Twistgeding van Gunning met de moderne cultuur
De ethische theoloog J. H. Gunning jr. (1829-1905) was erg geïnteresseerd in de moderne cultuur. Hij verdiepte zich intens in het werk van Spinoza, momenteel een seculier heilige en icoon van de Nederlandse geschiedenis. Spinoza won het pleit, maar de kritiek van Gunning snijdt nog steeds hout.
Gunning, kerkelijk hoogleraar te Amsterdam (1882-1889) en staatshoogleraar in de ethiek en wijsbegeerte van de godsdienst te Leiden (1889-1899), had een grote belangstelling voor literatuur en wijsbegeerte. Hij las talloze romans en poëtische en wijsgerige werken en bezat de verzamelde werken van Shakespeare, Rousseau, Goethe en Schiller.
Het derde en laatste deel van Gunnings verzameld werk dat deze week gepresenteerd werd, bevat de belangrijkste werken van Gunning over denkers en dichters zoals Plato, Schopenhauer, Schiller en Goethe. Het deel kwam tot stand onder verantwoordelijkheid van de Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie die deze week na completering van het verzameld werk van Gunning werd opgeheven. Verder zijn alle werken over Spinoza in dit deel te vinden en artikelen over de spiritist Emanuel Swedenborg en de christensocialist Charles Kingsley.
”Over Spinoza’s Ethica” is nog niet eerder verschenen. Het valt niet onder de verantwoordelijkheid van genoemde stichting omdat het niet direct een werk van Gunning zélf betreft. Het is een verslag van de student Christiaan Hunningher van een privécollege (privatissimum) over de ”Ethica” van Spinoza dat Gunning als kerkelijk hoogleraar in Amsterdam in de periode van oktober 1887 tot juli 1888 heeft gehouden.
Spinoza
Opvallend was Gunnings grote kennis van Spinoza. Hij had bijna alle werken van hem gelezen. Een beter moment van de publicatie van Gunnings werken over Spinoza kan men niet bedenken in deze tijd waarin Spinoza een ongelooflijke comeback meemaakt. Dat is mede te danken aan de bestsellers van de Britse historicus Jonathan Israel, die Spinoza ziet als dé grote kampioen van de radicale verlichting, oervader van de moderniteit. Spinoza propageerde volgens Israel een strikt redelijke en seculiere wereldbeschouwing los van het gezag van openbaring, kerk en Bijbel.
Gunning heeft aan zijn boek ”Spinoza en de idee der persoonlijkheid” (1876) –een substantieel gedeelte van het derde deel van zijn verzameld werk– een eredoctoraat van de Universiteit Utrecht te danken gehad, maar hij kon het standbeeld van Spinoza aan de Paviljoensgracht in Den Haag er niet mee tegenhouden. Op 19 januari 1876 schreef Gunning, destijds Haags predikant, in een lokale krant, aan „de hoge heren, leden van het Spinoza-Comité”, dat hij grote bezwaren had tegen het staatsabsolutisme van deze filosoof. Spinoza houdt geen rekening met de vrijheid van de godsdienstige richtingen en de individuele burger, vanwege het feit dat uiteindelijk het nut van de staat en niet het geweten als laatste instantie geldt.
Naturalisme
Gunning ziet Spinoza vooral als de voorvechter van het pantheïstisch naturalisme: God en de natuur vallen bij hem samen. Het kwalijke van dit systeem is dat er geen ruimte is voor de vrijheid. Alles in de natuur verloopt volgens de wetten van de noodzakelijkheid. God is echter voor Gunning een Persoon Die uit vrijheid de natuur heeft geschapen. Spinoza zegt wel voor vrijheid te zijn, maar dat strijdt met zijn systeem.
Overigens bestrijdt Gunning dat Spinoza een atheïst zou zijn. Het is zelfs zijn „glorie” dat hij zijn filosofie begint vanuit God. Alleen is zijn zwakheid dat hij God opvat als verstandelijke abstractie, als Oorzaak van Zichzelf. Gunnings kernbezwaar is samengevat: „Spinoza zegt: God en de wereld zijn één: doch de openbaring Gods zegt: God en de wereld zullen één wórden.”
Het alternatief dat Gunning biedt is zijn leer van de persoonlijkheid. Hier komt de achtergrond van zijn ethische denken naar voren. De waarheid is volgens Gunning ethisch, dat wil zeggen: het wordt toegeëigend door de vrije persoonlijkheid. Noties van het geweten en het hart zijn daarbij wezenlijk.
Gunning fundeert zijn ethische theologie nadrukkelijk in de christelijke openbaring. God is almachtig en absoluut, maar Hij schept een wereld waarin de mens vrij is om te antwoorden. „Zulke wezens te scheppen, vrijheid buiten zich te scheppen, dat is het onmetelijke waagstuk der liefde, dat God gedaan heeft.” Dat gaat bij Gunning zeker niet ten koste van de zondeval, want deze heeft naar zijn oordeel de mens de mogelijkheid ontnomen om zelf tot God te keren. Het is daarom Jezus Christus in Wie de weg is geopend, niet alleen om gered en verzoend te worden, maar ook om meer volledig en waar mens te zijn.
