Binnenland

Van plaggenhut tot zorgcentrum

„Waar zijn onze ziekenhuizen en krankzinnigengestichten en stichtingen voor verwaarloosde kinderen, gevallen vrouwen en maatschappelijk verlorenen? Ook de doofstommen en de blinde kinderen verdienen onze aandacht.”

Herman Postema
19 March 2004 08:36Gewijzigd op 14 November 2020 01:03

Deze uit 1875 daterende uitspraak van ds. L. Lindeboom vormt in 1893 de aanleiding tot het oprichten van de ”Vereeniging tot bevordering van gereformeerde ziekenverzorging in Nederland” in Ermelo. Het ziekenhuisje dat in die plaats ontstaat, krijgt later de naam Salem.

Ermelo verkeert in de 19e eeuw in een zeer armoedige toestand. Door mislukte aardappeloogsten zijn velen gedwongen in een plaggenhutje op de hei te wonen. Met de komst van ds. H. W. Witteveen in 1844 komt er geleidelijk verandering in die erbarmelijke omstandigheden. Zelf besteedt de hervormde predikant veel tijd en geld aan de verzorging van zieken.

Zijn strubbelingen met kerkelijke en burgerlijke hoogwaardigheidsbekleders leidt in 1859 tot een breuk met de Nederlandse Hervormde Kerk. Witteveen, die niet uit Ermelo wil vertrekken, sticht hierop een eigen zendingsgemeente.

Bij de behandeling van patiënten en geesteszieken is de predikant overtuigd van het belang van paranormale gaven. Witteveen is naar eigen zeggen door zijn eigen gebed genezen van verschillende ziekten. Door deze ervaringen wil hij vasthouden aan middelen als belezen, bespreken, aanblazen, hand opleggen en ook gebedsgenezing. Hij krijgt „gedurig meer voorbeelden van gevaarlijke kranken, ook enkele malen van stervenden”, die op zijn „gelovig gebed de volmaakte gezondheid werd wedergegeven door den naam van Jezus Christus, in wie al de schatten en gaven van gezondheid, zowel van het lichaam als van de ziel verborgen zijn.”

Vervolging
De Ermelose pastor meent hierna van God aanwijzingen te krijgen voor zowel de plaats als de aard van een tehuis. Hier geeft hij echter geen gehoor aan. „Intussen gebeurde er iets, dat mij zeer trof. Een zuster, die het goed der wereld heeft, offert geheel vrijwillig een belangrijke som geld. Na veel gebed durfde ik nu niet langer wederstaan en bereidde mij voor dit werk.”

Dat leidt tot het ontstaan van het Huis der Barmhartigheid in 1863. Witteveen geeft aan wat hem bewogen heeft tot dit werk. „Barmhartigheid met ellende die geholpen kan worden. Gelovige overtuiging dat vele ziekten nutteloze kwellingen van boze of onreine geesten zijn. Christelijke ervaringen van de kracht van den Naam en van het bloed van Jezus.”

Al snel is het tehuis te klein. Nog twee huizen worden aangekocht: Bethesda en Bethanië voor de verpleging van bejaarden en „gebondenen.” Zelfs een derde huis blijkt nodig: Bethel. Ds. Witteveen bidt en spreekt met de zieken, diaconessen leveren het verzorgende werk.

Even dreigt zijn werk in moeilijkheden te komen. De minister van Binnenlandse Zaken komt erachter dat in Ermelo zonder koninklijke goedkeuring „krankzinnigen” worden verpleegd. Witteveen krijgt in 1866 een boete van 65,56 gulden. Hij ontvangt hierop zo veel giften dat hij triomfantelijk schrijft: „Wanneer nog dikwijls zulke dusgenaamde vervolgingen tegen ons ontstaan, dan hebben wij geen gebrek te vrezen en worden we nog rijk in onze armoede.”

„Achterlijke kinderen”
Er lopen diverse persoonlijke verbindingslijnen tussen deze zendingsgemeente en het Ermeloos tehuis ’s Heeren Loo. Op 22 maart 1888 vergaderen te Ermelo vertegenwoordigers van de diaconieën van de Nederlandse gereformeerde kerken in de provincie Gelderland. Een van de aanwezigen, ds. W. van den Bergh, oppert een „stichting voor idioten” in het leven te roepen. De Vereniging ’s Heeren Loo wordt opgericht en op 6 februari 1891 begint in Ermelo de zorg en dienstverlening aan de eerste acht bewoners.

Een tehuis dat nauw aan ’s Heeren Loo is gelieerd, is Groot-Emaus. De buitengewone algemene vergadering van 1902 van de Vereniging ’s Heeren Loo concentreert zich rond de vraag of „onze vereeniging zich voortaan ook bezig zal houden met de verzorging van verwaarloosde kinderen, met name van verwaarloosde jongens.” Na een debat van drie uur besluit de vereniging in het huis Groot-Emaus een ”gesticht voor verwaarloosde jongens” in te richten. Dit nieuwe gesticht -te vergelijken met een huidige TBS-kliniek- huisvest al spoedig zo’n 200 knapen. Sindsdien vallen beide huizen onder de ”Vereeniging tot Opvoeding en Verpleging van Idioten en Achterlijke Kinderen”.

Horloge
Er verandert meer in Ermelo. Was dit dorpje in de eerste helft van de 19e eeuw van onbetekenende omvang, rond de tehuizen van onder andere ds. Witteveen ontstaat zelfs een tweede kern: Nieuw Ermelo. Langzamerhand schuift de bebouwing hiervan in oostelijke richting. Ook het oude Ermelo groeit en breidt naar het westen uit. Rond 1920 groeien beide kernen aan elkaar tot de huidige plaats.

Intussen is het landgoed Veldwijk veranderd in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit gebeurt in 1885. Over het eten in dit ziekenhuis wordt jaren geklaagd. Een oud-verpleegkundige schrijft hierover: „’s Zondags was het groente-, vermicelli- of rijstsoep en altijd iets toe. ’s Maandags in de zomer kapucijners en ’s winters bruine bonen. Donderdags erwtensoep. Vaste prik. Van 1937 tot 1943 bestond het broodbeleg ’s maandags en dinsdags uit ontbijtkoek, ’s woensdags uit 20 gram kaas per persoon per dag, donderdags hagelslag, vrijdags stroop en zaterdags en zondags jam. Ook al vaste prik.”

Een van de bewoners heeft op een dag wel trek in iets anders. Hij slikt het polshorloge van een verpleger in en zegt daarop: „Het is nu maandag. Donderdag krijg je je horloge weer terug.” Drie dagen later krijgt de verpleger inderdaad zijn horloge, geheel aangetast door het maagzuur, retour. In de maag heeft het uurwerk nog vier uur gelopen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer