Muziek

Csaba Erdös speelt cello alsof hij zingt (video)

Hij wil hard werken, maar de bezuinigingen in de cultuursector zitten hem dwars. „Ik heb op dit moment nauwelijks inkomen”, bekent de Hongaarse cellist Csaba Erdös. „Ik voel een innerlijke drang om mooie muziek te maken.”

Evert van Dijkhuizen

20 February 2016 07:12Gewijzigd op 16 November 2020 01:36
Cellist Csaba Erdös, afkomstig uit Hongarije: „Ik wil emotie doorgeven aan mijn publiek. Als dat lukt, word ik helemaal blij van binnen. Dan krijg ik een soort tevreden gevoel: nu heb ik mijn taak op de juiste manier gedaan.” beeld Sjaak Verboom
Cellist Csaba Erdös, afkomstig uit Hongarije: „Ik wil emotie doorgeven aan mijn publiek. Als dat lukt, word ik helemaal blij van binnen. Dan krijg ik een soort tevreden gevoel: nu heb ik mijn taak op de juiste manier gedaan.” beeld Sjaak Verboom

Een portiekwoning vlak bij het Amsterdamse Vondelpark. Alle bewoners van het acht etages tellende pand zijn muzikant. Op de eerste verdieping huist cellist Csaba Erdös (47). Zijn vrouw Andrea (48) is pianiste, zijn dochter Boglàrka (19) studeert viool. Erdös wijst om zich heen. „Het is heerlijk wonen hier. Het pand is eigendom van het Amsterdamse conservatorium. We kunnen de hele dag muziek maken. De buren doen het ook. Niemand ergert zich aan een ander.”

Waarom verruilde u Hongarije voor Nederland?

„In 1991 ben ik naar Nederland gekomen om te studeren aan het Sweelinck Conservatorium. Daarvoor studeerde ik aan het conservatorium in Boedapest. Ik was net niet klaar met mijn opleiding, toen ik een vriend uit Nederland ontmoette die mij adviseerde in Amsterdam verder te gaan. Hij had zelf les gehad van de topcellist Dmitri Ferschtman. In diezelfde periode kreeg ik een beurs van de Hongaarse staat omdat ik een internationaal concours had gewonnen. Dat geld heb ik gebruikt om mijn studie in Nederland af te maken.”

U spreekt voortreffelijk Nederlands.

Erdös lacht bescheiden. „De eerste twee jaar in Nederland heb ik Engels gesproken. Maar collega’s zeiden: Als je hier een baan wilt vinden, moet je Nederlands spreken. Ik heb de taal van hen geleerd, gewoon door met hen om te gaan. Ik heb er nooit een boek voor nodig gehad.”

Kreeg u een baan?

„Ja, bij het theaterbedrijf van Joop van den Ende. Daar speelde ik veel in musicals. Bepaald niet mijn muzikale stijl, maar die baan was nodig om een verblijfsvergunning te krijgen. Een zware job. Ik was vaak de enige cellist tijdens optredens. Daarna heb ik bij het Nederlands Ballet Orkest gewerkt, maar daar moest ik drie jaar geleden weg vanwege bezuinigingen. Een grote klap. Het was een baan voor 75 procent. Ik had er een goed basisinkomen mee. Sinds m’n ontslag heb ik geen vaste baan meer gehad. Ik ben gedwongen zzp’er; geef concerten, werk mee aan cd-opnames en heb een paar privéleerlingen. Dat levert nauwelijks inkomen op. De eerste twee jaar werd ik vaak gebeld om in te vallen bij het balletorkest, maar dat is het laatste jaar een stuk minder geworden.”

Wat vindt u van die bezuinigingen?

„Ze zijn slecht voor de cultuur in Nederland. Daardoor neemt onder jongeren de interesse voor muziek af. Ik had eerder veel meer leerlingen dan nu. Nederland is een rijk land, maar gaat slordig en onverantwoord met cultuur om. Hongarije is veel armer, maar gebruikt het beschikbare geld beter.”

Muzikant worden was uw jongensdroom?

„Zeker. Ik wilde al vanaf m’n vierde musicus worden. Ik heb altijd veel gestudeerd, weinig vrije tijd gehad. Ik deed al jong mee aan concoursen in Hongarije; heb verschillende keren gewonnen. Zeker voor Nederlandse begrippen speel ik op een hoog niveau. Ik heb veel ervaring: in orkesten, in kamermuziekensembles, maar ook met jazzmuziek en entertainmentachtige stijlen. En sinds de laatste jaren ook met christelijke kerkmuziek.”

Die heeft u van huis uit niet meegekregen?

„Mijn moeder was koordirigent, m’n vader zangdocent. In het communistische Hongarije van toen kon je het echter als professioneel musicus niet maken om je publiekelijk met religie bezig te houden. Pas in Nederland maakte ik kennis met christelijke kerkmuziek. Dankzij mijn vriend, de violist Robert Cekov. Via hem krijg ik nu geregeld uitnodigingen om mee te doen met concerten in christelijke kring. Zo heb ik afgelopen Kerst in het orkest van Jan Mulder gespeeld, in de Doelen in Rotterdam. Ook maak ik cd-opnames bij Excellent Recordings in Nunspeet en werk ik mee aan koorconcerten met dirigenten als Lennert Knops en Bert Noteboom.”

Hoe bevalt dat?

„Door deze contacten ontmoet ik andere mensen dan voor die tijd: serieuze christenen. Hun waarden en normen passen goed bij mijn opvoeding. De mensen met wie ik nu samenwerk, zijn aardig, attent, tonen emoties, houden rekening met elkaar, zijn gedisciplineerd. Dat vinden Hongaren, religieus of niet, belangrijke zaken.”

Was u al wel bekend met de Bijbel?

„Ja, want dat hoort, gek genoeg, in Hongarije bij je opleiding. Zeker als je hoger opgeleid wordt.”

Wat vindt u van de muziek die u moet spelen in christelijke kring?

„Die is vaak een stuk eenvoudiger dan klassieke muziek. Maar soms is het toch wel lastig, omdat de noten die ik moet spelen eigenlijk niet zo goed bij een cello passen. Ik moet dat probleem zelf oplossen. Dat is een uitdaging, maar daar hou ik van.”

Wat boeit u in de cello?

„Het instrument lijkt op de menselijke stem. Ik speel erop alsof ik zing. Maar als kind heb ik er eigenlijk toevallig voor gekozen. Er was een celloleraar op de muziekschool in Hongarije die leerlingen zocht. Mijn ouders zeiden: Ga jij het maar proberen. Ik heb er nooit spijt van gekregen. Het instrument heeft iets klagelijks. Ik hou van de dramatische kant in de muziek; speel het liefst in mineurtoonsoorten. Ik voel de innerlijke drang om mooie muziek te maken, wil emotie doorgeven en mezelf altijd verbeteren.”

Lukt dat?

„Soms. Dan word ik helemaal blij vanbinnen. Dan krijg ik een soort tevreden gevoel: nu heb ik mijn taak op de juiste manier gedaan. Ik bespeel de snaren van mijn cello, maar probeer ook een snaar bij anderen te raken.”

Wat voor instrument bespeelt u?

„Een moderne cello, in 2012 in Boedapest gemaakt door een zeer talentvolle bouwer. Ik had liever een oude, authentieke cello gehad, maar dat lukt financieel niet. Voor mijn dochter heb ik een viool uit 1690 gekocht. Zij staat nog aan het begin van haar studie. Ik gun haar een mooi instrument. Dat zit in mijn Hongaarse opvoeding; voor je kinderen doe je alles. Zelfs als je daardoor niet meer kunt eten. Ik betaal ook haar studie, want ik wil niet dat mijn dochter geld moet lenen.”

Hoe ziet u uw toekomst?

„Ik zou graag een vaster inkomen willen. Ik ben bereid hard te werken, wil mezelf verder ontwikkelen. Want ik heb nog niet bereikt wat ik zou kunnen. Ik heb zelfs gesolliciteerd bij orkesten in Duitsland. Maar ik ben te oud en te duur. Bovendien benoemen ze in Duitsland het liefst muzikanten die in het land zelf hebben gestudeerd. Ik zou mijn lespraktijk graag uitbreiden, omdat ik de liefde voor muziek aan de jonge generatie wil doorgeven.”

Samen met uw vrouw treedt u op als duo voor cello en piano. Hoe is dat?

„Spannend. We spelen al samen vanaf onze veertiende. We zitten emotioneel én muzikaal helemaal op dezelfde golflengte. We spelen niet alleen dezelfde muziek, maar doen dat ook op dezelfde manier. Dat kun je van gelegenheidsduo’s niet altijd zeggen.”

Wat is leuker: optreden in het Concertgebouw of in een dorpskerk?

„In het Concertgebouw klappen de mensen altijd, of de uitvoering goed was of niet. Soms vraag ik me zelfs af: Waarom klappen jullie eigenlijk? In kleine kerken is het publiek vaak meer betrokken. De respons die je krijgt, vind ik eerlijker. Als de mensen iets niet mooi vinden, klappen ze niet. Vinden ze het wel mooi, dan veren ze overeind.”

www.prometheussonataduo.nl voor meer informatie over het muzikantentechtpaar.

Bekijk de video hier

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer