Opinie

Ds. C. J. Meeuse: Afwijzing Messias door Joden verdrietig

Het is verdrietig dat Jezus van Nazareth voor rabbijn Van de Kamp nog geen Hoeksteen, maar een Struikelsteen is, reageert ds. C. J. Meeuse.

Ds. C. J. Meeuse
7 January 2016 11:13Gewijzigd op 16 November 2020 00:31
beeld Matt Ragen
beeld Matt Ragen

Met begrip, maar ook met verdriet heb ik de reactie van rabbijn Lody van de Kamp op de rabbinale verklaring gelezen (RD 30-12).

Mijn begrip betreft allereerst zijn positiekeuze ten aanzien van eigen opvattingen. Die wil hij niet opgeven, zoals: de gedachte dat de tempeldienst met zijn offers hersteld zou moeten worden, dat de ”gojim” (niet-Joden) door het houden van de zeven noachitische geboden zalig zullen worden, dat Joden door eigen trouw aan Gods geboden zalig worden en dat in de talmoedische geschriften de verklaring van de Tenach moet worden gezocht. De Messias acht hij voor de zaligheid niet onmisbaar.

Mijn begrip betreft ook Van de Kamps besef voor de positie van de gereformeerde gezindte. Hij kent deze als geen andere rabbijn. We onderhouden al jarenlang contacten en op sympathieke wijze laat hij ruimte voor onze positiekeuze. Dit blijkt ook uit zijn opiniebijdrage. Hij kent de verschillen tussen het orthodoxe protestantisme en het rooms-katholicisme. Hij weet dat uitspraken van pausen en concilies ons uitgangspunt niet zijn. Hij weet dat we de Joodse opvatting over de zeven noachitische geboden niet huldigen. Hij weet iets van ons spreken over erfzonde en ook van onze vragen over de plaats van het Joodse volk in Gods verbond. Ook het onderscheid tussen de Joodse opvattingen over Gods openbaring en de protestants-christelijke inspiratieleer zijn hem niet onbekend. Het zijn voor hem twee heel verschillende posities die hij niet bij elkaar probeert te brengen.

Wat contacten of samenwerking betreft ziet hij niet meer perspectief dan „een maatschappelijke betrokkenheid, uitgaande van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor Gods schepping.” Maar daar houdt het gemeenschappelijke op. Voor het overige moeten we onze eigen weg maar gaan. Die wil hij respecteren, maar er niets van overnemen.

En daar ligt mijn verdriet. Wij geloven niet dat er twee wegen zijn naar de zaligheid. Evenmin als iets tegelijk warm en koud of licht en donker kan zijn, kunnen waarheid en onwaarheid samengaan. Het is of het een of het ander: of je wordt zalig door het houden van de wet of door deel te hebben aan de verdiensten van de Messias, Jezus van Nazareth.

We willen met onze Joodse vrienden graag goed luisteren naar de boodschap van hun eigen Tenach, die ook voor ons Gods Woord is. De rabbinale verklaring maakt daar melding van. Dit zou een gesprek over de waarde van de Tenach mogelijk moeten maken. Hoe kan men op grond van Deuteronomium 4:2 de talmoedische geschriften van gelijke waarde achten als de Bijbel? En wat is de waarde van alle teksten die spreken over een toekomende Messias?

We willen graag dat deze en andere zaken bespreekbaar zijn. We bespreken de verschillen die we met Rome hebben over de verdienstelijkheid van de goede werken ook graag met de Joden. Laat er gesprekken mogelijk zijn over de erfzonde en hoe hier in de Tenach over gesproken wordt, over de offerdienst en het schaduwachtige karakter ervan en over het beloofde nieuw verbond.

Onze liefde tot het Joodse volk, „de beminden om der vaderen wil”, gaat zover dat we hen niet graag zien gaan op een weg waarop ze de plaatsbekleding –die de offerdienst afschaduwt– niet nodig hebben. Jesaja noemt zijn gerechtigheden „een wegwerpelijk kleed” (Jes. 64:6). Moeten we dat niet allemaal leren?

De positieve opmerkingen over de Heere Jezus in de rabbinale verklaring wekken bij ons de verwachting dat ze Zijn boodschap willen overdenken. Hierover moeten we in gesprek. Ze schrijven niet te verwachten dat we dit zullen „uitbuiten voor missionaire doeleinden”, waarbij Van de Kamp aantekent dat „binnen de gereformeerde gezindte het niet getuigen over de christelijke Messias naar de jood wordt beschouwd als het onthouden van het heil aan die jood.” We zien hoe rabbijn Van de Kamp dit in ons respecteert. Hij accepteert zelfs onze drang om de heilsboodschap ook bij hem te brengen, maar wij moeten dan wel zijn weerwoord en positiekeuze accepteren.

Van de Kamp zegt in een gesprek: „Laten we maar wachten tot de Messias komt; dan zullen we wel zien wie er gelijk heeft.” Wij weten dat het dan te laat is om nog door Hem zalig gemaakt te worden. Mijn verdriet is dat Jezus van Nazareth voor hem nog geen Hoeksteen, maar een Struikelsteen is. Mijn uitzien is dat we met hem en met andere Joodse vrienden ons over de Bijbel zullen buigen om de Schriften te onderzoeken, die van de Messias getuigen.

De auteur is voorzitter van het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer