Commentaar: Kerkelijke excuses moet dieper gaan dan ”sorry” zeggen
Wie zijn ongelijk bekent, toont karakter. Wie fouten toegeeft ook. Excuses maken kan nooit kwaad. Toch valt hier iets op af te dingen. Spijt betuigen mag namelijk geen goedkope gewoonte worden, hoe goed het op zichzelf genomen ook is dat mensen erkennen verkeerd te zijn geweest.
Op kerkelijk terrein is 2015 het jaar van de excuses geworden. Enkele weken geleden boden 145 kerkleiders elkaar in Tirana verontschuldigingen aan tijdens een bijeenkomst van de Wereldwijde Evangelische Alliantie, het Vaticaan, de Wereldraad van Kerken en de Pentecostal World Fellowship. De gedelegeerden erkenden elkaar te hebben misbruikt, onderdrukt en vervolgd.
Eerder dit jaar sprak de paus zijn spijt uit over de vervolging in het verleden door de Rooms-Katholieke Kerk van de waldenzen en van de pinksterkerken. Turkse christenen vroegen om vergeving voor de genocide die honderd jaar eerder onder de Armeniërs plaatshad. Een voorganger van een megakerk in Singapore sprak zijn spijt uit over een miljoenenfraude. Ook in Amerika deden verschillende kerkelijke leiders dat omdat ze hadden gesjoemeld met geld.
Niemand mag twijfelen aan de oprechtheid van deze spijtbetuigingen. Wie openlijk erkent fout te zijn geweest, toont moed en probeert schoon schip te maken. Niemand heeft ook reden zich boven deze kerkelijke vertegenwoordigers te verheffen.
Toch wringt er iets. Natuurlijk is het waar: beter laat dan nooit. Maar tegelijk is de haper: Waarom nu pas? Waarom moest er soms honderd of meer jaar worden gewacht? En welk gewicht moet eraan worden gehangen als nakomelingen of geestelijke erfgenamen, die niet zelf het kwaad hebben bedreven, spijt betuigen? Dat blijft lastig. Daar komt nog bij dat het vaak gemakkelijker is namens een collectief schuld te bekennen, dan wanneer men excuses moet maken voor hetgeen men persoonlijk heeft gedaan.
Toch houdt een dergelijke schuldbekentenis zijn betekenis. In ieder geval heeft het enige genoegdoening bij degenen die de slachtofferrol hebben geërfd. Oprechte schuldbelijdenis kan leiden tot herstel van relaties. Al is dat niet vanzelfsprekend en mag de spijtbetuiger er niet bij voorbaat van uitgaan dat de excuses ook worden aanvaard. Dat laatste wordt nogal eens vergeten. Maar wie oprecht zijn schuld erkent, beseft dat het van de gunst van de ander afhangt of dit mea culpa wordt geaccepteerd.
Te gemakkelijk wordt excuseren uitgelegd als ”sorry” zeggen. Dat komt dan neer op zoiets als ”foutje, neem me niet kwalijk”. Wie sorry zegt denkt vaak snel weer over te kunnen gaan tot de orde van de dag. Kerkelijke excuses kunnen snel de gedachte oproepen dat daarmee alles vergeven en vergeten is. Maar dat is te goedkoop.
Excuses maken wordt nogal eens vertaald met verontschuldigen. Maar ten diepste zegt degene die dit uitspreekt juist dat hij schuldig is. Daar passen buigen en verootmoedigen bij. Zoals David erkende in Psalm 51: „Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog; Dies ben ik Heer’, Uw gramschap dubbel waardig.” Feitelijk kan kerkelijke schulderkenning niet zonder boete en berouw.