Dat blijkt uit onderzoeksresultaten die donderdag in Lelystad zijn gepresenteerd op het internationale symposium ”Automatisch melken”. Zo’n 350 Europese landbouwspecialisten bespreken tot en met morgen de laatste ontwikkelingen, mogelijkheden en beperkingen van de moderne melkrobot. Kern van de discussie is een driejarige studie, waaraan zeven onderzoeksinstituten en zes producenten van melkmachines uit zes EU-lidstaten deelnamen.

Negentig procent van de melkrobots is geplaatst op Europese melkveehouderijen. Koploper is Denemarken, waar de afgelopen twee jaar het aantal melkrobots meer dan vertienvoudigd is.

In het EU-onderzoek is nagegaan wat destijds de motivatie was voor boeren om over te stappen op de kapitaalintensieve melkrobot, die sinds 1992 de stallen verovert. Tweederde van de geïnterviewde melkveehouders noemde toen de sociale voordelen. Zij verwachtten hun werk flexibeler te kunnen indelen en er zouden meer mogelijkheden ontstaan voor een sociaal en een gezond leven.

Deze verwachtingen blijken redelijk goed uit te komen. Uit de laatste cijfers blijft dat -opnieuw- tweederde van de boeren die inmiddels een melkrobot gebruiken, zegt dat de „kwaliteit van hun leven is toegenomen”, aldus Erik Mathijs van de Katholieke Universiteit Leuven, leider van het deelproject ”Sociaal-economische aspecten”.

Andere aspecten die in het EU-project werden onderzocht, zijn de maatschappelijke acceptatie van het automatisch melken, de invloed op de melkkwaliteit, de hygiënische aspecten en de relatie met gezondheid en welzijn van de koe. Ook de bedrijfsmatige veranderingen die de inzet van de melkrobot met zich meebrengt, werden uitvoerig bestudeerd.