Binnenland

Juliana was interreligieus

Dogma’s, kerkordelijke kaders en strakke leefregels. Prinses Juliana was er wars van. Ook al maakte zij kennis met de bevindelijk gereformeerde leer, zij toonde zich vooral een warm voorstander van de oecumene. Afscheid van een Oranje die weliswaar niet tegen bomen sprak, maar wel rekening hield met reïncarnatie als een mogelijkheid om fouten uit dit leven te herstellen.

W. B. Kranendonk
24 March 2004 14:20Gewijzigd op 14 November 2020 01:04

Overtuigde Oranjeklanten binnen de gereformeerde gezindte reageerden in 1998 geschrokken toen prinses Juliana bij het huwelijk van haar kleinzoon Maurits deelnam aan de roomse communie. Maar algauw waren ze bereid kardinaal Simonis te geloven, die stelde dat de communiegang het gevolg was van Juliana’s verwardheid. Vanwege de commotie die deze daad binnen protestantse kringen bracht, probeerden vertegenwoordigers van het Hof te doen geloven dat het om een uitzondering ging. Onze oud-koningin was en bleef hervormd.

Inmiddels is bekend dat er van een uitzondering zeker geen sprake was. Pastoor Oostvogel verklaarde afgelopen zondag dat de voormalige vorstin heel goed wist wat ze deed tijdens de huwelijksdienst in Apeldoorn. De deelname aan het roomse sacrament was dan ook geen uitzondering. Begin jaren tachtig ging ze met andere leden van de koninklijke familie ter communie tijdens een dienst in Bilthoven waar de oudste drie kinderen van prinses Irene het vormsel ontvingen.

Aan kerkelijke grenzen en scheidsmuren had koningin Juliana een grondige hekel. Ze stond van harte achter de oecumenische gedachte. De totstandkoming van de Wereldraad van Kerken in 1948 had daarom haar volle instemming.

De overgang van haar dochter Irene in 1964 tot het rooms-katholicisme was voor Juliana minder een punt dan binnen orthodox-protestantse kring toentertijd werd verondersteld. Wel toonde ze zich verbolgen over het besluit van aartsbisschop Alfrink om de prinses over te dopen.

De oecumenische opvattingen van prinses Juliana overschreden zelfs de grenzen van het christendom. Ze liet zich al op jonge leeftijd uitgebreid informeren over de religieuze opvattingen van de mensen in Nederlands-Indië. De prinses verdiepte zich in astrologie en was onder de indruk van de reïncarnatiegedachte. Via een vriendin raakte ze bekend met de antroposofie, een wijsgerige gedachtegang gericht op zelfverlossing. Aan het hof organiseerde ze interreligieuze bijeenkomsten.

Die aandacht voor niet-christelijke religies kreeg de prinses van huis uit mee. Haar vader, prins Hendrik, bracht haar de belangstelling voor het spirituele bij. Zelf voelde hij zich sterk aangesproken door de wijsheidsleraar Schneiderfranken. Deze Duitser zei uit te gaan van het christelijk geloof, maar sprak over allerlei bijzondere geestelijke ervaringen waarmee hij zich dacht te kunnen opwerken tot God. Prins Hendrik vertelde in later jaren zijn dochter dat het lichaam niet meer is dan een etui waaruit de ziel bij het sterven ontsnapt om vervolgens een nieuw leven te beginnen.

Koningin Wilhelmina maakte haar dochter vertrouwd met de historische verbondenheid van het Oranjehuis met het protestantisme. Zij zag de strijd van haar voorvaderen vooral als een gevecht tegen het roomse imperialisme en daarom behield zij altijd reserve ten opzichte van de Rooms-Katholieke Kerk.

Dat historisch besef droeg ertoe bij dat Wilhelmina zich verbonden wist met het orthodox-protestantse deel van de natie, ook al deelde ze niet alle opvattingen van die groep. Tijdens hun tochten over de Veluwe kwamen de vorstin en haar dochter regelmatig in Uddel, waar ze soms Jaantje Vos bezochten. Die vertelde van haar stille omgang met de Heere. De jonge Juliana luisterde stil toe, zoals ze ook later deed toen een van de hofdames op paleis Soestdijk niet kon zwijgen over de dienst van de Heere.

Haar protestantse overtuiging verhinderde Wilhelmina niet dat ze bijzonder ruimdenkend was. Ze wilde zich zeker niet binden aan een kerkelijke opvatting. Overduidelijk liet ze een medewerker weten: „Het moet nu eens en voor al uit zijn met het streven mij te annexeren met of bij welke kerk of kerkelijke groep dan ook.” Dat oecumenische denken gaf ze haar dochter Juliana mee. Het verklaart wellicht waarom de jonge prinses Juliana er lang mee wachtte zich bij een kerk aan te sluiten, iets waarover haar moeder zich toch enige zorg maakte. Uiteindelijk deed ze in 1927 belijdenis in de Nederlands Hervormde kerk.

Prinses Juliana is altijd lid gebleven van de vaderlandse kerk. Maar zij kreeg in de loop der jaren wel steeds meer afkeer van kerkelijke vormen. De groeiende belangstelling voor buitenchristelijke spiritualiteit was daar omgekeerd evenredig mee. „Er is oneindig veel meer te leren in het geestenrijk”, zei ze in 1952 in een toespraak tijdens haar reis door de VS.

Na haar aftreden bezocht de oud-vorstin geregeld de diensten van de vrijzinnige gemeenschap in Baarn. De ruimte die ze binnen die denominatie vond, ervoer ze als weldadig: geen dogma’s, zelfs aarzeling bij de redelijkheid van het geloof in een God. Het past in die lijn dat voor de uitvaartdienst van aanstaande dinsdag een remonstrantse predikante is gevraagd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer