Cultuur & boeken

De lange weg van Samen op Weg

Titel:

Dr. ir. J. van der Graaf
31 March 2004 13:06Gewijzigd op 14 November 2020 01:05

”Samen op Weg. Een lange strijd om vereniging”, Trouw Dossier 29; door Lodewijk Dros e.a. (red.)
Uitgeverij: Dagblad Trouw, Amsterdam, 2003
ISBN 90 417 0479 5
Pagina’s: 288 pag.; € 8,90. „Zo zou het kunnen gaan”, schreef L. M. P. Scholten in 1973 in dagblad Trouw, waarvan hij toen nog kerkredacteur was. „Eindelijk brak het grote ogenblik van de hereniging aan. Dinsdagmorgen 1 october 1974 vergaderen voor de laatste maal de hervormde en gereformeerde synodes gescheiden. In Amsterdam, de hervormden in de Westerkerk, de gereformeerden in de Keizersgrachtkerk. Nog één keer konden ze afzonderlijk stemmen.”

Scholten vervolgt: „In de hervormde synode was men unaniem vóór; in de gereformeerde synode bleek het definitieve aantal tegenstemmers drie te bedragen, toch minder dan de helft van wat men verwacht had. (…) In de historische ruimte van de Nieuwe Kerk (denk aan de paneelzagerij tijdens de Doleantie) vierde men een dankdienst.” Bij de ondertekening van de verenigingsakte in het RAI-congrescentrum, in aanwezigheid van prinses Beatrix en prins Claus, gebruikte de gereformeerde synodepreses dezelfde pen als waarmee Hendrik de Cock in 1834 de Acte van Afscheiding had ondertekend.

Dit verhaal van Scholten is een „vertaling” van een „bloemrijk verhaal” dat A. W. Berkhof en H. H. van der Kloot Meijburg schreven in het rapport ”Samen op Weg in wereldperspectief”, daarbij refererend aan de hereniging van de Kerk van Schotland en de Verenigde Vrije Kerk van Schotland op 2 oktober 1929 in Edinburgh.

Het zou nogal heel anders lopen. Na 1974 volgden nog dertig jaar voordat de fusie van de twee kerken, inclusief de Evangelisch-Lutherse Kerk, een feit was, met een nogal andere stemverhouding dan het „bloemrijke verhaal” aangaf.

Het staat allemaal te lezen in een Trouw Dossier (”Samen op Weg. Een lange strijd om vereniging”) waarin het SoW-proces, zoals het zich over een periode van 43 jaar uitstrekte en als zodanig in de kolommen van Trouw aandacht kreeg, nog eens voor het voetlicht wordt gebracht. Hetzij in samenvattingen van artikelen, hetzij in integraal opgenomen artikelen. Het boekje wordt terecht aangeduid als „een journalistieke gids”, waarbij het uiteraard de kleur draagt van het dagblad, waarin het proces op de voet werd gevolgd. Andere kranten zouden andere dossiers kunnen uitgeven, hoewel niet wat de feiten betreft.

De Achttien

Het boek -een ouderwetse pocket- is in vijf delen opgezet, volgens opeenvolgende perioden van tien jaar. Elk deel heeft een korte trefwoord, te weten: feest (1961-1970), leegloop (1971-1980), vrijblijvend (1981-1990), onomkeerbaar (1991-1999) en PKN (2000-2003). Het begint met de actie van de ”Achttien” in 1961 en sluit af met interviews met de nog in leven zijnde predikanten uit de kring van de Achttien kort voor de fusie. En daartussen liggen alle verwikkelingen en onverkwikkelijkheden op de weg naar hereniging: de gezamenlijke synodes, het geding om de kerkorde, met daarin uiteindelijk de niet-belijdende status van de Konkordie van Leuenberg, de verschillende pogingen om niet verder te gaan dan federatie (met het aftreden van dr. H. Klink als synodelid en van ondergetekende als lid van de Raad van Deputaten SoW), het besluit om te komen tot één arbeidsorganisatie, de strijd om de naam, voorspellingen of de fusie ooit een feit zou worden.

