Een pinguïn met zwemvleugels
Hoewel prentenboeken van oudsher voor kinderen bedoeld zijn -in tegenstelling tot bijvoorbeeld de bekende sprookjes van Charles Perrault- richten niet alle prentenboekenmakers zich op de kleintjes. Yvonne Jagtenberg legt een volwassen bodem onder het verhaal van ”De vlieger” en de magische wereld van ”De notenkraker” is, mede door de hoeveelheid tekst, eerder geschikt voor boven de tien. Geen probleem, de kleuters komen niets tekort.
Met ”De vlieger” heeft Yvonne Jagtenberg het derde prentenboek voltooid waarin Arno de hoofdrol speelt. In ”Een bijzondere dag” en ”Mijn konijn” overheerst de vertedering om het jongetje dat voor het eerst naar school gaat of zijn konijn zoekt. ”De vlieger” speelt zich af op een camping. Het sombere kleurgebruik, de caravans en de fabrieken die de skyline vormen, bieden een tamelijk troosteloos decor. Arno wil vliegeren, maar de vlieger blijft op de grond liggen. Zijn moeder zit met een boek voor de tent. „Vanavond komt je vader”, zegt ze en leest verder.
De campingbaas en zijn familie helpen Arno met vliegeren. Net als de vlieger in de lucht is, laat iemand het touwtje per ongeluk los. Dan komt Arno’s vader, hij heeft de vlieger gevonden. „Het was een mooie dag op de camping”, is de slotzin van het prentenboek. Maar vrolijk is het niet echt. „Nee”, zegt Yvonne Jagtenberg. „Dat is een bewuste keuze geweest. Het is namelijk een herkenbaar tafereel voor kinderen: ouders die eindelijk vakantie hebben en geen zin hebben om met de kinderen te spelen. Op campings zie je vervolgens ontmoetingen met anderen, wat op zich positief is. Die fabrieken op de achtergrond zijn een realistisch beeld, vind ik. Ik wilde het niet mooier maken dan de werkelijkheid, vandaar deze bodem in het verhaal. Ik hou ervan om niet alles in woorden te vertellen. Ook in dit boek vertellen de tekeningen een eigen verhaal.”
Binnenkort verschijnt bij uitgeverij Leopold een prentenboek waarvoor Jagtenberg, die in 2002 de Charlotte Köhlerprijs ontving voor haar oeuvre, een nieuw karaktertje heeft ontworpen: Lotje.
Fikse storm
Soms baseert het echtpaar Schubert een verhaal op een oud liedje, zoals ”Een gat in mijn emmer”, met de intussen voor veel kinderen bekende Beer en Egel. ”Gekke buren” vindt zijn wortels in een oud volksverhaal dat wel wat weg heeft van de fabel ”De krekel en de mier”. De kleine, krenterige Kaat wordt opgeschrikt door de komst van een buurman die met veel tumult een huis in elkaar timmert. Kaat doet alles om hem weg te krijgen. Ze scheldt hem uit, maakt een hek om haar tuin en werkt verbeten door, want tijd om te luieren heeft ze niet. Haar nieuwe buurman Bram blijkt een levensgenieter te zijn. Hij schommelt, slaapt, gaat op zijn gemak vissen, terwijl Kaat druk is met zaaien, wieden en oogsten. Bram geeft Kaat wel cadeautjes, ze vindt bijvoorbeeld een verse vis op haar stoep.
Als het herfst wordt, heeft Bram het koud. Zijn slordig in elkaar getimmerde huis waait met een fikse storm de lucht in. Diep in Kaat ontwaakt een warm plekje. Ze laat Bram binnen, ze heeft alleen niets te eten, zegt ze. Maar Bram kan soep maken van een hamer. Hij zet een pan met water op, met de hamer, peper en zout. De hamersoep smaakt nergens naar, vindt Kaat. „Tja, een worstje erin, dat zou wel helpen”, geeft Bram toe. „En heb je misschien een wortel voor me?” Nietsvermoedend haalt Kaat allerlei ingrediënten. Ten slotte eten ze samen de pan tot op de bodem leeg.
De Schuberts debuteerden in 1980 met ”Er ligt een krokodil onder mijn bed”. Niemand weet wie wat tekent, het echtpaar staat samen garant voor tekst en illustraties. Met dit vijftiende prentenboek hebben ze een tintelend verhaal aan de Schubert-collectie toegevoegd.
Kleine vlerkjes
Hans de Beer houdt van uitersten. Af en toe kiest hij voor de tropen, vaker bivakkeren zijn helden op de poolgebieden. Soms combineert hij deze uitersten, zoals in ”Kleine IJsbeer in de tropen” en in ”Kleine IJsbeer weet jij de weg?” waarin een babytijger verdwaalt. De poolgebieden winnen het: maar liefst zeven verhalen over de Kleine IJsbeer spelen zich onder arctische omstandigheden af en zijn onlangs verfilmd. De Beer introduceert een poolvos, een sneeuwhaas, een papegaaiduiker en een scheepskat, meestal verdwaald, meestal aandoenlijk babyachtig.
De boeken die hij met Burny Bos maakte, hebben een ander karakter. (”Tetkees zoekt een baby (1989)”, ”Valentino de Kikker (1990)” en ”Alexander de Grote (2000)”). De verhalen over Bodo het aapje maakte De Beer met zijn vrouw Serena Romanelli.
