Dr. ir. J. van der Graaf: Solidariteit in de lichtkring van het kruis
Als er ergens verbondenheid zou moeten zijn, dan wel tussen christenen onderling. De kring rond het kruis en het open graf wordt te vaak uit het oog verloren omdat we willen vasthouden aan onze eigen waarheden en tradities.
In de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog dook telkens het begrip ”solidariteit” op. Het was een kernbegrip in de doorbraakgedachte. Christenen moesten solidair zijn met de wereld. Dr. C. J. Dippel schreef een spraakmakend boek ”Kerk en wereld in de crisis” (’s-Gravenhage 1947). Veelzeggend was de ondertitel: ”Een appèl tot christelijke solidariteit in een democratisch-socialistische politieke en maatschappelijke omwenteling”. De tijd van een christelijke cultuur was voorbij, aldus Dippel. Het was crisis alom, in de kerk en in de wereld. Solidariteit met de wereld was derhalve een wezenlijke functie van de kerk en van de christenen, op alle terreinen des levens. Geen christelijke organisaties meer, geen „sacrale hokjes”, geen eeuwige beginselen, geen afgeslotenheid van de wereld, geen „christelijke aanschouwelijkheid.” Zelfs de openbare school was te verkiezen boven de christelijke, al waren niet alle doorbraakmensen van dit gevoelen.
De boodschap in het boek van Dippel was ook vastgelegd in een herderlijk schrijven van de hervormde kerkenraad van Eindhoven, waar Dippel ouderling was. Uiteraard dienden kerk en christenen wel hun geestelijke bagage mee te nemen in de wereld. Dat was echter niet meer dan een vanzelfsprekende vooronderstelling. Die bagage diende niet om te evangeliseren, maar om mede dienstbaar te zijn in overlegsituaties. Het ging vooral om het ”Gebot der Stunde”, het actuele spreken in concrete situaties.
Saamhorigheid
Soldidair betekent volgens Van Dale „door saamhorigheid verbonden.” Daar zit de clou, in de saamhorigheid. Wie is echt met wie saamhorig? Er loopt een scheidslijn door de wereld. Die werd in de doorbraakgedachte niet of nauwelijks benoemd. Jezus brengt dat tot uitdrukking als Hij zegt niet voor de wereld te bidden, maar voor hen die Hem door de Vader zijn gegeven (Joh. 17:9), hoewel Hij nochtans ook zegt uit liefde voor de wereld naar de aarde te zijn gezonden (Joh. 3:16).
Maar een christen is wel solidair met de schuld van de wereld. Isaäc da Costa verwoordde dat in zijn lange geladen gedicht over Psalm 29, met de bekende woorden „op de bodem aller vragen ligt der wereld zondeschuld.” K. Schilder vond die opmerking niet geheel juist, omdat die vragen allereerst voor het aangezicht van God moeten worden gesteld. Maar alle strofen ademen juist die geest. In hetzelfde gedicht zegt Da Costa:
God is Richter! De aarde wacht.
De aarde ontroert en staat verwonderd
als de God der eere dondert.
En voorafgaand aan de woorden over „der wereld zondeschuld”, brengt hij de wereld naar de plaats van het gericht:
Ja! Op Golgotha onthuld
staat ook ’t raadsel dezer dagen.
De beslissende scheidslijn tussen kerk en wereld wordt getrokken op Golgotha. Daar knielt men neer, of daar is men toeschouwer of voorbijganger. Er is geen tussenweg. Daar heeft Christus de triomf behaald over de machten die de wereld in hun greep houden (Kol. 3:15). Een kleine kudde, hoewel nochtans wereldwijd een grote schare, werd daar uit de greep van die machten bevrijd. Ze hebben gebogen voor het gericht dat op Golgotha is voltrokken.
Solidariteit met de schuld van de wereld is echter een basisprincipe. Oud gereformeerden kunnen het zo aardig zeggen: de televisie in het hart! Dat sluit hooghartigheid uit jegens hen die werelds zijn opgevoed of de wereld hebben lief gekregen. „Jeruzalem, Jeruzalem…”, klaagde Jezus. Dat sluit een profetisch getuigenis naar de wereld echter niet uit; dit vanwege het besef dat Gods recht heilzaam is voor alle mensen. Maar dan zal dat getuigenis ook gepaard gaan met de klacht van de oudtestamentische profeten: wij en onze vaderen, wij en het volk, wij en de wereld.
Deze elementen ontbraken of vervaagden in de doorbraakgedachte. Toegegeven, er zat een behartigenswaardig appel in om christelijke zelfgenoegzaamheid, die tot uitdrukking kwam in organisatorische afgeslotenheid, vaarwel te zeggen. Maar de scheidslijn tussen kerk en wereld verbleekte omdat de diepste noties van Golgotha ontbraken.
Noden
Solidariteit in de schuld noopt ook tot solidariteit in de nood. Ook het schepselmatige van alle mensen vraagt om solidariteit, om besef van saamhorigheid. Calvijn wijst daarop in zijn uitleg van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De consequenties daarvan duidt hij haarscherp, als hij zegt dat de Samaritaan door Jezus ten voorbeeld wordt gesteld aan de priester en de Leviet, die aan de man langs de weg voorbijgingen om in de tempel hun rechtzinnigheid te belijden.
Als er nood is in de wereld, waar dan ook en ongeacht ras of religie, dan is een christen solidair. Als Paulus zegt dat we geroepen zijn om wel te doen „allermeest aan de huisgenoten des geloofs”, dan zegt hij allereerst dat te doen „aan alle mensen” (Gal. 6:10). Actueel in de huidige vluchtelingenproblematiek. Helpen waar geen helper is, onvoorwaardelijk. Je vraagt een drenkeling niet eerst of hij protestant of rooms, hervormd of christelijk gereformeerd is. Het beoefenen van gerechtigheid is universeel. Een christen is weliswaar naar de Schriften zelf in geestelijke zin een vreemdeling in de wereld. Maar Christus stelt Zich nochtans in de plaats van de aardse vreemdeling: „Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij gastvrij onthaald” (Matth. 25:39)
Verscheurdheid
Ik kom nu bij de kern van solidariteit. Wij mensen zijn allen als appels die even ver van dezelfde boom zijn gevallen. Maar christenen zijn wel met elkaar verbonden in saamhorigheid rondom dat ene kruis, dat het centrum van de geschiedenis vormt. Paulus zegt dat hij niemand anders wenst te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd. Kruis en opstanding maken het verschil in de wereld. Rondom het kruis heeft zich een wereldwijde gemeenschap gevormd.
Enerzijds is die gemeenschap gekenmerkt door (cultureel en historisch bepaalde) veelkleurigheid, als afglans van de veelkleurige wijsheid van God. Dat dringt tot de hooggestemde belijdenis van Paulus, dat we samen met alle heiligen de lengte, breedte, hoogte en diepte van de liefde van Christus leren kennen (Ef. 3:18). Anderzijds is de wereldwijde gemeenschap tot beschamens toe vervormd, uiteengevallen, verscheurd, verdeeld, vervallen. Dat is het bittere raadsel van de geschiedenis! Is Christus gedeeld? verzucht Paulus (1 Kor. 1:13). Heeft de verscheurdheid van Zijn lichaam Zijn legitimatie?
En toch, als het erop aankomt, komt solidariteit op het onverwachts tevoorschijn, ongeacht de onderlinge verschillen. Vandaag wordt allerwegen in de kerken aandacht gevraagd voor vervolgde christenen elders in de wereld. We horen ontroerende verhalen van christenen die zich laten onthoofden omdat ze de Naam van Christus niet willen verloochenen. In vrijwel alle kerken wordt voor hen gebeden. Dan stellen we niet de vraag tot welke denominatie ze behoren. In het Midden-Oosten zijn het vaak oosters-orthodoxen, rooms-katholieken, kopten. Hun erediensten zijn voor protestanten onherkenbaar. Nochtans dragen ze, hoe dan ook, iets van het geheimenis mee van de ene Naam, die vijandschap oproept van de wereld in haar diepste betekenis. We zijn solidair met hen, vanuit alle kerkelijke denominaties.
Hier sluit zich de kring. Zulk een martelaarschap ligt ver van onze leefwereld. In het licht van hun situatie zijn wij luxechristenen. Maar het martelaarschap blijkt in andere delen van de wereld Gods toets voor standvastigheid te zijn, maar wel voor denominaties, die ver van onze geloofstradities staan. Het is dan ook de vraag of onze solidariteit met de vervolgde christenheid wel geworteld is in het besef van onze verbondenheid rondom het kruis. Anders kan het ook een soort moderne christelijke filantropie worden.
Dichtbij
Laten we de kwestie dichterbij halen. Velen zuchten onder de kerkelijke verdeeldheid. En elke poging tot eenheid brengt verhitte discussies en bij effectuering van die pogingen nieuwe scheuringen. We hebben daarvoor ook goedkope uitvluchten en vrome wensen. De nood der tijden zou ons bij elkaar (moeten) brengen. Maar dan wel voor de toekomst. Vandaag redden we het nog wel. Alsof we nu al niet midden in die nood zitten. We worden teruggeworpen op onze laatste schansen. De wegen naar Sion treuren, klaagt de profeet Jeremia. Er komt niemand meer op het feest (Jer. 1:4). Dat is in delen van het land de harde werkelijkheid.
Nu ja, bij ”ons” is dat niet zo. In de Biblebelt bijvoorbeeld. Maar de nood van de secularisatie is niet de zaak van een kerk, maar van dé kerk in Nederland. Gods oordelen gaan over de kerk van het Westen. We kunnen oorzaken genoeg aanwijzen. Maar we komen niet met elkaar in het gericht. We gaan ten onder aan weelde en welvaart, aan mondigheid en zelfhandhaving, aan waarheidgetrouwheid en kerkelijke hovaardij, aan rechtzinnigheid en leerstelligheid, aan wereldgelijkvormigheid en aardsgerichtheid. Jan Siebelink, Franca Treur en Margriet van der Linden bepalen er ons in hun spraakmakende publicaties bij dat de secularisatie geen halt houdt bij de grenzen van de orthodoxie.
Het wordt tijd dat we leren wat christelijke solidariteit is. Dat is dan allereerst ook solidariteit in een gemeenschappelijke kerkelijke schuld. Dat God uit het publieke leven wordt weggebannen, dat het christelijk geloof tot privézaak achter de voordeur wordt verklaard, is niet de schuld van de wereld maar van de kerk. Had de kerk bijvoorbeeld de diepe vreugde van de wekelijks terugkerende rustdag richting de wereld toe voorgeleefd en uitgestraald? Of zag en hoorde de wereld alleen wetten? We kunnen wetteloos of wettisch wereldgelijkvormig worden.
Het wordt tijd dat we onderlinge solidariteit in schuld beoefenen en uitstralen naar de wereld, ook in onze verwoordingen van wat er in de wereld allemaal niet deugt. Niet door te tonen dat we nog knus samen (kunnen) zijn in onze interkerkelijke organisaties. Alsof die trouwens interkerkelijk mogen heten! Kerkelijk houden we de deuren dicht, koesteren we onze eigen waarheden.
Nee, solidariteit vraagt dat we elkaar ontmoeten, in een gezamenlijke afhankelijkheid. Niet in een Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte, dat telkens bijeenkomt om de volgende vergadering af te spreken, al valt de onderlinge ontmoeting te waarderen. Maar in een geestelijke beweging die solidariteit als beginsel in het vaandel heeft. Interkerkelijke solidariteit betekent dat we, bij alle gegroeide en ook vergroeide verscheidenheid, zicht op elkaar houden bij het kruis en rondom het geopende graf, kortom bij de wezenlijke zaken van het christelijk geloof. Dat we zicht op elkaar houden, ook waar vormen en tradities verschillen, ook waar we nog maar kortgeleden meenden uit elkaar te moeten gaan.
Nee, ik bedoel geen softe solidariteit. Er zijn nu eenmaal in het hart verzonken innerlijke overtuigingen. Daarop mogen we echter elkaar liever bevragen dan bestrijden. Maar niet tot op de punt en de komma, ofwel de tittel en de jota. Bestrijding van ketterij is een andere zaak!
Een nieuwe weg
Laten we maar ophouden met pogingen tot eenwording van kerken. Beter is dat we komen tot kerkelijke katharsis, innerlijke reiniging, gepaard gaande met schuldbelijdenis jegens elkaar. De een draagt meer verantwoordelijkheid dan de ander. Kerkleidingen dragen hier de grootste verantwoordelijkheid. De ‘vergadering der gelovigen’ kan gebukt gaan onder kerkelijke leiding.
