Christen is vergevingsgezind en streeft naar gerechtigheid
In de strijd tegen het wereldwijde terrorisme draagt de overheid het zwaard niet tevergeefs. Tegelijkertijd zullen christenen in navolging van de Heere Jezus hun vijanden liefhebben en voor hen bidden, betoogt ds. W. van Sorge.
”Christendom roept niet op tot geweld”. Onder deze kop bestrijdt ds. J. R. Visser de opvatting dat het christendom zou aanzetten tot geweld (RD 23-11). Ik citeer: „Met geweld mensen dwingen te ‘geloven’ in de Heere als de enige God heeft niet met het christelijk geloof te maken.” Dit is duidelijke taal waar ik hartelijk mee instem. Wat het komen tot bekering en geloof betreft geldt het Godswoord: „Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden” (Zach. 4:6).
Toch verdienen mijns inziens ook andere aspecten van de wijze waarop de Bijbel over geweld spreekt onze aandacht. Het gaat me in het bijzonder om het feit dat we de Psalmen meerdere malen een gebed om geweld aantreffen. Een duidelijk voorbeeld is Psalm 59. David, de dichter van de psalm, wordt achtervolgd door vijanden (soldaten van koning Saul) die hem met de dood bedreigen. In de psalm bidt hij: „Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hen weten, dat God Heerser is in Jakob, ja, tot aan de einden der aarde” (Ps. 59:14). David bidt hier om niets minder dan de ondergang van zijn vijanden. Kan dat wel? Mag dit wel? Is dit in overeenstemming met de opdracht om vijanden lief te hebben?
Op grond van deze en andere soortgelijke teksten zijn de zogenaamde vloek- of wraakpsalmen vaak veroordeeld. Ze zouden strijdig zijn met het Bijbelse liefdegebod. Het bidden om Gods vloek over een vijand zou te allen tijde ongeoorloofd zijn. Deze kritiek verdient geen instemming. In feite beschuldigen we dan, wellicht onbedoeld, de Heilige Geest, de eerste Auteur van de Heilige Schrift. Ook de wraakpsalmen ontvangen we als het gezaghebbend Woord van God. Vanuit dit principiële uitgangspunt valt er echter meer te zeggen. Ik wijs op het volgende:
Een belangrijke vraag is: Heeft David zichzelf gewroken? Eeuwen later zou de apostel Paulus schrijven: „Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft de toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere” (Rom. 12:19). Paulus sluit hiermee aan bij een uitspraak uit Leviticus 19:18. David heeft dit vermanende woord in praktijk gebracht. Hij heeft immers geen militair geweld gebruikt tegen Saul en zijn soldaten, maar heeft in het gebed de Heere te hulp geroepen.
In onze tijd zijn er tal van meedogenloze en bloeddorstige vijanden die een gevaar voor de hele mensheid vormen. Mogen wij wensen en bidden dat God het onrecht en de misdaad verbreekt en straft? Ik meen van wel. Maar kunnen we niet beter om bekering van de boosdoeners bidden? En goed doen aan hen? De Heere Jezus draagt ons immers op om onze vijanden lief te hebben en voor onze vervolgens te bidden?
Dit laatste mag zeker niet verzuimd worden. We hebben de roeping om liefde en vergevingsgezindheid uit te stralen en zo iets te laten zien van de grote liefde waarmee God zondaren opzoekt. Het is ontroerend dat juist vervolgde christenen deze gezindheid vaak openbaren. Dit kan een middel in Gods hand zijn om vijanden tot vrienden en vervolgens tot volgelingen te maken.
Overigens valt te vrezen dat verreweg de meesten zullen volharden in hun duivelse haat en moordlust. Er voltrekt zich wereldwijd een intensivering en vermenigvuldiging van het kwaad. In zo’n wereld hebben wij als christelijke belijdenis onze levenshouding te bepalen.
- Vergevingsgezindheid, hoe waardevol en onmisbaar ook, kan echter niet in alle verhoudingen het beslissende woord spreken. Wetgeving en rechtspraak zijn bedoeld om een dam op te werpen tegen allerlei geweld en ontwrichting in de samenleving. Dat moet ook. Laten we daarom gerust bidden dat de misdaad op aarde rechtmatige bestraffing krijgt. Ook in de strijd tegen het wereldwijde terrorisme draagt de overheid het zwaard niet tevergeefs. Het dient ter bestraffing van misdadigers, tot bescherming van burgers en ook opdat we God in vrijheid zullen kunnen dienen overeenkomstig Zijn Woord. Daarom kunnen we oprecht blij zijn als iedere vorm van extremisme en terrorisme te gronde gericht wordt. Onze drijfveer is geen wraakzucht, maar begeerte naar gerechtigheid.
De auteur is christelijk gereformeerd emeritus predikant.