Buitenland

‘Enron’ heropent debat over partijfinanciering

De ondergang van de Amerikaanse energiegigant Enron heeft een opmerkelijk gevolg gehad voor de langdurige discussie in politiek Amerika over de partijfinanciering, of beter gezegd over de financiering van politieke campagnes. Want daar komt het hele debat eigenlijk op neer.

Koen Corver
13 February 2002 10:52Gewijzigd op 13 November 2020 23:25

Het onderwerp is niet nieuw. De centrale vraag is wat ”men” mag bijdragen aan politieke kandidaten en politieke partijen in het algemeen. De kwestie werd in 1974 al eens geregeld, na onthullingen over onfrisse financieringspraktijken van toenmalig president Richard Nixon (die datzelfde jaar aftrad als gevolg van de Watergate-affaire) en van vice-president Spiro Agnew, die een jaar eerder opstapte na onthullingen over wat genoemd werden „financiële onregelmatigheden.”

In ’74 werd wettelijk vastgelegd welke bedragen individuen, organisaties (onder andere vakbonden) en bedrijven mochten geven aan de campagnes van politici. Het ging hier om wat men tegenwoordig ”hard money” noemt. Dat wil zeggen: geld dat bestemd is voor een bepaalde politicus en voor een bepaalde campagne. Zeg dus maar geld voor Hillary Clinton voor haar campagne in 2000 om in de Senaat te komen.

Tegenover ”hard money” stond de zogeheten ”soft money”. Dat was geld dat in het algemeen naar partijen ging -op het niveau van de afzonderlijke staten of op nationaal niveau- voor de ondersteuning van „algemene doeleinden.”

Onder algemene doeleinden verstaat men bijvoorbeeld campagnes om mensen ertoe aan te zetten zich als kiezer te laten registreren en vervolgens ook te gaan stemmen. Of campagnes om de jeugd bewuster te maken van de rol en van het belang van de politiek. Of om bijvoorbeeld onderwijsinitiatieven te steunen.

Van zo’n laatste onderwerp is het maar een kleine stap naar steun voor de onderwijsinitiatieven van een bepaalde kandidaat, bijvoorbeeld een presidentskandidaat. Door de beperkingen die waren opgelegd aan bijdragen in ”hard money” begonnen zowel de Republikeinen als de Democraten steeds meer ”soft money” via allerlei omwegen te gebruiken voor doelen waarvoor dat geld eigenlijk niet gebruikt mocht worden.

Dit was veel burgerrechtenorganisaties en ook een aantal politici een doorn in het oog. „Via deze achterdeur wordt de beperkingen op bijdragen aan ”hard money” omzeild. Dat stelt grote organisaties zoals vakbonden maar vooral ook het bedrijfsleven ertoe in staat door forse bijdragen in verkiezingskassen te storten partijen en politici aan zich te binden.

Aangezien een gewone kiezer die mogelijkheid niet heeft, vindt er op deze manier een gestage corrumpering plaats van het politieke besluitvormingsproces”, aldus Seth Amgott, woordvoerder van de organisatie ”Common Cause” die zich inzet voor een democratisch politiek bestel waar iedere burger -ongeacht zijn financiële draagkracht- evenveel invloed heeft op de politieke besluitvorming.

Amgott wijst erop dat het gebruik -of beter gezegd misbruik- van ”soft money” enorm is toegenomen. Tien jaar geleden ontvingen beide grote partijen nog 86 miljoen dollar (98 miljoen euro) aan ”soft money”. Twee jaar geleden was dat al 500 miljoen dollar (570 miljoen euro) en volgens de schattingen kan dat bedrag in 2004 (het volgende presidentiële verkiezingsjaar) oplopen tot 750 miljoen dollar (855 miljoen euro).

Hoewel het vooral de Republikeinen zijn -met betere betrekkingen met het kapitaalkrachtige bedrijfsleven- die dit systeem in stand willen houden, was het toch Republikeins senator John McCain die twee jaar geleden probeerde om van dit onderwerp een centraal verkiezingsthema te maken. Hij verloor echter de Republikeinse voorverkiezingen van zijn rivaal George Bush, die niet geïnteresseerd was in hervormingen op dit gebied.

Maar McCain hield vol en slaagde er vorig jaar in een wetsvoorstel door de Senaat te krijgen dat beperkingen oplegt aan bijdragen in ”soft money”. In het Huis van Afgevaardigden, waar de Republikeinen een meerderheid hebben, stuitte het wetsontwerp echter op fanatieke Republikeinse oppositie.

Totdat het Enron-schandaal in volle omvang duidelijk werd. Een energiebedrijf dat zich via bijdragen aan meer dan de helft van alle parlementariërs in Washington inkocht in het politieke besluitvormingsproces en dat na de verkiezingen -dankzij ruime bijdragen aan de campagnes van president Bush en vice-president Cheney- ongehinderde toegang had tot het Witte Huis; met andere woorden tot de regering. Er volgde een golf van kritiek en de indieners van de hervormingswet voor dit soort financiering -de afgevaardigden Christopher Shays (Republikein) en Martin Meehan (Democraat)- meenden dat de tijd rijp was voor een nu-of-nooitpoging om hun wetsontwerp er alsnog door te krijgen.

Het debat over het voorstel-Shays/Meehan is dinsdag begonnen. Het Republikeinse partijestablishment heeft een waar offensief tegen het voorstel gelanceerd, omdat de Republikeinen over het algemeen het meest profiteren van ”soft money”-bijdragen via het bedrijfsleven en via rijke partijleden. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er ook Democraten zijn die niet zo happig zijn op beperking van deze manier van financiering van hun partijactiviteiten.

Het zijn evenwel vooral de Republikeinen die zwaar geschut in stelling hebben gebracht. „Om de vrijheid van meningsuiting te beschermen”, aldus prominent Republikeins afgevaardigde Tom DeLay. Er zijn niet minder dan twintig amendementen plus een alternatief voorstel ingediend op het wetsontwerp en die zouden allemaal nog deze week behandeld moeten worden.

Het alternatieve voorstel heeft weinig kans van slagen, dus vestigen tegenstanders hun hoop op de amendementen. Als het voorstel-Shays/Meehan sterk wordt geamendeerd, dan moet een commissie van vertegenwoordigers van het Huis van Afgevaardigden en van de Senaat proberen een compromis uit te werken tussen de versie die de Senaat en de versie die het Huis goedkeurde. De tegenstanders van het wetsontwerp hopen het voorstel via deze procedure weer van tafel te krijgen.

Wat doet president Bush als het wetsontwerp er onverhoopt toch ongeschonden doorkomt? „Hij zal het wetsontwerp dan waarschijnlijk tekenen, want niet tekenen zou na alle Enron-debatten de indruk wekken dat Bush ondanks alles toch kiest voor onbeperkte invloed van het bedrijfsleven op de politiek”, zo meent de Republikein Bill Baxter.

Sett Amgott wijst erop hoe belangrijk het huidige debat voor beide partijen is, want een paar miljoen dollar meer of minder kan (via bijvoorbeeld advertentiecampagnes) net de doorslag geven in de strijd om het Congres, waar de Republikeinen een krappe meerderheid hebben in het Huis van Afgevaardigden en waar de Democraten over een krappe meerderheid in de Senaat beschikken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer