„Smartphone? Voor school niet nodig”
„Leerlingen in het voortgezet onderwijs hebben geen smartphone nodig. Een bereikbaarheidsmobiel is voldoende.” Vanuit die overweging ondersteunen reformatorische scholen ouderinitiatieven die het smartphonegebruik van jongeren willen uitstellen.
Het was het praatje aan menige keukentafel: „Als je naar het Van Lodenstein gaat, moet je een smartphone hebben.” Beslist onjuist, zegt H. van Eckeveld, locatiemanager in Kesteren. „Het verbaast me dat sommige ouders het klakkeloos geloven als hun kind dat zegt.”
Medio vorig jaar breidden de ouderinitiatieven die rond de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem waren ontstaan zich uit naar de regio Opheusden: een groep ouders besloot hun kind bij het begin van de brugklas geen smartphone te geven. Om hun bezorgdheid over het mediagebruik met andere ouders te delen, benaderden ze het Van Lodenstein College.
„Als de kinderen hier op school komen, hebben ze de smartphone vaak al”, reageerde Van Eckeveld. „Ouders maken die keuze vaak als hun kind naar de brugklas gaat.” Daarom werden de basisscholen erbij betrokken. Inmiddels is daar een reeks voorlichtingsavonden voor ouders opgezet. De locatiemanager van het Van Lodenstein is er aanwezig om duidelijk te maken dat basis- en voortgezet onderwijs samen optrekken. „De avonden gaan over bewustwording van de bezwaren tegen mediagebruik, maar we zouden het graag verbreden: het gaat om gewetensvorming, om de uitwerking van Bijbelse waarden en normen.”
Roosterwijziging
Van de huidige brugklassers op de school in Kesteren heeft meer dan 90 procent een smartphone, zegt Van Eckeveld. „Op het percentage dat van een filter gebruikmaakt, heb ik geen zicht.”
Door het ouderinitiatief komt het gesprek over het mediagebruik op gang, bemerkt de locatiemanager. „Ik verwacht dat de groep die het initiatief steunt, groeit. Het blijft een beslissing van de ouders hoe ze met smartphonebezit omgaan. We verspreiden brieven van het ouderinitiatief, maar zijn wel wat terughoudend, anders dienen zich straks ook andere oudergroepen aan die via school een boodschap willen verbreiden.”
In het voortgezet onderwijs is een smartphone in elk geval niet nodig, zegt Van Eckeveld. „Natuurlijk is het fijn dat ouders en kind elkaar kunnen bereiken, maar daarvoor is een eenvoudig mobieltje voldoende. Roosterwijzigingen kunnen leerlingen thuis op de computer zien. Ik zeg ook tegen ouders: Als een leerling dat niet doet en geen smartphone heeft, is het ergste wat hem kan overkomen dat hij pas op school merkt dat hij een uurtje vrij heeft…”
Apps
Groepsapps binnen klassen kunnen nuttig zijn, zegt Van Eckeveld. „Ze kunnen echter ook misbruikt worden: om leerlingen te pesten of uit te sluiten. Daar hebben we ook ervaring mee.
Onze mentoren gaan verschillend met de groepsapps om. Sommigen nemen eraan deel om te zien wat er speelt, anderen houden zich erbuiten. Het bestaan van apps leidt tot groepsdruk: alle leerlingen moeten meedoen. Ook om die reden zouden we er blij mee zijn als meer ouders besloten hun kind geen smartphone te geven. Voor de communicatie met school is die niet nodig: onze lijn is dat we met leerlingen communiceren via schoolmail.”
Beperkte betrokkenheid
Directeur A. G. J. van Klinken van de Ds. Pieter van Dijkeschool in Bruinisse heeft als vader, schoolleider én ambtsdrager met de problematiek te maken. „De oudste van onze vijf jongens zit in groep 8. Volgend jaar gaat hij naar het Calvijn College: op de fiets van Nieuwerkerk naar Zierikzee, daarna per bus naar Goes. We vinden het niet nodig hem dan gelijk een smartphone te geven. Een bereikbaarheidsmobiel is voldoende. Met andere echtparen die dat vinden, zijn we in november een ouderinitiatief gestart.”
Eerder al maakte een ouderavond op de Van Dijkeschool over sociale media indruk, zegt Van Klinken. „Ouders weten vaak nauwelijks wat er met een smartphone mogelijk is. Je geeft je kind de wereld in zijn zak. Helaas kwam slechts een derde van de ouders opdagen.
Na zo’n avond zie je dat de meesten hun kind toch zo’n ding geven. Want ja, andere jongeren hebben hem ook, en als mijn kind verkeerde dingen doet, heb ik het wel in de gaten, denken ouders. Ten onrechte. Je ziet in onze tijd ook dat ouders zelf willen bepalen wat goed is; ze laten zich niet door een school gezeggen.”
Van Klinken is diaken in de gereformeerde gemeente in Nederland van Nieuwerkerk. „Synodes hebben uitspraken over internetgebruik gedaan, maar de kerk boet ook aan gezag in. Daarom is het waardevol dat ons initiatief vanuit de ouders komt.”
