Theologenblog (Koert van Bekkum): Onderwijs is niet maar wat leren lezen en schrijven
Wat is goed onderwijs? Dat houdt niet alleen beleidsmakers en onderwijsvernieuwers bezig. Elke docent heeft ermee te maken. En bij vrijwel iedereen gaan daarbij de gedachten voorbij de vormen en modellen al snel naar die ene docent of die paar voorbeelden waar men graag aan zou willen beantwoorden. Mensen die dat als geen ander konden: niet zomaar een lesgeven, maar leerlingen vormen.
De vorige week overleden Philippus Roorda (1924-2015) was zo iemand. Met zijn lessen Latijn, Grieks en Hebreeuws maakte hij een onuitwisbare indruk op honderden leerlingen op het Christelijk Lyceum in Dokkum en (vanaf 1964) het Gereformeerd Lyceum (later Gomarus College) in Groningen. Al voor ministers spraken over promotiebeurzen voor leraren gaven hij en zijn naaste collega Johan Wiegel (1938-1995) hun onderwijs een academische inslag. Zonder twijfel gold hij als de primus inter pares onder de eerste generatie classici in het vrijgemaakt-gereformeerde onderwijs.
Roorda was meer dan leraar. Hij had een kandidaats in de theologie. Eind jaren zestig voorspelde de Groninger hoogleraar Semitische talen prof. J. H. Hospers hem in een interview met George Puchinger een grootse toekomst als Semiticus. Roorda gaf les aan de vooropleiding van de Theologische Hogeschool in Kampen. Hij gold lang als criticus van het vrijgemaakte ware kerk-denken – met als klapper de keer dat Roorda advertentieruimte in het Nederlands Dagblad kocht, omdat hij zijn stuk anders niet geplaatst kon krijgen. En ten slotte werkte de uit Drenthe afkomstige Fries na zijn uiteindelijke pensioen mee aan de Groninger Bijbelvertaling.
Maar het eigenlijke werk gebeurde als in het gebouw aan het Vondelpad in Groningen de deur van zijn klaslokaal dichtging. Dan werd er hard gewerkt, maar kon er ook, vooral naar aanleiding van de zondagse preken, over alles worden doorgepraat. Daar klonk het „Pennen neer!” als er echt iets belangrijks moest worden uitgelegd. Daar maakte Roorda zijn leerlingen deelgenoot van zijn kennis en vertrouwen op God. En heel soms ook van zijn verlangen. Bijvoorbeeld toen hij, hartstochtelijk elfstedenrijder, terugkeerde na een heupoperatie: „Wat zou ik in het nieuwe Jeruzalem weer graag schaatsen!”
Het overlijden van een geliefde leermeester kust herinneringen wakker, waarvan je niet wist dat ze zo’n diepe indruk hebben gemaakt. Toen mijn vader mij in 1995 belde om te vertellen dat Johan Wiegel was overleden – een zachte, ontzettend aardige, maar ook door kerkelijke machinaties beschadigde man – realiseerde ik me ineens hoe goed hij me teksten had leren lezen. Opnieuw hoorde ik hem zeggen, wat hij ons 17-jarigen na zijn eerste hartinfarct had toevertrouwd: dat hij geen moment bang was geweest om te sterven, omdat hij veilig was bij God.
Nu twintig jaar later, bij het overlijden van zijn oudere collega, dringen de beelden zich opnieuw op. Roorda was streng, maar ook warm en stimulerend. Nu ik zelf lesgeef, zie ik pas hoe groot zijn inzet was voor zwakke leerlingen die zijn vak kozen, ondanks het feit dat hij de lat hoog legde.
Onderwijs is niet een leerling maar wat leren lezen en schrijven, wist men al in de oudheid. Het gaat er uiteindelijk om, zo zeiden oude Mesopotamiërs, dat de leermeester schrijft op het ‘tablet’ van het hart van de leerling. Het gaat om het echt léren van teksten, het ingewijd worden in een traditie en om een manier van leven. Als docent belichaamden Johan Wiegel en Philippus Roorda elk op heel eigen wijze dit millenniumoude ideaal. In hun liefde voor hun vak, voor de leerlingen, voor zindelijk denken, ook waar dat door medegelovigen niet altijd werd gewaardeerd; en in hun liefde voor God en zijn Woord. Och, mochten er meer van zulke leraren zijn.
Koert van Bekkum is universitair docent Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.