Commentaar: Wet tegengaan huwelijksdwang heeft wrang bijsmaakje
Op 5 december werd in ons land de Wet tegengaan huwelijksdwang van kracht. Voor een 16-jarige aanstaande moeder die om religieuze redenen graag wilde trouwen, was dit een onaangename gewaarwording, zo berichtte deze krant eerder deze week. De wet was primair bedacht om paal en perk te stellen aan het uithuwelijken van jonge meisjes. Mede daarom blokkeert hij de mogelijkheid voor alle 16-, en 17-jarigen om zich in de echt te laten verbinden, ook na bijvoorbeeld een ongeplande zwangerschap. Trouwen voor je 18e mag niet meer.
Duidelijk is dat dit wat de christelijke partijen ChristenUnie en SGP betreft zo niet had gehoeven. CU-Kamerlid Segers pleitte in het debat over de wet met klem voor een uitzonderingsclausule voor minderjarigen „met religieuze bezwaren tegen ongetrouwd moederschap.” Volgens het Kamerlid betrof het naar alle waarschijnlijkheid enkele tientallen 16- en 17-jarige meisjes per jaar. In de Eerste Kamer, die de wet overigens afdeed als hamerstuk, herhaalde CU-senator Kuiper schriftelijk Segers’ verzoek. Kuiper vroeg om uitzonderingen voor een kleine groep stellen met een vaak op principiële gronden gestoelde en in vrijheid ontstane wens „om hun kind te doen opgroeien in een huwelijk.”
Aan het kabinet waren de christelijke pleidooien echter niet besteed.
Is het schandalig dat de overheid hierdoor aan een groepje (religieuze) jongeren de op zich legitieme keuze om al jong te willen huwen, onthoudt? Worden kerken hier opgezadeld met een omvangrijk probleem? Dat is wellicht wat te veel gezegd en de weldoordachte reactie van de predikant die in deze krant aan het woord kwam, getuigde daar zeker niet van. Snel tot een huwelijk manen, staat in de pastorale zorg rond onbedoelde zwangerschappen bij minderjarigen als het goed is immers niet voorop.
Toch kunnen bij de rigide onverbiddelijkheid van het nieuwe 18-is-18- criterium wel enkele vraagtekens worden geplaatst. Dat een tienermoeder ‘even’ moet wachten tot haar 18e voor ze mag trouwen, is geen ongeoorloofde inperking van de vrijheid van godsdienst, vindt een Kamermeerderheid. In veel politieke debatten ligt die grens echter lang niet altijd helder. Toen de Partij voor de Dieren de onbedwelmde, rituele slacht wilde verbieden, streed dat volgens de Tweede Kamer niet met dit belangrijke grondrecht, maar volgens de Senaat weer wel. Dat kan zeker te maken hebben gehad met rijkere inzichten over wat er wel en niet valt onder de vrijheid van godsdienst, maar aannemelijk is dat het krachtige appel van invloedrijke, Joodse of sterk met Joden sympathiserende VVD’ers en PvdA’ers op hun partijgenoten in de Senaat minstens zo effectief heeft gewerkt.
Dat sinds 5 december jaarlijks enkele tientallen tienermoeders voortaan moeten wachten tot hun 18e voor ze mogen huwen, komt dan ook mede doordat ze het in het politieke debat moesten stellen zonder invloedrijke en beeldbepalende pleitbezorgers. Die wetenschap geeft aan het van kracht worden van de wet toch een wrang bijsmaakje, hoe goed de intenties van de indieners verder ook zijn.