Doodsangsten bij bestorming opvang Woerden
UTRECHT (ANP). Vluchtelingen en beveiligers hebben doodsangsten uitgestaan toen een groep van ruim twintig belagers op 9 oktober de noodopvang voor vluchtelingen in Woerden in sporthal Snellerpoort aanvielen. Dat bleek woensdag uit hun schriftelijke verklaringen bij de rechtbank in Utrecht.
Op het moment van de aanval verbleven er 150 asielzoekers, onder wie vijftig kinderen. De aanvallers met bivakmutsen op riepen teksten als „oprotten”. Ook gooiden ze met dranghekken, stenen en zwaar vuurwerk en probeerden ze de sporthal binnen te dringen.
Een hondengeleider heeft verklaard dat hij zich „nog nooit zo bedreigd heeft gevoeld”. „Ze gooien met van alles. Wat was er gebeurd als ze binnen hadden kunnen komen?” Een andere beveiliger: „Uit het niets kwamen ongeveer 25 mensen zonder aanleiding op ons af en begonnen direct met het gooien van vuurwerk. Je bent bang dat ze je uit de auto trekken.”
In totaal moeten achttien mannen zich woensdag en donderdag bij de rechter in Utrecht verantwoorden voor de aanval. De aanvallers waren gehuld in het zwart. Een van hen droeg een sjaaltje met een witte doodskop. „Ik was bang dat er iets met de vluchtelingen zou gebeuren”, zei de betrokken vrouwelijke beveiliger.
Verdachte Rocco V. (27) zei tegen de rechters dat hij na „de eerste knal” zo snel mogelijk is weggegaan. „Wat ik zag was niet normaal. Ik had een normale demonstratie verwacht.” Ook twee andere verdachten zeggen een protest te hebben verwacht, geen aanval.
De aanklaagster gelooft er niets van. „Het was wel degelijk een voorbereid plan. De verdachten hebben zich als lid van de groep gemanifesteerd door zich op dezelfde manier onherkenbaar uit te dossen.”
De aanval werd in een app-groep en in een café besproken, concludeert ze. In de app werd vooraf een vluchtroute afgesproken en gemeld dat er vuurwerk en eieren mee werden genomen. De aanklaagster citeert een app: „We laten die tyfusapen weten dat wij ze kapot gaan maken.” Het Openbaar Ministerie eiste tegen de eerste drie verdachten 180 uur werkstraf en een voorwaardelijke celstraf van een maand.