In dit alles tekenen zich ook duidelijk de ontwikkelingen bij de gereformeerden af. Ze waren bij de aanvang van het proces de grootste dwarsliggers, terwijl gaande het proces het gereformeerde verzet luwde en het hervormde verzet zich ontwikkelde en in kracht toenam.

Gereformeerde Bond

Uiteraard komt bij dit alles telkens de Gereformeerde Bond (GB) in beeld, in sterke mate vanaf het moment dat het hoofdbestuur formuleerde zich „meegenomen” te achten in een proces van vereniging met „deze” gereformeerde kerken, dat men niet had begeerd (1973). Onvermijdelijk dat daarbij de naam van schrijver dezes veelvuldig opduikt. Merkwaardig is dat de houding van de GB ten opzichte van de Achttien niet in beeld komt. Kwam dat in Trouw in die jaren niet voor het voetlicht?

Opvallend is ook dat bij het releveren van de kritiek die de „proeve van een eenparig geloofsgetuigenis” van de gereformeerde hoogleraren Ridderbos en Berkouwer (1973) ten deel viel, wel de stem van de hervormde ds. F. J. Dun wordt doorgegeven („oerdegelijk, geen onvertogen woord, maar daarmee is ook alles gezegd”) en niet die van ds. K. Exalto, schrijver dezes en prof dr. C. Graafland (”Bezinning op het eenparig geloofsgetuigenis”).

Maar verder passeert alles de revue wat in de worsteling om een belijdende kerk te berde werd gebracht. Daarbij wordt ook ”Getuigenis” (1971) in de Nederlandse Hervormde Kerk van prof. dr. G. C. van Niftrik (opsteller), dr. W. Aalders, prof. dr. G. P. van Itterzon, prof. dr. H. Jonker, mevrouw J. A. van Ruler Hamelink en ondergetekende betrokken; een protest tegen de heersende maatschappijkritische theologie dat veel stof deed opwaaien, maar in de Gereformeerde Kerken „weinig bijval” kreeg.

Telkens weer werd vanuit de GB, in de woorden van Groen van Prinsterer, het „recht van de hervormde gezindheid”, dat is de gereformeerde belijdenis, benadrukt. Nochtans werd ook telkens weer de weg van afscheiding afgewezen. Gereageerd werd op de actuele ontwikkelingen en daarin waren de reacties ook contextueel bepaald.

Comité

Op dit punt komt echter uiteindelijk ook de tweedeling in hervormd-gereformeerde kring ter sprake, met de vorming van het Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk. De Gereformeerde Bond sprak in Amersfoort uit op zijn post te zullen blijven toen werd geopperd dat hervormd-gereformeerden zouden moeten aangeven niet te zullen meegaan.

Los van de context, soms ook zeer selectief en daarmee vertekenend, is hier en daar nog eens herinnerd aan wat vanuit hervormd-gereformeerde kring de jaren door publiek is gemaakt. Daarmee bleven de (historische) motieven om ook in de PKN vanwege „Schift en belijdenis” de plaats te blijven innemen onderbelicht of onvermeld.

Daarbij kwam soms ook het „oud hervormde” ter sprake. Hier moet ik dan maar citeren uit een volledig afgedrukt interview van Agnes Amelink met mij in Trouw: „Het hoofdbestuur heeft zich nooit laten verleiden tot een program, nooit het afscheidingsmotief gebruikt in de trant van „Als het doorgaat, dan…”” En: „Wij zullen, wat er ook gebeurt, blijven staan voor de oud-hervormde gedachte. Daarmee zeg ik niet: „Wij zetten de Hervormde Kerk voort”, maar net als Hoedemaker in de vorige eeuw zal ik geestelijk blijven strijden voor het herstel van de hervormde kerk in oud-hervormde zin, om het gedachtegoed van de Reformatie ook vandaag tot gelding te brengen.” Voor een goed verstaan: de Hervormde Kerk, die zich voortzet in de gefuseerde kerk.

Deze bundel houdt, hoewel journalistiek van aard met alle beperking van dien, de herinnering levend aan een bewogen stuk kerkgeschiedenis.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer