Zorgen over euthanasiepraktijk blijven
Wetgeving is, zo denken velen, eenvoudigweg de politieke neerslag van wat er in de maatschappij leeft. Vindt de meerderheid van het volk roken in openbare ruimten afkeurenswaardig? De politiek zorgt voor een wet die zulk gedrag strafbaar maakt.
Toch is dat te simpel gedacht. De politiek doet méér dan slechts codificeren hoe een meerderheid van het volk denkt. Door wetten te maken, schéppen politici tevens níéuwe werkelijkheden en níéuwe normen.
Neem de abortuswet van 1981. Sinds die wet in werking trad, zijn de opvattingen van Nederlandse burgers over abortus provocatus een stuk liberaler geworden. Hier trad het bekende psychologische verschijnsel in werking dat mensen de neiging hebben bestaande regels te accepteren als zijnde goed en eerlijk. Wordt er nieuwe wetgeving van kracht, dan passen burgers hun moraal daarop aan en laten zij zich als het ware heropvoeden door de nieuwe wettelijke norm.
Een ander voorbeeld is het homohuwelijk. Toegegeven, op het moment dat deze wet in 2001 van kracht werd, werd dit besluit al door een meerderheid van de bevolking gedragen. Maar de innerlijke steun voor dit instituut groeide de jaren daarna nog aanzienlijk door het enkele feit dat het homohuwelijk nu eenmaal bestond. Zo van: „Nederland is een beschaafd land. Nederland heeft het homohuwelijk. Als beschaafd mens hoor ik daar dus trots op te zijn, en eerlijk gezegd voel ik dat ook steeds meer zo.”
In dit licht is het verheugend dat de commissie-Schnabel donderdag op de rem trapte bij het thema ”legalisering van hulp bij zelfdoding”. Níét doen, adviseerden Schnabel en de zijnen het kabinet. Hun rapport ”Voltooid leven” bevat een redenering die precies aansluit bij het hierboven geschetste psychologische mechanisme. Als je eenmaal een wet hebt die hulp bij zelfdoding toestaat, kan dat er zomaar toe gaan leiden dat eenzame, zwakke en oude mensen zich onder druk gezet voelen om dan inderdaad maar, zoals dat heet, uit het leven te stappen, Zo’n situatie, waarin nieuwe regelgeving zorgt voor het verschuiven van maatschappelijke normen –en in dit geval voor toenemende onveiligheid– wíllen wij niet, aldus de ”commissie van wijzen”.
Toch zou het naïef zijn hier nu tevreden een punt te zetten. Zo van: „Chapeau voor D66-senator Schnabel. Eindelijk is er een groep van verstandige mensen, seculieren én christenen, die de euthanasiasten van de NVVE, die decennialang alleen maar terrein leken te winnen, de pas afsnijdt.”
Want de werkelijkheid is complexer. Terecht merken Schnabel en de zijnen op dat in de reeds bestaande euthanasiewet veel rek zit. Die wet, die in 2002 van kracht werd, is een typisch Nederlands product. Het is een wet die op hoofdlijnen wel normen en procedures bevat, maar die tevens veel overlaat aan hoe zaken in de praktijk, in het juridische en het medische domein, uitgelegd worden. Een wet dus die ruimte biedt aan een zich langzaam ontwikkelende praktijk.
Wat dat betekent, laten de feiten zien. In 2014 kregen in Nederland 5300 mensen euthanasie, ruim twee keer zo veel als tien jaar daarvoor. Deze cijfers tonen aan dat Schnabel gelijk heeft met zijn stelling dat de zorgvuldigheidseisen rond euthanasie steeds ruimer worden geïnterpreteerd en dat veel ouderen voor wie het burgerinitiatief Uit Vrije Wil zich in 2010 inzette, nú al op wettige wijze ‘geholpen’ kunnen worden.
Wie dit alles op zich in laat werken, beseft enerzijds hoe terecht het is dat Schnabel en de zijnen weigeren om naast de al bestaande euthanasiepoort, in de Nederlandse stadsmuur nog een andere, wijdere poort uit te hakken. Maar die beseft anderzijds ook hoe terecht het is om bezorgd te blíjven over de wijze waarop de euthanasiepraktijk zich in ons land ontwikkelt zolang de Schnabels van deze wereld levensmoede mensen, artsen en rechters blijven toeroepen: „Die bestaande poort van ons, die wordt nog veel te weinig benut. Daar kunnen –echt waar– nog heel wat meer mensen doorheen.”