Wilsverklaring euthanasie doet terzake, maar is geen kluisdocument
UTRECHT. Een recent verschenen handreiking voor artsen over euthanasie bij dementie, afkomstig van beroepsorganisatie KNMG, veroorzaakte donderdag de nodige deining. Vier vragen.
Wat is er aan de hand?
In 2002 werd in Nederland de euthanasiewet van kracht. Die bepaalt dat euthanasie onder voorwaarden is toegestaan. Op initiatief van D66 kwam in de wet te staan dat deze mogelijkheid ook moest gelden voor patiënten met vergevorderde dementie. Een amendement van deze partij kreeg de steun van VVD, GroenLinks, PvdA en CDA; zij het dat een CDA’er en een PvdA’er tegenstemden. Als voorwaarde noemt de wet dat de dementerende patiënt zijn euthanasiewens tijdig moeten hebben vastgelegd in een schriftelijke wilsverklaring. Daarnaast moet de arts vaststellen dat de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk lijdt, bijvoorbeeld aan de gevolgen van ernstige benauwdheid of pijn.
In 2010 publiceerde artsenorganisatie KNMG vervolgens een aanvullende handreiking voor artsen om met dergelijke verzoeken om te gaan. Daarin stond dat euthanasie bij dementie alleen mocht zolang de arts nog goed met de patiënt over diens verzoek kon communiceren. Diverse patiëntenorganisaties en lobbygroepen trokken daarover aan de bel bij minister Schippers. Zij vonden dat de wet door deze handreiking onterecht werd ingeperkt.
Wat is er sindsdien gebeurd?
In mei 2013 stelde Schippers een werkgroep van ambtenaren en KNMG’ers in om de handreiking te verduidelijken. Een herziene versie kwam onlangs gereed. Daarin versoepelt de KNMG de eis dat er te allen tijde en tot het laatste moment sprake moet zijn van communicatie. Er kunnen, zegt de organisatie, uitzonderingsgevallen zijn waarin zo’n gesprek niet meer mogelijk is, terwijl de uitvoering van de euthanasiewens toch verantwoord is.
Wat verandert er dan precies?
Wat in elk geval hetzelfde blijft, is dat de schriftelijke wilsverklaring voor artsen ook in de toekomst geen vrijbrief is om het leven van een dementerende patiënt te beëindigen, bijvoorbeeld op verzoek van de familie. Alleen verwijzen naar een ooit opgestelde wilsbeschikking volstaat dus niet.
Als het komt tot euthanasie, zal de arts dus in een eerder stadium de verklaring één of meerdere keren moeten hebben doorgesproken met de patiënt, om zich er zo van te vergewissen wat deze wil. Het is geen kluisdocument dat zomaar even uit de brandkast kan worden gehaald, stelt de KNMG op haar website.
Verder blijft het vereiste van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van kracht. De site stelt: „Artsen zullen geen euthanasie uitvoeren als de patiënt in woorden en gedrag duidelijk maakt dat hij geen euthanasie (meer) wil.”
Waartoe leidt deze handreiking?
Dat is de vraag. Bijbels gezien is het kwaad al geschied in 2002, toen het parlement instemde met de euthanasiewet. Een organisatie als de KNMG kan die helaas niet eigenhandig terugdraaien. Wel zou een verontrustend bijgevolg van deze nieuwe handreiking kunnen zijn dat de druk van familie op een arts om het leven van een dementerende te beëindigen, toeneemt. In dat geval komt de beschermwaardigheid van het leven nog meer in het gedrang.