Een muzikale kerstzesdaagse in Leipzig
In de adventstijd is er in Leipzig nauwelijks of geen muziek in de eredienst. Met Kerst kan Bach daarentegen alle registers opentrekken. Niet alleen op de eigenlijke kerstdagen, maar ook in de periode erna. Zes diensten lang.
Cantor Johann Sebastian Bach heeft het druk in de laatste weken van 1734. Nee, niet zozeer met de zondagen van advent. In deze tijd worden er tijdens de laatste drie weken voor Kerst geen cantates uitgevoerd tijdens de diensten. Advent is immers de voorbereiding op een groot kerkelijk feest. Die periode staat in het teken van boetedoening en inkeer.
Nee, Bach ziet de kersttijd zélf aankomen en weet zich voor de taak gesteld niet minder dan zes cantates te produceren. Eerst voor de drie kerstdagen, deze keer op zaterdag, zondag en maandag. Vervolgens voor nieuwjaarsdag (op zaterdag) en de zondag na nieuwjaar. En ten slotte voor donderdag 6 januari: in de lutherse traditie het feest van de verschijning van de ster aan de wijzen uit het Oosten, ook wel aangeduid als Driekoningen of Epifanie.
Feestelijk
Zes cantates dus, in een tijdsbestek van dertien dagen. Gelukkig kan Bach teruggrijpen op muziek die hij nog niet zo lang geleden voor andere gelegenheden heeft gemaakt. Vorig jaar componeerde hij cantates voor de verjaardagen van twee leden van het Saksische vorstenhuis. Feestelijke, wereldlijke muziek: ”Hercules am Scheidewege” (BWV 213) en ”Tönet, ihr Pauken! Erschallet, Trompeten” (BWV 214). Daarnaast schreef Bach in oktober dit jaar de cantate ”Preise dein Glücke, gesegnetes Sachsen” (BWV 215), ter gelegenheid van de viering van de troonsbestijging van de Saksische keurvorst August III als koning van Polen.
Voor de eerste vier kerstcantates die hij moet maken, put Bach uit deze drie werken voor wat betreft de aria’s en de koren, waar hij overigens nog flink aan schaaft. Het is geen gemakzucht van de Thomascantor om eerder geschreven muziek her te gebruiken. Dat is heel gebruikelijk in zijn tijd. Het is ook een manier om gelegenheidsmuziek een langer leven te geven. Bovendien, de feestelijke, koninklijke klanken voor een aardse vorst passen heel goed bij de ‘verjaardag’ van die ándere, grote Koning.
Uiteraard moet de tekst van de wereldijke muziek worden aangepast. Op de zon- en feestdagen dient de cantate het muzikale ‘verlengstuk’ te zijn van de Evangelielezing van de desbetreffende dag. Dat zijn in Leipzig dit jaar de kerstgedeelten uit Lukas 2, Johannes 1 en Mattheüs 2. Daar schuift Bach overigens wat mee, zodat vier keer Lukas 2 muzikaal ‘bepreekt’ wordt en twee keer het verhaal van de wijzen uit Mattheüs 2.
Een onbekende dichter krijgt de opdracht om alle teksten van de recitatieven, aria’s en koordelen op deze Bijbelgedeelten toe te spitsen.
Oratorium
Het zijn zes afzonderlijke cantates die Bach schrijft, maar hij ziet ze als één muzikaal geheel. In het tekstboekje dat hij voor de gelegenheid laat drukken, noemt hij zijn creatie een oratorium: een groter muzikaal stuk.
Werden andere oratoria, zoals de Matthäus Passion, in één dienst uitgevoerd, dit nieuwe kerstoratorium klinkt verspreid over zes diensten. Bovendien ook nog eens in verschillende kerken. Want Bach en zijn zangers en instrumentalisten moeten in Leipzig zowel in de Thomaskirche als in de Nikolaikirche de ”hoofdmuziek” verzorgen.
Normaal gesproken wisselt de uitvoering van de cantate (de ”hoofdmuziek”) in de ochtenddienst wekelijks: de ene keer in de Nikolai, de andere keer in de Thomas. Op grote feestdagen echter wordt de cantate twee keer uitgevoerd, ’s ochtends in de Nikolai en tijdens de middagdienst in de Thomas, of andersom. Zodoende zijn deze kersttijd in Leipzig sommige cantates twee keer te beluisteren (de nummers I, II, IV en VI), terwijl andere (de cantates III en V) slechts in de Nikolai klinken.
Vier uur
Ongeveer 2000 mensen zitten er tijdens de ochtenddienst in beide Leipziger kerken. Ze zijn vroeg opgestaan, want de dienst begint om 7.00 uur. Er is orgelspel, samenzang, de uitvoering van de cantate, de geloofsbelijdenis en een preek van een uur. De dienst kan zomaar drie à vier uur duren.
Wat krijgen de Leipziger kerkgangers tijdens de kersttijd van 1734/1735 aan muzikale boodschap mee? Een rondgang langs de zes cantates die Bach voor deze dagen schrijft.
