Gezellig christendom, gekruid met een sociaal gevoel voor misstanden
In oktober 1969 viel het laatste nummer van het eens zo populaire protestants-christelijke gezinsweekblad De Spiegel op de mat. Journalist Ben van Kaam schreef indertijd in Trouw dat dit „het einde van het gezellige christendom” betekende.
Hoe zag dat ”gezellige christendom” eruit? Een vooroorlogse schemerende huiskamer met op tafel een theelichtje en een schaaltje chocoladeflikken. Vader, moeder en hun kroost lazen aandachtig in zuilgebonden kranten, tijdschriften, kinderboeken en vanzelfsprekend ook in De Spiegel. Het geïllustreerde gezinsweekblad was sinds 1906 weliswaar een begrip in protestants-christelijk Nederland, maar dat begrip behoorde volgens de scherp observerende Van Kaam bij een verdwijnend cultuurpatroon.
Een groot deel van de leden in het protestants-christelijke huis veranderde langzaam maar zeker mee met de hen omringende, woelige wereld: door de ramen zagen veel pubers en jongvolwassenen de lonkende sixties voorbijkomen – lossere omgangsvormen, democratisering. Het aantal abonnees van De Spiegel daalde dramatisch.
Warme chocolademelk
Zoals gezinsweekblad De Spiegel was ook kinderboekenschrijver W. G. van de Hulst (1879-1963) decennialang een begrip. Zijn naam dook regelmatig op in de kolommen van het blad. In vrijwel alle denominaties –van vrijzinnig tot orthodox– lazen kinderen met rode oortjes zijn spannende boeken. Na zijn overlijden op 31 augustus 1963 verbleekte zijn ster nauwelijks: tijdens de jaarlijkse zondagsschoolkerstviering, met warme chocolademelk en een speculaasje, kregen nieuwe generaties leerlingen nog altijd een boekje van Van de Hulst cadeau.
In door de jaren zestig beïnvloede pedagogische kringen werd zijn werk vanaf de jaren zeventig met een kritische bril bekeken. Van de Hulst was een christelijke moraalridder, die de tere zieltjes van protestantse lezertjes met perfide zaken als schuld-, schaamte-, en zondebesef zou hebben verminkt. Zijn de kinderboeken van Van de Hulst na deze verkettering op de naar oud, vochtig papier stinkende afvalberg van de boekgeschiedenis terechtgekomen?
Ruim een halve eeuw na zijn dood is Van de Hulst, de sloper van de tere kinderziel, nog altijd een begrip. Dit valt op te maken uit de door Niels Bokhove samengestelde ”wandel- en fietsgids door leven en werk” van W. G. van de Hulst. In dit handzame, mooi vormgegeven boekje neemt Bokhove de lezer mee door het Utrecht van de kinderboekenschrijver. Zijn leven lang woonde Van de Hulst in deze stad, waar hij met hart en ziel aan verknocht was.
Met trefzekere citaten komt het negentiende-eeuwse Utrecht tot leven. Bijvoorbeeld in de omgeving van de Vollersbrug, een boogbrug in de binnenstad. Als zwervende kwajongen speelde Van de Hulst hier graag. Over leuningen van werftrappen glijden. Wippen op afgemeerde schuiten. En geheimzinnige werfkelders verkennen: „Hij gluurt naar binnen; ze ruiken duf, ze maken hem bang, ze lokken toch immer weer den kleine jongen, die geheimen jaagt en geheimen vindt. Hij hoort een gevangene zuchten en griezelt; – zal vanavond in bed zeker plannen beramen, hem te redden…”
Wat was het schrijversgeheim van Van de Hulst? In het recent verschenen ”De ware kindervreugd” staat een antwoord op deze vraag. In dit boek geeft auteur Richard van Schoonderwoerd een uitgebreid overzicht van protestants-christelijke auteurs, illustratoren en uitgevers van kinderboeken „in haar bloeitijd”, de periode 1900-1970. In dit overvolle boekenlandschap ontstonden veel „gezapige werkjes”, zoals Van Schoonderwoerd ze noemt: boekjes waarin niet het schrijven van een goed opgebouwd, voor kinderen bestemd verhaal op de voorgrond stond, maar de evangeliserende boodschap. „Daarbij werd te pas en te onpas gebruik gemaakt van Bijbelteksten en gebeden, niet altijd tot vreugde van de jonge lezers”, aldus Van Schoonderwoerd.
Nostalgie
Van de Hulst daarentegen schreef vanuit het kind, of zoals zijn kleindochter Roze Marijne het in 1999 verwoordde: „Hij was de eerste die op zijn hurken ging zitten en de sfeer van het kind opriep.”
Dat Van de Hulst zo geliefd was bij generaties lezertjes kwam door de ongekunstelde kindersfeer die hij met zijn vakkundig geschreven verhalen opriep. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig, verzot op geheimzinnigheden en het ontdekken van de nog onbekende, spannende wereld om hen heen. Met goed gedoseerde ingrediënten –nieuwsgierigheid, geheimzinnigheid en niet te vergeten gezond griezelen– schreef Van de Hulst verhalen die bij hedendaagse volwassenen, de grote groep 50-plussers, nostalgische gevoelens oproepen. Deze Van de Hulstnostalgie is een belangrijk onderdeel van het voortbestaan van zijn naam en faam.
Over nostalgie –een gevoel van weemoed, in psychologische studies dikwijls beoordeeld als een ziekte– wordt in de regel geringschattend gesproken. Het zou onecht zijn. Een vals verlangen naar een „ingebeelde werkelijkheid”; een wereld die nooit heeft bestaan. Recent psychologisch onderzoek toont echter aan dat nostalgie niet per definitie een treurige gemoedsstemming is. Nostalgie zorgt er onder andere voor dat je gevoel van eigenwaarde een oppepper krijgt; het algemeen welbevinden vaart er wel bij wanneer we terugdenken aan mooie, warme momenten uit ons verleden. Psycholoog Clay Routledge kwam er na onderzoek achter dat het gevoel van ”toebehoren aan een groep” uit je verleden óók een positieve emotie teweeg kan brengen.
Deze aspecten van nostalgie zijn mogelijk een verklaring voor het feit dat de verhalen van Van de Hulst en het kijken naar de bijbehorende boekomslagen bij velen nog altijd warme, prettige gevoelens bovenhalen met betrekking tot de (zondags)school en het ouderlijk huis. „Met een boekje in een hoekje” – eens een reclameslogan, die nu symbool staat voor een collectieve herinnering van 50-plussers: het behaaglijke gevoel van het weggedoken kind in een makkelijke huiskamerstoel met een mooi Van de Hulstboek, zó spannend, dat je de wereld om je heen vergat.
Kindergebeden
Achter deze Van de Hulstnostalgie –en overigens ook achter de verkettering van zijn werk in de jaren zeventig door pedagogen– bevindt zich een boeiende „historische werkelijkheid.” Theoloog David Bos bijvoorbeeld analyseerde kindergebeden in de boeken van Van de Hulst. Het ceremoniële bidden zoals dat in de zouteloze negentiende-eeuwse zondagsschoolboekjes voorkwam, was Van de Hulst een doorn in het oog. In de vaak herdrukte kinderboeken ”Jaap Holm en z’n vrinden” (1910) en ”Niek van den bovenmeester” (1912) zijn de jongens bang, voelen zich schuldig, kunnen niet bidden. Ze denken dat de Almachtige hen toch niet hoort. Gaandeweg de verhalen leren de jongens hoe ze zich in hun eigen woorden tot de Heere God kunnen richten. Hoe ze hun zorgen onder woorden kunnen brengen. De jongens maken een ontwikkeling door in hun geloofsleven. Bos’ interessante en overtuigende conclusie: „Hoe benauwd Van de Hulsts levensbeschouwing tegenwoordig ook overkomt, ze had oog voor het innerlijk van kinderen en spoorde hen ertoe aan, woorden te zoeken voor wat er in hen omging.”
De Utrechtse schoolmeester stond wat dit laatste betreft midden in de zogenaamde vom Kinde aus-benadering van de vooruitstrevende Reformpedagogik, opgekomen rond 1900, toen hij zelf een nog beginnend onderwijzer was.
Welke eisen stelde deze Reformpedagogik aan een goed kinderboek? Het moet een kunstwerk zijn. De auteur dient verbeeldingskracht en gevoel te hebben. Daarbij moet het kind in zijn leesboek iets van eigen denken en voelen kunnen terugvinden. Van de Hulst stond enerzijds in de traditie van zijn schrijvende voorgangers met hun protestants-christelijke boodschap. Anderzijds was hij met zijn kindgerichte verhalen zeer modern.
Ongehuwde vrouw
W. G. van de Hulst schreef veel meer dan kinderboeken en -verhalen. Samen met R. Huizenga maakte hij de tot in de jaren zestig herdrukte geschiedenismethode ”Toen… En nu!” (1922-1924), waarin de geschiedenis, heel modern voor die tijd, vanuit het perspectief van het schoolkind wordt behandeld. Hij schreef succesvolle methodes voor het aanvankelijk leesonderwijs. En in korte verhalen voor volwassenen nam hij het op voor outcasts, zoals in ”De moeilijke dag voor juffrouw Hermien” (1927). Een onderwijzeres wordt geconfronteerd met het ”vreemde kind” van een ongehuwde vrouw. Een zonde! „Die slèt”, sist juffrouw Hermien. De in gewetensnood verkerende juffrouw –immers: „Wie een kindeke ontvangt in Mijnen naam…” schrijft Van de Hulst– komt uiteindelijk tot het inzicht dat Sientje, het vreemde kindje, het ook niet kan helpen. Van de Hulst componeert zo geraffineerd, dat óók de ongehuwde moeder van de lezer mededogen krijgt. Via een fatsoenlijke onderwijzeres in gewetensnood liet Van de Hulst in 1927 zijn lezerspubliek zien hoe je volgens Gods Woord met verschoppelingen dient om te gaan.
”W. G. van de Hulst en Utrecht. Wandel- & fietsgids door leven en werk”, Niels Bokhove; uitg. Stichting W.G. van de Hulst sr. Toen en Nu, Utrecht, 2015; ISBN 978 94 91869 13 6; 56 blz.; € 4,50;
”De ware kindervreugd. Een overzicht van de auteurs, illustratoren en uitgevers van de protestants-christelijke jeugdliteratuur in haar bloeitijd”, Richard van Schoonderwoerd den Bezemer; uitg. Brevier, Kampen, 2015; ISBN 978 94 915 8378 0; 138 blz.; € 14,95;
”Nostalgia. A psychological resource”, Clay Routledge; uitg. Routledge (Essays in Psychological Psychology), New York & Londen, 2016; ISBN 978 1 8487 2517 1; 149 blz.; € 47,98.
Tentoonstelling Giessenburg
In Museum Het Reghthuys te Giessenburg is een tentoonstelling over leven en werk van Van de Hulst te zien. Kenner en verzamelaar Annemarie Fokker selecteerde zeldzame titels (vaak op broos papier gedrukt), vertalingen (ook in het buitenland werd hij gelezen) en kleurrijke kleuterboekjes uit de serie ”Voor Onze Kleinen”. Andries Hibma, eveneens kenner en verzamelaar, onderhoudt een drukbezochte website waarop informatie over het complete werk van Van de Hulst is geboekstaafd. Door ijverig en geduldig speurwerk haalde Hibma weggezonken verhalen en artikelen boven water uit tal van vergeten protestantse periodieken.
”W. G. van de Hulst. Het kind en zijn boek” is tot en met 2 april te zien in Museum Het Reghthuys, Giessenburg.