EP wil reistijd van slachtvee inkorten
Het Europees Parlement (EP) wil dat dieren niet langer dan negen uur onderweg zijn als ze naar het slachthuis gaan.
Een meerderheid aanvaardde dinsdag in Straatsburg een voorstel hierover van de CDA’er Maat. Een deel van de afgevaardigden, onder wie de fractieleden van ChristenUnie-SGP, die de betekenis van het rentmeesterschap in dit verband benadrukten, had liever een limiet gezien van acht uur, omdat die samenvalt met de maximale periode waarin een chauffeur achter het stuur mag zitten. Pogingen om zo’n verdere aanscherping in te voeren, haalden het echter niet.
Het EP vindt dat dieren zo dicht mogelijk bij hun verblijfplaats geslacht moeten worden, ook als dat duurder is dan het slachten in een ander land. De betrokken EU-instelling roept op de ontwikkeling en het gebruik van lokale en mobiele abattoirs te bevorderen.
Viervoeters die bestemd zijn voor openbare voorstellingen en tentoonstellingen en voor culturele, sport- en opleidingsactiviteiten worden van de werkingssfeer van de verordening over de transportduur uitgezonderd. Voor zieke of gewonde dieren en voor varkens jonger dan drie weken gelden juist strengere bepalingen. Er komt een certificeringsplicht voor de vrachtwagens en de vervoerders dienen voortaan over een vergunning te beschikken.
De opvattingen van het EP fungeren als advies aan de EU-ministers van Landbouw. Die beslissen uiteindelijk. Zij vergaderen eind april over het onderwerp. In een eerder stadium hebben zij aangegeven dat zij voorstander zijn van een langere reistijd dan nu bepleit door het Parlement.
Ook Europees commissaris Byrne (Volksgezondheid en Consumentenzaken) voelt niet voor de beoogde inperking. Daarvoor zou volgens hem geen wetenschappelijk argument bestaan. Hij geeft de voorkeur aan een regeling die voorschrijft dat het vee na elke negen uur reizen twaalf uur rust krijgt. Het zou dan in de wagen moeten blijven. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat de beesten vooral gestrest raken van het laden en lossen.
Maatregelen op dit gebied dienen niet alleen ter verbetering van het dierenwelzijn. Ze zijn ook bedoeld om het risico van de uitbreiding van besmettelijke ziektes te voorkomen. Het initiatief ertoe is genomen na de mond- en klauwzeerepidemie (mkz) in 2001, die zich snel over de landsgrenzen verspreidde.
De veetransporteurs binnen brancheorganisatie Transport en Logistiek Nederland (TLN) menen dat het beter is de kwaliteit van het vervoer te vergroten dan de transportduur in te korten. Het eerste valt te realiseren door bijvoorbeeld andere eisen te stellen aan de ruimte per dier, de temperatuur, het ventilatiesysteem en de beschikbaarheid van voedsel, hooi en vers water.