Pensioensector wil af van beloftes over pensioen
AMSTERDAM. De Nederlandse pensioensector sorteert voor op een historische stap. De fondsen willen af van de vaak tot op de euro nauwkeurige toezeggingen over het toekomstig pensioen. Voor die harde aanspraken in de plaats moeten burgers in een ‘eigen pot’ geld gaan sparen voor hun pensioen, waarbij eventuele beleggingsrisico’s geheel voor hun rekening zijn.
Daarvoor pleit directeur Gerard Riemen van de Pensioenfederatie, de koepelorganisatie van de sector, woensdag in Het Financieele Dagblad.
Volgens Riemen is het huidige systeem waarin beloftes worden gedaan over de hoogte van toekomstige uitkeringen niet langer houdbaar. „We kunnen het niet meer uitleggen”, zegt hij. „We werken met aanspraken, maar mensen willen gewoon weten hoeveel geld er voor hen opzij is gezet.”
De afgelopen jaren verdween de aloude gedachte dat de in pensioenoverzichten tot op de euro nauwkeurig voorgespiegelde uitkeringen onwankelbaar vaststaan al als sneeuw voor de zon. Door de oplopende levensverwachting, een extreem lage rentestand en niet zelden verkeerd uitgepakte beleggingskeuzes daalden de dekkingsgraden van pensioenfondsen (die de verhouding aangeven tussen hun beleggingen en hun verplichtingen) in enkele jaren tijd met tientallen procenten tot ruim onder de 100 procent.
Grote fondsen moesten daarom de afgelopen jaren voor het eerst in hun historie de pensioenen verlagen. Toch bleven de meeste fondsen harde beloftes doen over de hoogte van het toekomstige pensioen, bijvoorbeeld 70 procent van het gemiddelde loon. Ook hamerden zij erop dat er meer geld in kas is dan ooit, en dat het slechts de lage rekenrente is die ze dwingt zichzelf ‘arm te rekenen’.
Nu de rente de afgelopen maanden alleen maar verder is gedaald en er opnieuw kortingen voor de deur staan, lijken de fondsen eieren voor hun geld te kiezen. Waar de pensioenlobby zich de afgelopen jaren hoofdzakelijk verzette tegen alle kabinetsmaatregelen om grotere buffers aan te houden en tevens een fors hogere rekenrente bepleitte, kiest de sector nu voor een vlucht naar voren.
Door harde toezeggingen over het toekomstig pensioen achterwege te laten, kunnen de begrippen ”dekkingsgraad” en ”rekenrente” de prullenbak in.
Riemen noemt het in het FD „een doodlopende weg” om met rekenrentes te becijferen hoeveel geld fondsen nu in kas moeten hebben om over vijftig jaar een pensioen van bijvoorbeeld 100 euro uit te keren. „Niemand kent de toekomst”, stelt hij. „Vroeger kon je een gat opvullen met een hogere premie voor werknemers, door vergrijzing gaat dat niet meer.”
In het nieuwe stelsel dat hij voorstelt, bouwen deelnemers daarom ook geen aanspraken meer op, maar ‘slechts’ een hoeveelheid geld die vervolgens door de fondsen wordt belegd. „Juridisch gezien beloven we niet langer een uitkering met een bepaalde hoogte”, stelt hij. „Dan heb je geen rekenrente nodig en is de dekkingsgraad per definitie 100 procent.”
Pensioendeelnemers kunnen zien hoeveel geld van hen er in de pot zit en hoe dat rendeert en krijgen hooguit een indicatie van wat dit later aan pensioen zou kunnen opleveren. Ook de al opgebouwde aanspraken wil Riemen overzetten naar zo’n nieuwe pot. „We denken dat dit in het belang van deelnemers is.” Hij verwacht dat fondsen, als ze „vrij zijn” van de beperkingen en buffervereisten die de overheid ze nu oplegt, zelfs „betere resultaten” kunnen realiseren.
Pensioenfondsen zouden daarmee in zekere zin verworden tot beleggingsfondsen die het pensioenkapitaal van deelnemers beleggen. Volgens John Smolenaers, pensioenadviseur bij Deloitte, noopt dit onmiskenbaar tot een hernieuwde „discussie over de verplichtstelling” van pensioendeelname, zo zegt hij op Twitter. Ook hoogleraar internationaal pensioenrecht Hans van Meerten (Utrecht University) is die mening toegedaan. Pensioenfondsen zijn volgens hem helemaal ingericht op de uitkeringsbelofte. „Vervalt de belofte, dan vervalt hun bestaansrecht.”