De kwalen van vandaag
Titel:
”Moderniteit en Vitaliteit, hoe staan we ervoor anno 2003?”
Auteur: S. W. Couwenberg (red.)
Uitgeverij: Damon, Budel, 2003
ISBN 90 5573 410 1
Pagina’s: 158 blz., € 14,95; ”De teloorgang van het geweten. Kanttekeningen bij de geest van de tijd”, door Robert Lemm; uitg. Klement, Kampen, 2003; ISBN 90 7707 038 9; 135
Prijs: € 15,90;
Titel: ”De tirannie verdrijven. Kanttekeningen bij herleving van dictatuur”
Auteur: S. Meijers, uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2003
ISBN 90 239 1374 4
Pagina’s: 128
Prijs: € 13,50.
Door het optreden van Pim Fortuyn kwam veel maatschappelijk onbehagen aan het licht. Sindsdien heeft de bestrijding van misdaad alle aandacht en is de integratie van allochtonen een veelbesproken onderwerp. Maar symptoombestrijding is niet genoeg, het gaat om de daarachter liggende crisis van onze cultuur. Drie recent verschenen boekjes bieden een cultuuranalyse en een remedie voor de kwalen van deze tijd. De aangedragen oplossingen variëren van herstel van kwalitatieve (authentieke) ervaring tot een confrontatie van de gereformeerde theologie met de cultuur.
In zijn van grote belezenheid blijk gevende inleiding licht Couwenberg, emeritus hoogleraar staats- en bestuursrecht, de titel van de bundel ”Moderniteit en Vitaliteit” als volgt toe: „De vitaliteit van een cultuur hangt af van de mate waarin zij erin slaagt wat haar levenskracht ondergraaft en als decadentie ervaren wordt het hoofd te bieden.” Doel van dit jaarboek van Civis Mundi, platform voor wetenschappelijk verantwoorde bezinning op grondslagen en problemen van de samenleving, is enigszins de vitaliteit van onze cultuur in Europees-westers en nationaal verband te peilen. In zeven bijdragen wordt op deze vraag ingegaan. De laatste twee spitsen zich toe op de actuele situatie in Nederland.
De kwaliteit van de verschillende bijdragen is wisselend; sommige lijken in grote haast geschreven te zijn. De meeste ademen een geest van een in deze postmoderne tijd wat gedateerd aandoend geloof in de moderniteit. Politiek gezien waait de wind vanuit een linkse en/of progressieve hoek.
De beschouwing van G. A. van der Wal, emeritus hoogleraar ethiek en milieufilosofie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, is het meest terzake. Het probleem van de moderniteit omschrijft hij als het achterblijven van de geestelijk-morele ontwikkeling van de mensheid ten opzichte van de wetenschappelijk-technisch-economische. Uiterlijke beschaving is er in ruime mate, maar de innerlijke beschaving blijft daarbij achter. Om hierin verandering te brengen, pleit hij voor eerherstel van vormen van kwalitatieve ervaring die door de overschatting van de uiterlijke, onpersoonlijke ervaring naar de rand van het moderne bestaan verdrongen zijn. Als voorbeelden daarvan noemt hij historische en spirituele ervaring. Vanuit zijn visie verder denkend, kan worden geconcludeerd dat een authentiek christelijke levenswandel zeer heilzaam is voor cultuur en samenleving.
Schimpscheuten
De mensen zijn vandaag gewetenloos. Dat is de stelling van letterkundige, historicus en essayist Robert Lemm (1945). Het voorwoord van zijn boekje ”De teloorgang van het geweten” zegt dat het geweten of de ziel de „slagader” is van de meeste lezingen en artikelen die daarin zijn gebundeld.
Lemm heeft een uitgesproken rooms-katholieke visie op de huidige secularisatie. Die is volgens hem begonnen met de Reformatie. Karel V en Philips II ziet hij als theocratische vorsten die het ware geloof verdedigen. Maar door Luther, Willem van Oranje en Calvijn verdwijnt de gerichtheid op de eeuwigheid om plaats te maken voor louter zucht naar aards gewin. Luther verlaat het klooster, zo schrijft hij, om „de wereld te veroveren, en daarmee de ’moderniteit’ in te luiden die uit twijfel aan de hemel de aardse vooruitgang bedacht. Voortaan konden de christenen twee werelden dienen.” Alleen al zuiver historisch gezien slaat de opmerking nergens op.
Ook Willem van Oranje krijgt een veeg uit de pan: „Dat hij de koning van Spanje altijd beweerde te eren, nam niet weg dat hij tegen hem, zijn natuurlijke heer, in opstand kwam. De vrijheid die hij claimde -met God als getuige- kwam erop neer dat hijzelf koning wilde wezen.”
Het boekje wordt ontsierd door tal van dergelijke schimpscheuten. Het is te begrijpen dat deze tijd voor iemand die het christendom nagenoeg gelijkstelt met het machtsinstituut van de rooms-katholieke kerk niet meevalt. Niettemin is het jammer dat de schrijver zich uit rancune tegenover het protestantisme tot zo veel onzinnige opmerkingen heeft laten verleiden. Daarmee ondermijnt hij de overtuigingskracht van zijn werk. En dat is jammer. Het opstel ”Waar is het geweten in de literatuur?”, dat oorspronkelijk verscheen in het christelijke literaire tijdschrift Bloknoot, laat zien dat hij wel degelijk iets heeft te zeggen.
Ook de hervormde dr. S. Meijers heeft zijn ideeën over de hedendaagse samenleving opgeschreven, in ”De tirannie verdrijven”, in de hoop dat anderen zich daarin herkennen en er wat aan hebben. Hij laat zich vooral motiveren door de tekst Galaten 5:1, waar staat dat Christus ons heeft vrijgemaakt opdat wij waarlijk vrij zouden zijn.
De schrijver meent dat onze tijd wordt gekenmerkt door de tirannie van ideeën. Maar de voorkaft wekt een andere indruk. Die laat tegen een zwarte achtergrond een rode band zien. In het midden daarvan bevindt zich een ronde witte vlek, waarin met gotische letters de ondertitel van het boek wordt vermeld. Deze verwijzing naar het uniform van de SS maakt meteen duidelijk dat de auteur bij dictatuur in eerste instantie denkt aan die van het nazisme.
In overeenstemming daarmee roept hij de lezer op te rade te gaan bij de verzetstheologen. Hij typeert hen als theologen die tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog vanuit de theologie en in relatie met de traditie van de kerk, een bijdrage wilden leveren aan een nieuwe, herkerstende samenleving. Voor Nederland kan dan worden gedacht aan figuren als Miskotte, Noordmans, Van Ruler en Berkhof. Maar ook een aantal buitenlandse verzetstheologen wordt met nadruk onder de aandacht gebracht. De bekendste van hen is Dietrich Bonhoeffer. Verrassend genoeg wordt ook de Tsjech Vàclav Havel, de dissidente schrijver en latere president, als verzetstheoloog gepresenteerd. Volgens Meijers getuigde hij tegenover de dictatuur van het communisme van de rechte humaniteit.
Nationaal-socialisme
Kern van het betoog is de vergelijking van de huidige tijd met de tirannie van het nationaal-socialisme. De grote vraag is in hoeverre die vergelijking aan de werkelijkheid recht doet. Het nationaal-socialisme was een welomschreven ideologie die via de officiële staatsorganen macht uitoefende. Kenmerkend voor deze tijd is juist het einde van de grote verhalen, het failliet van de ideologieën. Wat daarvoor in de plaats komt, is postmodern relativisme en lege tolerantie. De tijd van het nationaal-socialisme was ook de tijd van het collectief, van het volk. Onze tijd wordt daarentegen gekenmerkt door individualisme. Deze tijd is daarom wezenlijk anders dan de jaren veertig van de vorige eeuw, die Meijers als referentiekader hanteert. Het secularisatieproces bevindt zich in een andere ontwikkelingsfase.
Meermalen spreekt de schrijver zijn spijt en verbazing uit over het feit dat zijn verzetstheologen het vandaag niet meer zo goed doen. Maar is dat zo verwonderlijk? Wat hun verdiensten ook mogen zijn, figuren als Miskotte en Berkhof waren mijns inziens niet de cultuurvorsers waar Meijers hen voor houdt. Juist dat wat Meijers in hen bewondert, de manier waarop zij in de jaren na de Tweede Wereldoorlog streefden naar herkerstening van de samenleving, laat een verbazingwekkende onderschatting van de kracht van het secularisatieproces zien. Naar mijn indruk wortelt hun visie op kerk en samenleving meer in de negentiende dan in de twintigste eeuw. Daardoor hadden zij onvoldoende zicht op de realiteit.
Illustratief in dit verband is een vergelijking met de rooms-katholieke Duitse theoloog Romano Guardini. In de tijd tussen de beide wereldoorlogen geloofde ook hij in de mogelijkheid van herkerstening. Na de Tweede Wereldoorlog verloor hij alle illusies. In 1950 kondigde hij de huidige postmoderne situatie aan in zijn geschrift ”Das Ende der Neuzeit”, dat in het Nederlands is verschenen onder de titel: ”De gestalte der toekomst”.
Meijers heeft grote verwachtingen van een confrontatie van de gereformeerde theologie met de moderne cultuur. Daarbij lijkt hij met name de individualisering en de levensbeschouwelijke versplintering die deze tijd kenmerkt, onvoldoende te peilen. Mijns inziens liggen de werkelijke mogelijkheden voor het christelijk geloof in deze tijd niet in een groot cultuurtheologisch verhaal, maar in een getuigende christelijke levenswandel. Daartoe is elke christen elke dag opnieuw geroepen. De rol van de theologie daarbij kan, zoals Meijers terecht opmerkt, slechts bescheiden en dienstbaar zijn.