Mietje Hulshoff, de dolende domineesdochter
Titel:
”Mietje Hulshoff of de aanslag op Napoleon”
Auteur: Geertje Wiersma
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2003
ISBN 90 3512 573 8
Pagina’s: 175
Prijs: € 17,95. Er zijn dictators en dictators. Een echte dictator sterft in bed, een onechte dictator wordt gedood of gedwongen zichzelf te doden. Zo horen Napoleon, Stalin, Idi Amin en misschien Aristide in de ene groep en Hitler, Caesar en vele anderen in de andere groep.
Bijna was Napoleon in eigen land vermoord met een vergiftigde hoed, poederbrieven(!), snuiftabak… of zou hij vallen onder de hand van een moderne Jaël, genaamd Mietje Hulshoff (1781-1846). Over deze vrouw schreef Geertje Wiersma een boek, getiteld ”Mietje Hulshof of de aanslag op Napoleon”. Mietje Hulshoff? Wie is Mietje Hulshoff?
Mietje verliest op veertienjarige leeftijd eerst haar geliefde en intelligente broer en tien weken later haar even geliefde als hard werkende vader, de doopsgezinde predikant Allard Hulshoff.
Dit was in 1795, dus in de Franse Tijd. Daendels en Pichegru hadden met hun legers in januari van dat jaar kans gezien de bevroren Waterlinie te passeren en door te stoten tot in het hart van Holland. Vele zogenaamde patriotten vierden feest en zagen verlangend uit naar een grondwet en naar de vrijheid, gelijkheid en broederschap van de Franse Revolutie. Ook de dan nog in leven zijnde vader Hulshoff is enthousiast.
Maar wat gebeurt er: niks vrijheid en broederschap. Napoleon zet orde op zaken en weet het eindeloze geguillotineer van de revolutionairen te stoppen door zelf de macht in handen te nemen en via een massale dienstplicht het leger tot een in de geschiedenis ongekend machtsinstrument om te bouwen. Gelijkheid wil zeggen: iedereen gaat vechten voor de eer van Frankrijk en ”l’ Empereur”. Erger is dat de Republiek is afgesneden van de beide Indiën en dat Napoleon besluit om door middel van het continentale stelsel alle handel met Engeland af te snijden. Gevolg: kwijnende handel en armoe troef.
Volwassen zijnde wordt Mietje een dolende domineesdochter. Van een felle patriot wordt ze hartstochtelijk republikein. Weg met keizer Napoleon en weg met prins en stadhouder Willem (die is al naar Engeland gevlucht). In 1804 laat de radicale Mietje in een brochure van zich horen. Ze wordt gearresteerd, ondervraagd en, mede gezien de reputatie van de familie Hulshoff, spoedig weer vrijgelaten. De politie denkt dat ze handelt in opdracht van anderen…
Hysterica
Twee jaar later slaat ze nogmaals toe met een brochure: ”Republikeinen, doe uw plicht! Gij kunt het vaderland nog redden! Het vaderland!” Per beurtschip en postwagen stuurt Mietje haar boodschap het land in, maar ze wordt door onbekenden ontvoerd (Vrienden van moeder? Of justitie?). Mietje ontsnapt en geeft zichzelf aan bij de politie.
Mietjes moeder, die haar dochter al eens eerder heeft willen laten opnemen wegens geestelijke problemen, huurt twee advocaten in. Een is de bekende Réveil-man Willem Bilderdijk. Hij vindt haar een „aandoenlijke juffer”, schrijft een pleitrede waarin hij aantoont dat zij een dweepzieke hysterica is, maar Mietje wil geen rede en verdwijnt voor twee jaar in ’t verbeterhuis.
In 1809 als de aansluiting bij Frankrijk nog hechter wordt, klimt de schrijfster opnieuw in de pen en wordt weer in de kraag gevat. Via een ”plaatsvervangster” weet ze op het bezoekuur uit het cachot te ontsnappen en vrienden regelen een gevaarlijke overtocht naar Engeland.
Als Napoleon en zijn vrouw in de herfst van 1811 ons land bezoeken, verwachten Mietjes vrienden dat ze via Denemarken terug zal keren en persoonlijk een einde zal maken aan het leven van de dictator. Maar er gebeurt niets, want wat blijkt: Mietje zit in New York, waar ze in alle rust een handboek voor republikeinen schrijft en zich bezighoudt met inentingen tegen de pokken. Later keert ze terug en ze sterft in 1846.
Geen aanslag
Is dit nu allemaal zo spannend? Ik vind van niet. Bilderdijk had het goed gezien: Mietje is een overspannen verkoopster van gebakken lucht. Nergens in haar boek toont Geertje Wiersma aan dat Mietje zich onderscheiden heeft van andere onder het Franse juk zuchtende pamflettisten. En de titel van het boek slaat ook nergens op, want er was helemaal geen sprake van een aanslag, noch in beraamde, noch in mislukte vorm.
Het grootste kritiekpunt: „Nu pas beseft Ockerse (een geestverwant van Mietje, die wel denkt dat ze een aanslag gaat plegen, RdG.) dat zijn jonge vriendin niet zal toeslaan. Het past niet… Als Mietje met hen (de Engelsen) meewerkt verraadt ze zichzelf.” Deze cruciale slotpassage heeft de psychologische diepgang van een vijfstuiverroman.
Het boekje wordt gepresenteerd als een historisch werk, maar het rammelt aan alle kanten. Wat is bijvoorbeeld een verbeterhuis? Hoe zit het met de VOC in 1799? Waarom wordt niet uitgelegd hoe het kan dat traditioneel vrij pacifistische doopsgezinden ineens een heidense ideologie aanhangen als met wapengekletter ons land veroverd wordt? Ik weet ten slotte niet beter of het Britse korps commandotroepen deed eerst in de Tweede Wereldoorlog onder Lord Mountbatten van zich spreken, maar Wiersma laat anderhalve eeuw eerder „vanaf hun fregatten… Engelse commando’s contact maken met Hollanders.” Je moet ervan houden.