Gunning stelt dat het ware humanisme te vinden is op de bodem van de christelijke openbaring. Helaas is het humanisme in „de ontchristelijkte literatuur van onze dagen” zó geworden dat het veronderstelt dat de mens „zonder bekering en wedergeboorte, het recht en de kracht zou hebben om het wezenlijke ware en goede uit zichzelf te ontwikkelen.” Om dezelfde redenen vindt hij het liberalisme een mooie term die ten onrechte door niet-christenen is geannexeerd.
Dat alles werpt beter licht op de manier waarop Gunning de moderne cultuur tegemoet treedt. El- ke rationele apologetiek is hem vreemd. Hij wil niet alleen bestrijden en overwinnen, maar ook de ander winnen. En wel omdat naar zijn overtuiging alle verborgen en onvervulde verlangens van de mens alleen tot rust komen in het antwoord van Jezus Christus. Voortdurend is Gunning bezig om de geestelijke achtergronden van schrijvers als Goethe en Schiller te peilen en daarop het antwoord te geven, zoals bij Goethes Faust. „Het leven van Faust zoekt rust: het leven des christens gaat van rust uit.” De kunst heeft als verhe- ven taak om „het in Christus we- dergeboren leven der mensheid tot aanschouwing te brengen.” En: „De christelijke kunst is vrucht en tevens verheerlijking der verlossing.”
Verkiezing
Gunning moet echter niets hebben van een orthodoxie die alleen op de leer focust. Dat blijkt uit zijn beschouwing over Calvijn en Rousseau, die in deel 3 van zijn verzameld werk is opgenomen. De leer die de verkiezing abstract als leerstuk beschouwt, los van de levende God (wat volgens Gunning bij Calvijn nog niet het geval is), moest wel leiden tot Rousseau, als type van de moderne autonome mens en de „revolutionaire natuurlijkheid.” Dan staan God en mens werkelijk tégenover elkaar en is er geen sprake van (geloofs)ontmoeting.
De waarheid is voor Gunning ten diepste een Persoon, namelijk Christus. Deze wil niets liever dan dat Zijn liefde in alle vrijheid en overtuiging weerklank vindt in de mens. God wil geen zwijgende onderwerping, waarmee de slaaf onder de oppermachtige gebieder bukt, maar de gehoorzaamheid des geloofs, de aanbidding van het wonder van Zijn liefde. „Ware onderwerping aan God (…) is een daad van gehoorzaamheid, dus van vrijheid.” Dat bracht Gunning tot een kritische houding ten opzichte van een calvinistische predestinatieleer waarin volgens hem God als een fysische macht wordt opgevat (in plaats van zedelijk) Die alles op een deterministische wijze bepaalt.
Gunning betoogt dat we niet anders over God kunnen spreken dan vanuit Zijn openbaring. God is niet primair een object van ons kennen, maar een Persoon met Wie we een relatie hebben en Die de mens tot een persoon maakt. Zo is de ”ethische cirkel” rond. „Aan een persoon, aan de vrijmacht God hangt dus alles. Daarom wordt ook in ons geloofsleven alles persóónlijk.”
Gunning blijft binnen de kaders van de Dordtse orthodoxie, omdat hij het genadekarakter voluit handhaaft. Maar in de genade is naar zijn overtuiging nooit iets van dwang, omdat dat strijdt met de vrijwillige liefdesovergave van de mens. Gunning stelt dat tegenover de verkiezing de verwerping staat, niet slechts als een ‘laten’ in het verderf, „maar iets veel ergers; een vreselijk stúwen juist door de macht van de versmaadde barmhartigheid die tot steeds reddelozer verharding leidt.”
Waarde
De waarde van Gunning is dat hij de christelijke openbaring niet opsluit in de kerk of in het vroom gemoed, maar deze kritisch én positief inbrengt in deze wereld. Gunning verwijt de orthodoxie van zijn tijd dat zij verzuimd heeft de christelijke boodschap te actualiseren. Het gevolg is de opkomst van het modernisme, dat zich onkritisch aan de naturalistische wereldbeschouwing conformeerde. De orthodoxie wees weliswaar het naturalisme af, maar trok zich terug op strak belijnde, gesloten leeropvattingen.
De hervormde theoloog Noordmans schreef over Gunning dat hij voorbestemd was „om profe- tisch en plaatsvervangend, de geestelijke nood der eeuw in zich- zelf te voldragen.” Al zal men mo- gelijk de ethische theologie kunnen verwijten te optimistisch te denken over de bemiddeling van het Evangelie in deze cultuur (ze- ker in de wereld van kunst en lite- ratuur), de open blik voor de gees- telijke nood in deze cultuur blijft gewenst. En dan blijkt dat de mens buiten de kerk minder van God los is dan menigeen denkt. Dat hier een belangrijke taak van de kerk ligt, heeft Gunning onmiskenbaar aangetoond.
Verzameld Werk, Over denkers en dichters, Deel 3; J. H. Gunning jr.; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2015, 656 blz.; ISBN 979 90 239 70347; intekenprijs tot 10 maart € 49,90; daarna € 59,90; Over Spinoza’s Ethica. Collegedictaat opgetekend door Chr. Hunningher. Amsterdam 1887-1888; J. H. Gunning jr.; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2015; 191 blz.; € 19,50 (dit boek is als boek-op-verzoek verkrijgbaar).