I. Eerste kerstdag
Met uitbundige muziek verwelkomt het koor de kerkgangers op deze eerste kerstdag: „Juich nu en jubel! Kom, prijs deze dagen.” Het openingskoor uit de vorstelijke verjaardagscantate ”Tönet, ihr Pauken!” (in de koninklijke toonsoort D-groot) kan heel goed dienstdoen als verwelkoming van de échte Heerser. Dan mogen pauken en trompetten hun partijtje meeblazen.
De lezing op deze dag is uit Lukas 2. Bach beperkt zich tot de verzen 1-7, ‘verteld’ door de tenor. De alt reflecteert op die geschiedenis: de Bruidegom, de Held zal weldra geboren worden, de Ster zal gaan stralen. Sion moet zich opmaken om haar Bruidegom te ontvangen: ”Bereite dich, Zion”. Deze intieme aria, begeleid door de ‘liefdeshobo’, wordt door het koor beantwoord: „Hoe zal ik U ontvangen?”
En dan wórdt Hij geboren: de allerhoogste Zoon wil méns worden! Wie kan die liefde bevatten? vragen sopraan en bas zich vertwijfeld af. Waarna de bas in een meeslepende aria, begeleid door een solotrompet, daar nog eens op doorgaat: de grote Heere en sterke Koning moet in een harde kribbe slapen!
Hier past aanbidding. En het gebed tot het Kindeke of Hij voor Zichzelf in mijn hart een plaats wil bereiden. Voor dit slotkoraal grijpt Bach naar een innige strofe uit het oude Lutherlied ”Vom Himmel hoch”. Maar tussen de regels keren de pauken en trompetten van het begin weer terug. Want het is vandaag wel feest!
II. Tweede kerstdag
Geen openingskoor, deze zondag, maar een meesterlijk Sinfonia: het enige instrumentale onderdeel van het hele oratorium. Het gaat vandaag –Lukas 2:8-14– over de herders en de engelen. Het herderlijke en hemelse beeldt Bach muzikaal uit: de hobo’s symboliseren de eerste groep, de strijkers en fluiten de tweede. Ze voeren een tweegesprek.
De evangelist vertelt het Bijbelverhaal, terwijl de stem van de engel wordt vertolkt door een hoge sopraan. De bas geeft in recitatieven commentaar. Zo legt deze de link met Abraham: ooit deed God aan de herdersvorst een belofte, het zijn herders die als eerste over de vervulling horen.
De tenor spoort in een ‘vreugde-aria’ de herders aan om zich naar het Kind te spoeden. Mooi weet Bach het ”eilen” van de blijde herders in de muziek tot uitdrukking te brengen, onder andere door een virtuoze partij voor de traverso.
Alles –zangers en instrumentalisten– komt samen in het meeslepende koor dat de engelenzang verwoordt: „Ere zij God!” Bij de kribbe, waar Maria (alt), herders (hobo) en engelen (strijkers en fluit) het Kind bewonderen, klinkt een breed uitgesponnen wiegelied: „Slaap, mijn Liefste, geniet van de rust.”
Tot slot weer de melodie van ”Vom Himmel hoch”, om de langverwachte Gast te bezingen: „Wir singen dir in deinem Heer.” Met tussen de regels met hobo’s en fluiten een subtiele verwijzing naar het Sinfonia waarmee de cantate begon.
III. Derde kerstdag
Bach keert deze maandag terug naar de koninklijk toonsoort D-groot. Ook de trompetten en pauken zijn er weer: „Heerser des hemels, hoor naar ons stamelen.” Vandaag staat de aanbidding van de herders (Lukas 2:15-20) centraal. Enthousiast moedigen de herders elkaar aan, terwijl fluiten en violen de haast illustreren. De bas roept de herders op om te zien wat God gedaan heeft, waarna het koor instemt: „Dit alles heeft God voor ons gedaan.” Terwijl de herders naar Bethlehem gaan, reflecteren ze op Gods medelijden en erbarmen. Hun sterke verlangen komt tot uitdrukking in de dansante aria waarin sopraan, bas en hobo’s minutenlang met elkaar duelleren: „Herr, dein Mitleid.”
Maria hoort de herders en bewaart de woorden in haar hart, een motief waar de alt op voortborduurt. Het koor stemt in: „Ik wil U met vlijt bewaren.”
De verteller verhaalt dat de herders naar hun kudde terugkeren, waarna het slotkoraal klinkt: „Wees verheugd, omdat Christus in de stad van David is geboren.”
Als afronding keert nog even het openingskoor, inclusief pauken en trompetten, terug. De cirkel van deze cantate, maar ook van de drie kerstdagen is rond.
IV. Nieuwjaar
Op nieuwjaarsdag staan traditiegetrouw de besnijdenis en naamgeving van Jezus (Lukas 2:21) centraal. Het koor begint met de oproep neer te knielen voor Gods genadetroon en Hem te loven en te danken voor de Heiland en Verlosser.
De bas bezingt vervolgens in een recitatief de naam Immanuël en het verlangen naar Jezus, terwijl de sopraan erdoorheen in een koraal tot Jezus bidt.
In een intieme aria vraagt de sopraan zich af of Jezus’ Naam misschien schrik teweegbrengt. Nee! is het duidelijke antwoord, dat in een dubbele echo door een tweede sopraan en een hobo wordt bevestigd. Zelfs voor het sterven hoeft de gelovige niet meer te vrezen.
Met een soort dansende fuga-aria reageert de tenor: „Ik wil slechts tot Uw eer leven.” Een strofe uit een lied van Johann Rist over „een godzalig begin van het nieuwe jaar in en met de allerzoetste Naam van Jezus” vormt de afsluiting van deze kortste cantate van de reeks.
V. Zondag na nieuwjaar
Niet ieder jaar valt er een zondag tussen nieuwjaarsdag en 6 januari. In 1735 wel. Bach haalt de Bijbellezing voor 6 januari over de wijzen uit het Oosten (Matth. 2:1-12) naar voren en knipt die in tweeën. Vandaag alleen de eerste zes verzen, over de wijzen die in Jeruzalem aankomen.
Een stralend ”Ehre sei dir, Gott, gesungen” opent deze cantate. De vraag van de wijzen, waar de Koning der Joden geboren is, wordt door Bach gecombineerd met een commentaar door de alt: „Zoek Hem in mijn hart.” En: „Gelukkig zijn jullie, dat jullie het Licht gezien hebben.”
Op dat Licht gaat de muziek door. De bas (een van de wijzen?) bidt een intens gebed dat ook zíjn gemoed verlicht zal worden door de felle kaars van Gods Woord.
Als Herodes schrikt van het verhaal van de wijzen, vraagt de alt zich vertwijfeld af of de aanwezigheid van „mijn Jezus” dan vrees kan wekken. De priesters en Schriftgeleerden melden vervolgens dat Micha Bethlehem heeft aangewezen als plaats waar de Koning zal worden geboren. In een wonderschoon trio vragen sopraan en tenor wanneer die tijd zal aanbreken, waarop de alt (gelovige) antwoordt dat die tijd al is gekomen. „Hij heerst al. Een hart dat Zijn heerschappij liefheeft, is Zijn troon.”
Het slotkoraal concludeert dat het hart weliswaar geen mooie troonzaal is, maar door Gods genadestralen vol van zonnen lijkt.
VI. Driekoningen
Donderdag Driekoningen. Nu het tweede deel van het verhaal van de wijzen (Matth. 2:7-12). Bach benut de muziek van een verloren gegane kerkcantate, aangevuld met enkele nieuwe onderdelen. De toonsoort is opnieuw D-groot.
In het muzikaal complexe openingskoor keren de pauken en trompetten van de eerste en derde kerstdag terug. Centraal staat het thema van de ”trotse vijanden”: de kliek van Herodes. De sopraan bijt deze „valsaard” toe dat het hem toch niet zal lukken het Kind te doden, waarna ze in een luchthartige aria uitzingt dat slechts een wenk van Zijn handen de macht van de vijanden tenietdoet.
De wijzen gaan naar Bethlehem en staan volgens het koraal aan Jezus’ kribbe. Vervolgens mediteert de tenor over de Bruidegom –het thema van de eerste cantate– Die niet weggaat maar blijft. Ook de liefdeshobo is er weer. In een dansante aria daagt de tenor de trotse vijanden uit: als Jezus bij mij is, kunnen jullie mij geen angst aanjagen.
Nog één keer vragen de vier solisten in een spanningsvol recitatief wat de hel kan uitrichten tegen wie in Jezus’ handen zijn. Dan is er het monumentale en triomfantelijke slotkoor, waarin het hele instrumentarium meedoet, inclusief pauken en trompetten: „Dood, duivel, zonde en hel zijn totaal verzwakt. Het menselijk geslacht heeft bij God z’n plaats.”
Daarmee is de kersttijd in Leipzig voorbij.
Luisterboek
Govert Jan Bach –een verre nazaat van Bach– heeft de smaak te pakken. Vorig jaar verscheen van zijn hand een luisterboek over Bachs Matthäus Passion, begin dit jaar kwam een luisterboek over de Johannes Passion uit.
Onlangs bracht Govert Jan Bach ook een luisterboek over het Weihnachts-Oratorium en Bachs Magnificat (BWV 243a) op de markt. Het gaat om een fraai uitgegeven boekwerk, waarin vier cd’s zijn gestoken.
Govert Jan Bach vertelt op de eerste twee cd’s met kennis van zaken over de achtergronden van Bachs muziek en over de structuur van het Weihnachts-Oratorium. Op de andere twee cd’s wandelt hij door het Weihnachts-Oratorium en geeft hij zijn toelichting.
Het verhaal wordt ondersteund door een veelheid aan muziekfragmenten, afkomstig van opnames van uitvoeringen door dirigenten als Ton Koopman, Philippe Herreweghe, Jan Willem de Vriend en Masaaki Suzuki.
Govert Jan Bach over het Weihnachtsoratorium en het Magnificat van Johann Sebastian Bach. Een hoorcollege vol muziekfragmenten; uitg. Rubinstein, Amsterdam, 2015; ISBN 9789047620235; 64 blz.; met 4 cd’s; € 24,95.