”Leonardo” is een variatie op de Kleine-IJsbeerverhalen. Met de besneeuwde bergen op de achtergrond laat De Beer de kleine Leonardo als een echte Henry Fokker het luchtruim kiezen. Omdat Leonardo een gele snavel heeft en niet, zoals de andere pinguïns, een rode, denkt hij dat hij meer bij de albatrossen hoort die hoog in de lucht zweven. Zwemmen kan hij ook niet goed. Otto de albatros, met gele snavel, is zijn grote vriend. Leonardo wil vleugels, en omdat hij maar kleine vlerkjes heeft, maakt hij ze zelf. Als een baksteen valt hij met zijn vleugels in de sneeuw, boven op een vliegtuig. Otto en hij graven het vliegtuig uit de sneeuw. Met een vliegeniersbril en een petje op zoeft Leonardo na verloop van tijd toch door de lucht. Alle pinguïns zijn jaloers, maar ze mogen mee en Leonardo is de grote held. Op hun beurt leren de pinguïns Leonardo zwemmen. „Het is net vliegen wat je doet”, zegt Otto. „Maar dan met zwemvleugels”, lacht Leo. Hoewel de Beer niet veel afwisseling biedt in thematiek, hoeven de populaire boeken met puntgave tekeningen geen aanbeveling.
Mooiste muisje
”Het liefste muisje” van Quentin Gréban en Antonie Schneider is een aanwinst voor de kinderkamer. Het meisjesmuisje Nicky moet met een jurk vol lieveheersbeestjes elke dag langs de enorme hond Viktor, die zegt dat ze dom is omdat haar hoofd vol kaas en spek zit. Nicky wil niets meer eten. Ze is dik en dom, denkt ze. Papa muis zet een spiegel voor haar neer. „Ben ik dat?” vraagt ze ongelovig. „Met die grote ogen en die glanzende vacht…” Jawel, ze is niet alleen het mooiste, maar ook het liefste muisje van de wereld, beweert vader muis. Hij vertelt een verhaaltje en Nicky begrijpt het. Ze pakt het lekkerste stukje spek en brengt het naar Viktor. „Ik heb wat lekkers voor je”, zegt ze. Viktor smelt ter plekke. Hij probeert uit te leggen waarom hij gromde, maar Nicky valt hem in de rede. „Ik weet wel dat ik niet dom en dik ben.” Het duurt niet lang of ze kruipt over Viktor heen en ze vertellen elkaar van alles, als echte vrienden. De tekeningen van de vakman Schneider zijn schitterend.
De illustratrice Lisbeth Zwerger is onvermijdelijk verbonden aan sprookjes. De humoristische en dichterlijke vertelkunst van E. T. A. Hoffmann is voor haar het neusje van de zalm. Zwerger heeft zo’n voorkeur voor deze schrijver dat ze het verhaal van ”De notenkraker” zelfs voor de tweede keer illustreerde. In 1980 voorzag ze het sprookje -dat Hoffmann bedacht voor de dochter van een vriend- van tekeningen die nog altijd prachtig zijn. In deze uitgave heeft ze zichzelf overtroffen. De Weense Zwerger ontving niet voor niets de prestigieuze Hans Christian Andersenprijs voor haar werk.
Tinnen soldaatjes
Ook in het verhaal van de lelijke notenkraker, die in de koortsdromen van het meisje Clara tot leven komt en in gevecht raakt met de zevenkoppige muizenkoning en diens leger, blijft Lisbeth Zwerger trouw aan haar aquareltechnieken. De sfeer die ze daarbij weet op te roepen, is meesterlijk. Het spel met licht en schaduw is geniaal en getuigt van jarenlange ervaring. Ook de kleinste tinnen soldaatjes zijn zeer de moeite van het bekijken waard, zelfs onder de loep. Voor een prentenboek is er, zoals in de meeste sprookjesboeken, veel tekst, die vertelster Susanne Koppe al heeft ingekort.
Het verhaal bevat alle elementen van het sprookje. Er gebeuren dingen die niet kunnen, maar in dromen haalbaar zijn. Uiteraard loopt het goed af. Clara trouwt met de neef van meneer Drosselmeijer. Hij komt haar halen met een gouden koets, getrokken door zilveren paarden. Bij dat slot denk je overigens dat Clara nooit uit haar dromen is ontwaakt.
voetnoot (u17(”De vlieger”, door Yvonne Jagtenberg; uitg. Hillen, Amsterdam, 2003; ISBN 90 76766 50 9; 32 blz.; € 12,49;
”Gekke buren”, door Ingrid en Dieter Schubert; uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2003; ISBN 90 5637 562 8; 32 blz.; € 12,50;
”Leonardo”, door Hans de Beer; uitg. De Vier Windstreken, Voorschoten, 2003; ISBN 90 5579 949 1; geb.; € 12,75;
”Het liefste muisje”; door Quentin Gréban en Antonie Schneider; uitg. De Vier Windstreken, Voorschoten, 2003; ISBN 90 5579 945 9; 32 blz.; € 12,75;
”De notenkraker” door E. T. A. Hoffmann en Lisbeth Zwerger; uitg. De Vier Windstreken, Voorschoten, 2003; ISBN 90 5579 749 9; 32 blz.; € 12,95.