Ontmythologisering van roomse Ruijs de Beerenbrouck
„Jongen, weet je: over een poosje worden de roomsen hier de baas.” Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw waarschuwden orthodox-protestantse (groot)ouders hun kinderen en kleinkinderen ernstig voor de opkomst van rooms-katholieken in ons land.
Anno 2015 kijken we daar vreemd tegen aan. Van een groei van het aantal rooms-katholieken is geen sprake meer, integendeel; er is sprake van enorme teruggang. De gevreesde roomse overheersing is er nooit gekomen. Eerder waarschuwen ouders op dit moment hun kinderen voor overheersing door moslims.
Kennelijk kan in enkele tientallen jaren het beeld volledig kantelen. Dat gebeurde bijvoorbeeld ook met het communisme. Hoe velen –en niet alleen orthodox-gereformeerden– dachten in de jaren zeventig van de vorige eeuw dat ooit de Russen West-Europa zouden overspoelen? Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 verdween die opvatting als sneeuw voor de zon.
Het moment waarop het beeld over de mogelijke overheersing van de rooms-katholieken in ons land kantelde, is moeilijker aan te geven. Maar dat het gebeurd is, staat als een paal boven water. De kanteling gaat zelfs zover dat ook de orthodox-christelijke politieke partijen een klik hebben met rooms-katholieken. De rooms-katholieke bisschop dr. Gerard de Korte sprak eerder dit jaar de prestigieuze Groen van Prinstererlezing uit bij de ChristenUnie. Rooms-katholieken kunnen van deze partij zelfs lid en volksvertegenwoordiger worden.
Ook bij de meest antipaapse partij, de SGP, lijkt er een verandering gaande. Enkele weken geleden sprak voor het eerst een rooms-katholieke priester, Antoine Bodar, tijdens een (besloten) bijeenkomst van de partij.
Elf jaar premier
Is daarmee de toenmalige vrees voor een roomse overheersing in de eerste decennia van de vorige eeuw een lachertje geworden? Dat is niet het geval. Dat blijkt wel uit de biografie van Ruijs de Beerenbrouck (1873-1936), geschreven door journalist en publicist Frans Verhagen. Ruijs was rooms-katholiek –hij woonde elke dag de mis bij– en in de eerste decennia van de vorige eeuw gedurende bijna elf jaar premier van Nederland. Dat record heeft alleen –de eveneens rooms-katholieke– premier Lubbers verbroken. Hij regeerde van 1982 tot 1994.
Op 3 juli 1918 vonden er voor het eerst verkiezingen plaats volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging kiesrecht. De rooms-katholieken wonnen die verkiezingen. Ze bemachtigden dertig van de honderd Kamerzetels en werden in één klap de grootste fractie. De rooms-katholieke priester Nolens was lijsttrekker van de Rooms-Katholieke Staatspartij, maar hij wilde geen premier worden en benaderde daarvoor Charles Ruijs de Beerenbrouck.
Politieke emancipatie
De titel van de biografie, ”Toen de katholieken Nederland veroverden”, is terecht gekozen. De politieke eenheid die de rooms-katholieken tussen de twee wereldoorlogen wisten te bewaren, is vooral aan Ruijs te danken. De Rooms-Katholieke Staatspartij (RKDP) ontwikkelde zich tot een echte volkspartij waar rooms-katholieken van alle standen en klassen zich achter schaarden.
De uitslag van de verkiezingen in 1918 was een belangrijk moment in de politieke emancipatie van de rooms-katholieken. Op veel plaatsen was in de zeventiende eeuw door gereformeerde overheden de uitoefening van de rooms-katholieke eredienst verboden. Schuilkerken waren wel toegestaan. Nederland was een protestants gekleurde natie. Na de Franse Revolutie, aan het eind van de negentiende eeuw, kregen roomsen dezelfde rechten als protestanten. Ook mocht de Kerk van Rome kort daarna de bisschoppelijke structuur in ere herstellen. Toen in 1918 het algemeen kiesrecht voor alle mannen werd ingevoerd, kregen de rooms-katholieken op politiek terrein stevig voet aan de grond.
Ondertussen werden in veel dorpen en steden rooms-katholieke kerken gebouwd en verrezen er tientallen kloosters. Op zich niet vreemd dat orthodoxe christenen, met de afkeurende passages over de rooms-katholieke mis in de Heidelbergse Catechismus in gedachten, vreesden voor een roomse overheersing. Ook de opkomst van allerhande organisaties met een rooms-katholieke grondslag voedde die vrees.
Overigens organiseerden alle zuilen zich in het interbellum. Ruijs de Beerenbrouck was zelf ook maatschappelijk erg actief en hij leverde daarmee belangrijke bijdragen aan de emancipatie van de rooms-katholieken. Vanwege zijn grote sociale betrokkenheid werd hij ook wel de ”rode jonker” genoemd; Ruijs de Beerenbrouck was afkomstig uit een adellijke familie.
De benoeming van Ruijs tot kabinetsformateur –die zou uitlopen op de benoeming tot premier– verliep in 1918 niet zonder slag of stoot. Koningin Wilhelmina had haar bedenkingen; zij zag liever een premier van protestantsen huizen. Nadat Colijn, De Savornin Lohman en Idenburg bedankten, gaf zij Ruijs de opdracht om een confessioneel kabinet te vormen.
Mythische kwaliteiten
In de biografie verhaalt Verhagen in deel 1 over de aanloop naar de politieke carrière van Ruijs en hoe hij in de gemeenteraad van Maastricht terechtkwam. Deel 2 gaat over de periode dat de roomse voorman Kamerlid was; deel 3 behandelt de eerste twee kabinetten van Ruijs; in deel 4 komt de periode dat hij Kamervoorzitter en partijvoorzitter was aan de orde en in deel 5 beschrijft Verhagen het derde-kabinet Ruys en de periode dat hij opnieuw als Kamervoorzitter fungeerde.
Verhagen, die eerder een biografie schreef over de Amerikaanse president Lincoln, kwam tot het schrijven van een boek over Ruijs de Beerenbrouck omdat in de jaren zestig van de vorige eeuw de roomse voorman „bijna mythische kwaliteiten” werden toegeschreven. Verhagen groeide op in Zuid-Limburg en waar het rijke roomse leven nog volop bloeide. In de verantwoording en het dankwoord schrijft hij nooit gelovig te zijn geweest; hij noemt zichzelf wel een „cultureel katholiek.” Als ontzuilde tiener kreeg hij steeds meer vragen over de verheerlijking van Ruijs en kon hij niet begrijpen dat intelligente mensen „werden opgeslokt door het roomse leven, en daarbij een kritiekloze volgzaamheid bleven tonen die slecht leek te passen bij hun gezond verstand.”
Tijdens zijn studies rechten en sociologie verdiepte Verhagen zich verder in de ontwikkeling van de Nederlandse rooms-katholieken. Dat leidde uiteindelijk tot de publicatie van een lijvige biografie van Ruijs van ruim 400 pagina’s. De afgelopen decennia verschenen er meerdere boeken over de rooms-katholieke voorman, maar een echte biografie was er niet bij.
Poldermodel
Wie het boek op zich laat inwerken, komt onder de indruk van de gedrevenheid van Ruijs om het rooms-katholieke volksdeel tot een eenheid te smeden en te houden. Daarin is hij succesvol geweest. Hij was in die zin een goede politicus, zo oordeelt Verhagen. Hij hoort beslist niet tot de tweederangspolitici, zoals weleens wordt gesuggereerd.
Er is volgens Verhagen een direct verband tussen de rooms-katholieke visie op sociaal beleid en de sociale wetgeving in ons land die onder Ruijs is gerealiseerd. Daarmee gaf hij –samen met sociaaldemocraten– vorm aan de Nederlandse samenleving en de verzorgingsstaat. Ook de Nederlandse overlegstructuur, het poldermodel, draagt een rooms-katholiek stempel.
Maar er is meer. En dat is niet zo positief. Uiteindelijk laat Verhagen niet veel over van de mythe die onder de oudere rooms-katholieken in het zuiden des lands over Ruijs nog voortleeft. Verhagen ontmythologiseert het persoonlijk leven van de roomse voorman. Ook de manier waarop hij politiek bedreef, kan de toets der kritiek van de schrijver niet doorstaan.
Over het persoonlijk leven van Ruijs velt de schrijver een hard oordeel. „Als ik het bruut samenvat: zijn hele volwassen leven liet Ruijs zich weinig gelegen liggen aan zijn gezinsleven. Ruijs was een workaholic, altijd bezig met zijn werk, met zijn rol daarin, met zichzelf.”
De manier waarop Ruijs politiek bedreef, noemt Verhagen „scherp, behendig en sluw. Hij kon hautain, egoïstisch en egocentrisch zijn. Hij was vaak onbetrouwbaar.” Bij nadere bestudering van zijn politieke leven sneuvelt volgens Verhagen het clichébeeld van „de devote pilaarheilige, de voorbeeldige katholiek, de man van het heiligenleven.”
Die conclusies zullen (groot)ouders die hun kinderen en kleinkinderen waarschuwden voor de roomse overheersing, wel kunnen waarderen.
Boekgegevens
Toen de katholieken Nederland veroverden. Charles Ruijs de Beerenbrouck 1873-1936, Frans Verhagen; uitg. Boom, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 8953 657 0; 405 blz.; € 29,90.
Levensloop
l 1 december 1873: geboren te Roermond; l 1896 tot 1901: advocaat, procureur en plaatsvervangend kantonrechter te Maastricht;
l 1905 tot 1918: Tweede Kamerlid; l 16 mei 1918 tot 8 september 1918: commissaris van de Koningin in Limburg; l 1918 tot 1925: minister-president; l 1925 tot 1929: voorzitter Tweede Kamer; l 1929 tot 1933: minister-president; l 1933 tot 1936: voorzitter Tweede Kamer; l 17 april 1936: overleden te Utrecht.