„Hoe zou u het vinden als u uw broek uit moest trekken?”
Ze vormen de tweede of derde generatie allochtonen in Frankrijk. Hun moedertaal is Frans en ze leven als Fransen. Ze zijn het ermee eens dat kerk en staat zijn gescheiden. Echte kinderen van de Republiek dus, ondanks hun hoofddoek.
Het is vrijdagmiddag, even na twaalf uur, als Dalia Cassim (16) en Safia Mahmutovie (17) in het gezelschap van tientallen andere moslims op weg zijn naar de moskee van La Courneuve. Blootshoofds. Vlak voordat ze bij de moskee aankomen, houden ze halt. Uit hun jaszakken toveren ze een grote doek tevoorschijn. Die wordt zorgvuldig om het hoofd gewikkeld. Even later duiken ze de moskee in om het vrijdaggebed bij te wonen.
Na de bijeenkomst willen de beide dames wel iets kwijt over het besluit van de Franse regering om met ingang van volgend schooljaar opzichtige religieuze symbolen in de klas te verbieden. Ze zijn in het gezelschap van een aantal andere jongedames, bijeengetrommeld door Lhaj Thami Brèze, voorzitter van de UOIF, Frankrijks grootste moslimorganisatie, die in het pand is gehuisvest.
Dalia en Safia dragen alleen een hoofddoek in de moskee. Hoewel ze ervan overtuigd zijn dat het bedekken van het hoofd voor vrouwen een voorschrift binnen de islam is, hebben zij zich die gewoonte nog niet eigen gemaakt. „We zijn er nog niet klaar voor”, vertelt Dalia, terwijl de twee - in het besef dat de anderen wel de hele dag een hoofddoek dragen- enigszins beschaamd naar het tafelblad kijken.
Geen van de dames voelt zich verplicht om hun haren te bedekken. Evenmin kennen ze persoonlijk iemand voor wie dat wel geldt. Dat zoiets toch voorkomt, ontkennen ze niet, maar die verhalen worden sterk overtrokken in de media, denken ze. Imane Ezzahoui vindt de discussie wat gezocht: ”Onze ouders weten immers toch niet wat we doen als we uit hun buurt zijn? Dus we kunnen in principe doen wat we willen.”
De moslima’s wijzen erop dat het voor Allah geen enkele waarde heeft als een vrouw een sluier draagt om haar ouders, haar man of haar omgeving te plezieren. Iemand met hoofddoek is niet beter dan iemand zonder. Alleen Allah weet wie het er als beste vanaf brengt. Dat is degene die het meeste geloof heeft en het dichtste bij hem staat, vullen de dames elkaar in koor aan.
Alle zes zijn ze tegen de wet die het dragen van een hoofddoekje verbiedt, ook Dalia en Safia. „Men zou het minirokje moeten verbieden”, zegt Safia lichtelijk verontwaardigd. Ze begrijpt niet dat de overheid hen dwarszit, terwijl anderen „op een vulgaire manier” over straat mogen gaan.
Samia Ouraghi (18) en Imane verbazen zich over de wet, omdat zij in de klas nu al geen hoofddoekje op mogen hebben. Volgens Imane is de wet gemaa kt voor slechts enkele gevallen waarin leraren wel een sluier toestaan.
Tegenstanders van het regeringsbesluit hebben er in de discussie op gewezen dat de bestaande wetgeving toereikend is om de sluier in de klas te verbieden. In een aantal gevallen heeft dat ook tot schorsingen geleid. Zo werden op 24 september vorig jaar in Aubervilliers, even ten noorden van Parijs, Alma Lévy (18) en haar twee jaar jongere zusje Lila van school verwijderd, omdat ze weigerden hun hoofddoekje af te doen. Dit incident vormde overigens de aanleiding voor het opnieuw oplaaien van het hoofddoekjesdebat.
Met hun weigering om gesluierde leerlingen in de klas toe te laten, staan de docenten van Samia en Imane niet alleen. Drie op de vier leraren steunen het initiatief van de regering. Bovendien hadden de meesten van hen het hoofddoekje al in hun eigen klas verboden. Hoewel precieze getallen ontbreken, schat de minister van Onderwijs, Luc Ferry, het aantal meisjes dat met gedekt hoofd in de klas zit op 1000 à 1500. Slechts in een honderdtal gevallen leidde dat aan het begin van het schooljaar tot gesprekken en in een tiental gevallen tot geschillen, aldus Ferry.