Het ambt verfomfaait, zei A. A. van Ruler. Kerkelijk leiderschap niet minder. Als ik al de pretentie mag hebben daarbinnen ook mijn zegje te hebben gedaan, besef ik bij het ouder worden des te meer hoeveel schuld daarin ligt. O ja, ik heb over kerkgrenzen heen gekeken, hier en buiten de landsgrenzen, en ook over modaliteitsgrenzen binnen de eigen kerk. Ik heb geleerd van tradities die anders waren dan die waarin ik verworteld ben. En ik heb de kerk lief waarin ik heb mogen dienen. Maar de vraag van de solidariteit gaat me in de finale van het leven meer en meer knellen. Is in kerkelijke twistgedingen niet vaak afgeschreven wat niet afgeschreven mocht worden, is er geen vervreemding gekomen van hen die mede vreemdeling om Christus’ wil waren, is niet vaak gestreden voor dingen die erom leken te doen en er vandaag niet meer toe doen, maar bovenal: is niet vaak die ene kring rondom het kruis uit het oog verloren?
Vandaag worden op onderscheiden plekken in ons land pogingen ondernomen om het tij te keren. Helaas ook door kerkdiensten op te leuken. Maar er wordt ook geploeterd om mensen voor Christus en Zijn dienst te winnen. Vanuit de lichtkring om het kruis geschiedt het in verschillende vormen, gestalten, talen en stijlen. Het is vaak ploegen op rotsen, op eenzame posten, waar vaak gelden moet: eerst de mens, dan de regels. Is er solidariteit?
Toekomst
De Heilige Geest schrijft wegen in de tijd, ook in onze tijd. Niet het verleden is daarbij bepalend, maar de toekomst. Dat is de toekomst des Heeren. Een goed getuigenis naar die toekomst toe is naar mijn diepste overtuiging solidariteit, saamhorigheid. Recent maakte een gemeente binnen de Protestantse Kerk bekend haar kansel open te stellen voor predikanten uit andere kerkelijke denominaties. Een mooi gebaar. Men voegde echter toe: „Schriftuurlijk-bevindelijk.” Dus eerst maar vaststellen wat en wie bevindelijk mag heten? Dus toch eerst maar separeren? Waarmee ik niet zeggen wil dat in zondagse openheid naar elkaar niet een sterk getuigenis kan liggen.
Ik had natuurlijk moeten zeggen hoezeer ik aan de gereformeerde belijdenis verknocht ben, en hoe bevindelijk van aard ik het geloof acht en dat het om de waarheid gaat en wat mijn kerkelijk standpunt is. De slinger van de klok ging de andere kant op. Een pleidooi voor solidariteit. Dat is geen vlucht in de onzichtbare kerk. De onzichtbare kerk treedt voortdurend in de zichtbaarheid, zei Calvijn. Nochtans sluit ik af met een der strofen uit Da Costa’s gedicht, waarin hij Gods tempel ter sprake brengt:
En te midden van d’orkaan
geeft Hij vrede aan wie gelooven!
Hierbeneden en daarboven
in Zijn tempel bidt Hem aan!
Tussen al die onweersgalmen
rollende over berg en rots,
ruischt het daar verlossingspsalmen,
dáár genadewegen Gods.
Da Costa lokaliseert Gods tempel niet. Hierbeneden en daarboven. Gekomen uit de grote verdrukking of nog betrokken in de aardse strijd. Maar die tempel is toch niet aan een van onze tempeltjes voorbehouden?!
Dr. ir. J. van der Graaf
Jan van der Graaf (1937) studeerde van 1955 tot 1961 chemische technologie aan de Technische Hogeschool te Delft. Van het begin van de jaren 70 tot 2000 was hij algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk en hoofdredacteur van De Waarheidsvriend. Tot zijn pensionering in 2002 bleef hij actief als studiesecretaris. In 1994 ontving Van der Graaf een eredoctoraat van de theologische Radai-faculteit in Boedapest. Nog steeds is hij nauw betrokken bij de bezinning op vragen aangaande Oost-Europa en Israël. Hij schreef diverse boeken, waaronder ”Deelgenoot van een kantelende samenleving” (uitg. De Banier, 2015).