In het diepe
Afgelopen november werd er op zijn school een tweede avond belegd, dit keer voor de ouders van de leerlingen van de groepen 7 en 8. „De opkomst was opnieuw mager. We hebben het ouderinitiatief onder de aandacht gebracht. Het aantal deelnemende echtparen groeide daarna van vier tot nog geen tien. Het loopt niet storm. Ouders dubben over wat wijsheid is.”
Kerk, school en krant kunnen veel voorlichting geven, maar de ontwikkelingen gaan door, vreest Van Klinken. „Bij alcohol zeggen we nu: Niet voor je achttiende. Dat was vroeger ook ondenkbaar. Het liefst zouden we bij de smartphone diezelfde grens trekken. Als ik zelf als puber zo’n ding had gehad, weet ik niet of dat goed gegaan zou zijn. Als ouders denken we vaak veel te positief over wat onze kinderen zullen doen.
Natuurlijk moeten ze met een smartphone leren omgaan, maar dat kan nog wel een aantal jaren wachten. Je kind geleidelijk loslaten en begeleiden naar volwassenheid betekent niet dat je het al zo jong aan alle rommel blootstelt. Dat lijkt te veel op: we gooien je in het diepe en we komen later wel kijken of je het hebt overleefd.”
Lang niet iedereen heeft er één
„Dat ik geen WhatsApp heb? Dat maakt me echt niets uit.” Arie (12) staat aan de voetbaltafel en probeert het balletje in het doel van de tegenstander te werken. Hij mag dan geen smartphone hebben, dit spel heeft hij behoorlijk onder de knie.
Het is rustig in de aula van de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem. De pauze moet nog beginnen. Een stel brugklassers heeft een tussenuur. De jongens hangen rond de voetbaltafel, de meiden zitten op gekleurde kubussen met elkaar te kletsen. Een enkele dame waagt zich ook aan het spel.
Of de smartphone een rol speelt in hun klas? „De meesten hebben er wel een”, zegt Huib (12). „Arie niet, maar dat is totaal geen probleem. Belangrijke dingen bespreken we in de klas of via de mail.”
Dat ouders bang zijn dat hun kind er op school niet bij hoort en het daarom maar een smartphone geven, herkennen deze brugklassers niet. Henrieke (12): „Ik krijg halverwege het jaar een mobiel, maar dat is niet omdat ik er nu niet bij zou horen of zo. Ik ben de jongste in het gezin en mijn broers en zussen hebben er al wel allemaal een. Dus krijg ik hem ook nu ik op het voortgezet onderwijs zit.”
Jongeren roepen weleens tegen hun ouders: „Iedereen heeft er één!” Herkenbaar? Marije (12) begint te lachen. „Het is zeker niet zo dat iedereen een smartphone heeft. Maar tegenover mijn ouders heb ik dat argument stiekem wel gebruikt om er een te krijgen.”
En met succes, want nu heeft ze een smartphone. Maar ze kreeg hem niet zomaar. „Ik moet me houden aan de afspraken die mijn ouders met me hebben gemaakt rond mijn mobiel. Maar dat is logisch, want voor je het weet ben je er te veel mee bezig.” Om er bijna achteloos aan toe te voegen: „Soms krijg ik binnen tien minuten meer dan 300 berichtjes binnen.”
Waar die vloedgolf aan berichtjes vandaan komt? Uit talloze appgroepen. Henrieke somt op. „Fietsgroep, klasgroep, meidengroep, groep 8-groep, familiegroep, groep met alleen maar meiden uit groep 8 van de vorige school…” Het merendeel van de berichten leest ze niet, omdat het meestal om onzin gaat. „Eigenlijk heb je er niks aan”, erkent ze na enig nadenken dan ook. „Als er echt iets belangrijks is, hoor je het toch wel.”
Laat dat nu net de reden zijn waarom Arie er niet om maalt dat hij geen smartphone heeft. „Ik mis niks, hoor. Als ik zie hoe druk anderen ermee zijn…” Hij geeft een zwieper aan de stok en knalt de bal in het doel. „Wel opletten, Joost”, grijst hij naar zijn tegenstander.
Rianne (13) is het met Arie eens. „Aan het begin van het schooljaar werd er weleens naar gevraagd of ik wel of geen mobiel had. Als ik dan nee zei, vonden sommigen dat gek, maar nu heb ik er totaal geen last meer van.”
De ene klasgenoot zit wel op Whatsapp, de ander niet. Een prima voedingsbodem voor geklets achter iemands rug om. Of dat gebeurt? Ze schudden allen stellig hun hoofd. „Nee, wij hebben een fijne klas.” Ook in andere klassen gebeuren zulke vervelende dingen niet, volgens de bruggers.
Maar even later, als Marije iets verder van de groep vandaan staat, erkent ze toch wel dat één jongen niet helemaal lekker in de groep ligt. Hij heeft geen mobiel en kan de berichten op WhatsApp dus niet volgen. „Over hem wordt soms wel een beetje vervelend gedaan. Als hij weer eens te laat is, bijvoorbeeld. Maar al had hij de mooiste smartphone van de school, dan zou het nog gebeuren, denk ik.”
serie Oudercollectieven rond smartphone
Dit is het tweede deel in een drieluik over oudercollectieven rond smartphonegebruik. Donderdag deel 3.