan broeien. Dat lukt niet altijd. Je komt erachter dat je elkaar soms ook pijn doet.”
De bewoners variëren kerkelijk van hervormd-gereformeerd tot evangelisch. „Op zondag gaan we allemaal naar onze eigen kerk. In ons geval is dat de Gereformeerde Bondsgemeente in Gorinchem. Na de ochtenddienst drinken we met z’n allen koffie in de leefgemeenschap. Vaak zijn er ook gasten. Dan is het hier een drukke boel.”
Niet iedereen is geschikt voor een leefgemeenschap. „Als je je pas veilig voelt wanneer je thuis op de bank zit met de deur dicht, dan is dit niks. Wij zijn een christelijke leefgemeenschap. Van de vaste bewoners verwachten we dat ze christen zijn, van de tijdelijke bewoners en gasten niet. Wel dat ze respect tonen als we bidden en Bijbellezen.”
Rijen auto’s
Rijneveld ziet de leefgemeenschap als een probaat middel tegen eenzaamheid. „In veel straten in Nederland vertrekken ’s ochtends rijen met auto’s, die ’s avonds terugkeren. Wat kun je je in zo’n straat eenzaam voelen, ook al staan er nog zoveel huizen. Ook voor kinderen is het goed om op te groeien in een groep. Ze maken kennis met meer identificatiefiguren dan alleen hun ouders.”
Heeft het nadelen om in een leefgemeenschap te wonen? „Daar moet ik over nadenken. Misschien dit: dat de groep wel eens iets anders besluit dan wat ik in m’n hoofd heb. Maar zolang het over bijzaken gaat, kan ik me daar makkelijk bij neerleggen.”
„Leefgemeenschap reactie op individualisering”
Leefgemeenschappen (zie voor voorbeelden hieronder) zijn er in allerlei soorten en maten. Sommige mensen gaan bij elkaar wonen voor de gezelligheid, anderen voor het gemak, het geld, of omdat ze een gezamenlijke passie hebben, bijvoorbeeld de zorg voor de natuur of het christelijk geloof. Dr. Marc Pauly, onderzoeker bij het kenniscentrum filosofie van de Rijksuniversiteit Groningen, schreef er een boekje over: ”Een huis delen: Hoe hou je het leuk?”
Dat het aantal leefgemeenschappen toeneemt, verbaast Pauly niet. „Veel mensen komen door studie of werk ergens te wonen waar ze geen familie hebben. Anderen staan na een echtscheiding ineens op straat. Leefgemeenschappen zijn een reactie op de individualisering.”
Vanwege de diversiteit vindt Pauly het lastig een definitie van dé leefgemeenschap te geven. „Het minimale is dat mensen die geen familie van elkaar zijn, besluiten bij elkaar te gaan wonen. De mate waarin ze dat doen, varieert van het delen van de woonkamer tot alles samen doen.”
Wonen in een leefgemeenschap vereist speciaal karaktereigenschappen, stelt de Groningse wetenschapper. „Je moet jezelf onder ogen durven zien, want je krijgt met confronterende zaken te maken. Heel simpel: het kan een bron van ergernis zijn dat je al bij het ontbijt anderen tegen het lijf loopt. Of dat je huisgenoot een avondmens is terwijl jij elke morgen vroeg je bed uit moet. Een leefgemeenschap confronteert je met de minder mooie kanten van anderen én van jezelf. Daar moet je met elkaar over communiceren.”
Pauly woonde zelf een poosje in een leefgemeenschap. „Ik ben van Duitse afkomst, kwam via de Verenigde Staten in Nederland terecht en zocht contacten. Daarom heb ik me aangesloten bij een woongroep. Voor mijn boekje heb ik ook andere leefgemeenschappen bezocht. De diversiteit is enorm, ook in de manier waarop de deelnemers hun woongroep organiseren. Sommige groepen kennen nauwelijks regels, andere leggen elkaars taken en verplichtingen gedetailleerd vast. Beide manieren werken goed, zolang de deelnemers erachter staan.”
Mensen die overwegen in een leefgemeenschap te gaan wonen, moeten zich twee zaken goed afvragen, stelt Pauly. „Allereerst: ben ik de geschikte persoon om mijn leven te delen met anderen? En zo ja: welke leefgroep past het best bij mij, met veel regels of juist met weinig? Kies je voor de eerste variant, dan moet je accepteren dat anderen je op je verantwoordelijkheid aanspreken. Bij de laatste moet je niet boos worden als de vaat zich opstapelt in de keuken.”
Wie ondoordacht aan een leefgroep begint, kan snel teleurgesteld raken, waarschuwt Pauly. „Als de groep het belangrijk vindt om zoveel mogelijk biologische producten te kopen, weet je dat je duurder uit bent. Je moet je dat realiseren voordat je erin stapt.”
Of het om een hype gaat die vanzelf overwaait, durft de onderzoeker niet te zeggen. „Leefgemeenschappen zijn al heel oud; denk aan kloosters.”
Vetorecht voor alle bewoners
tekst Evert van Dijkhuizen
beeld Noord Nederlands Fotopersburo
Milan van der Zwaan woont ruim twee jaar in leefgemeenschap Huize IJkelstein in Groningen, samen met vijf anderen. „We hebben geen van allen een schoonmaaktik.”
Hij noemt het pand in de Groninger binnenstad een „monument light”. „De binnenkant is niet beschermd. Daar mogen we als bewoners mee doen wat we willen. De buitenkant niet. Die valt onder monumentenzorg. Vraag me niet uit welke tijd het pand dateert, want ik weet het echt niet. We huren het van een vereniging voor sociale woningbouw, maar zijn als leden van de vereniging onze eigen huisbaas.”
De zes bewoners –drie jongens, drie meiden– delen de woonkamer, het toilet en de keuken. Van der Zwaan (25): „De helft is nog student, de helft gaat al wat serieuzer met het leven om. De variatie is groot: er zit een verslaggever tussen, iemand die bij een internetbedrijf werkt, een student scheikunde; van alles wat. Zelf studeer ik kunst, cultuur en media aan de universiteit in deze stad. Ik ben bijna klaar en wil in het theater gaan werken.”
De groep is kieskeurig in het aannemen van nieuwe bewoners. „Als er een plaats vrijkomt, adverteren we op sociale media en op kamernet.nl. Kandidaten moeten minimaal 23 jaar zijn. Ze mogen een halfuur lang aan ons als groep komen vertellen waarom ze hier willen wonen. Het is voorgekomen dat we niemand geschikt vonden. Dan laten we de kamer liever een maand leeg staan; de huur betalen we met z’n allen.”
De leefgemeenschap houdt volgens Van der Zwaan het midden tussen „een studentenhuis en een woongroep”. „We houden allemaal van vrijheid, maar ook van gezelligheid. We doen lang niet alles samen. Boodschappen bijvoorbeeld nooit. Maar eten weer wel. Dat regelen we per dag via Whatsapp. Verder hebben we één keer per twee maanden een groepsvergadering. Dan bespreken we zaken die ons allemaal aangaan. We beslissen dan bijvoorbeeld om een kat in huis te nemen. Die loopt er inmiddels. Het dier is van niemand én van iedereen. Belangrijke beslissingen worden altijd unaniem genomen. Iedereen heeft vetorecht. We houden niet van de meeste stemmen gelden. Ja, we zijn best streng. Eén, twee keer per maand doen we iets gezelligs met elkaar, buiten de deur.”
Wat voor type bewoners Van der Zwaan en zijn huisgenoten zoeken? „Zelfstandige mensen die hun verantwoordelijkheid nemen. Die al wat bewuster in het leven staan, weten wat ze willen. We gaan bijvoorbeeld zuinig met energie om en hebben een groene leverancier. We hebben geen gezamenlijke levensbeschouwing, maar dit soort praktische principes delen we wel met elkaar.”
Geen lawaai
Van irritaties in de groep heeft Van der Zwaan weinig last. „Ze zijn er wel en hebben meestal te maken met het niet opruimen van de rommel. We zijn niet supernetjes, hebben geen van allen een schoonmaaktik, maar proberen zoveel mogelijk rekening te houden met elkaar. Een van de huisgenoten moet elke dag op tijd z’n bed uit. De anderen gaan daarom ’s avonds laat geen lawaai lopen maken. Die vertrekken dan naar de stad. En komen daarna zachtjes binnen. Als het goed is.”
Wat Van der Zwaan anderen adviseert die overwegen in een leefgemeenschap te gaan wonen? „Realiseer je dat je er verantwoordelijkheid bij krijgt. Als je die op een goede manier invult, krijg je er gezelligheid voor terug. Ik verbaas me erover dat niet veel meer mensen in Nederland in een leefgemeenschap wonen. Ik ben een tijd in Berlijn geweest; daar is het bij elkaar wonen veel normaler, zelfs tot op latere leeftijd.”