„Natuurlijk levert het afdoen van de hoofddoek gewetensproblemen op”, vertelt Imane. „Het doet echt pijn. De overheid wil dat we ons uiterlijk losmaken van ons innerlijk. Hoe zou u het vinden wanneer ze zouden vragen uw broek uit te doen? Dat klinkt misschien lachwekkend, maar zo voelt het wel. Wij lijden er echt onder. Ik verzeker u dat ik soms de neiging heb om te huilen.”
Samia: „Maar wat moeten we? We worden gedwongen. Als we een klacht indienen, duurt het jaren voordat die door een rechtbank wordt behandeld. Ondertussen gaat de school door. En iedereen weet hoe belangrijk een opleiding is voor de integratie”, roept Imane bijna wanhopig uit.
„We hebben ervoor gekozen in de klas onze hoofden te ontbloten, om zo onze studie te kunnen vervolgen. Op die manier proberen we in de maatschappij op te klimmen in de hoop dat de situatie eens zal veranderen. Daarom zijn we de straat op gegaan. Om op te komen voor onze geloofsvrijheid.”
Voor de moslima’s is de wet des te teleurstellender, daar ze de toekomst juist met enig vertrouwen tegemoet zagen. „Op de arbeidsmarkt leek er meer ruimte te komen voor het dragen van een hoofddoekje. Maar nu? De regering gaat de hoofddoekje op school verbieden. Hetzelfde gaat straks gelden voor de ziekenhuizen en andere openbare gebouwen. En onze president heeft bedrijven opgeroepen met soortgelijke voorschriften te komen. Ziet u hoe de vrijheid wordt gemarteld?” klaagt Imane.
Er is sprake van pure demagogie, vinden de dames, verwijzend naar verhalen in de Franse pers waarin breed werd uitgemeten hoe een paar moslims weigerden hun vrouw te laten behandelen door mannelijke artsen. Volgens de jonge moslima’s is er niets aan de hand. „Er is een code die onder meer voorschrijft dat patiënten hun eigen arts mogen kiezen. Als ik een vrouwelijke arts wil kiezen, heb ik daar recht op.” En als er sprake is van een noodgeval? „Dan nemen we gewoon wie er voorhanden is. Dus ook een man„, zegt Nabiata Mohamed (23). „Mijn opticien is een man”, laat Nabsoita Mohamed (21) triomfantelijk weten. Nabsoita mag wel een hoofddoek dragen van haar docenten. Ze zit namelijk op de universiteit, waarvoor het verbod niet geldt. Waarom het daar wel mag, weet ze niet. „Dat is de paradox.” Nabsoita is een van de weinigen die op de middelbare school ook een hoofddoek droeg. „Maar als ik ertoe was gedwongen, had ik hetzelfde gedaan als de anderen”, erkent ze. „Zonder opleiding heb ik geen toekomst.”
Met integratie heeft de discussie niets te maken, vindt Imane, die zich als een soort woordvoerster namens de hele groep ontpopt. „Wij behoren tot de tweede of derde generatie allochtonen. Wij zijn echte Fransen. We kleden ons als Fransen, eten en drinken als Fransen, wij doen hetzelfde als Fransen. Ik heb geen enkele band met het land waar ik oorspronkelijk vandaan kom. Marokko of Algerije, het is leuk om er de vakantie door te brengen.” De anderen laten instemmende geluiden horen.
De meiden zeggen verder de opvattingen van de Republiek te delen. Met het principe van scheiding tussen kerk en staat hebben ze geen moeite. „Het is geen enkel probleem om tegelijk Frans staatsburger en moslim te zijn”, zegt Samia. De echte problemen, zoals werkloosheid en slechte huisvesting blijven onaangeroerd, meent Imane. „De regering laat de Fransen de echte problemen vergeten en stelt de bevolking tevreden met deze wet. Zo voedt men de islamofobie in Frankrijk.”