Buitenland

Suriname is wel onafhankelijk maar nog geen eenheid

Surinamers vieren woensdag dat hun land veertig jaar geleden onafhankelijk werd. Veel inwoners waren destijds sceptisch en wilden liever een kolonie van Nederland blijven. Nu, veertig jaar later, is er vrijwel niemand meer die zegt dat er destijds een onverstandig besluit is genomen.

Armand Snijders

25 November 2015 11:34Gewijzigd op 15 November 2020 23:36
„Ons eigen land, met eigen volkslied, vlag, wapen en nationaliteit.” Beeld RD
„Ons eigen land, met eigen volkslied, vlag, wapen en nationaliteit.” Beeld RD

Het had in 1975 veel voeten in de aarde voordat er in de Staten van Suriname –het toenmalige parlement– een meerderheid voor onafhankelijkheid was. Vooral creoolse en Hindoestaanse politici stonden lijnrecht tegenover elkaar. De Hindoestanen, onder aanvoering van Jagernath Lachmon, vreesden dat ze na het uitroepen van de republiek overheerst zouden worden door de creolen van Henck Arron. De spanningen liepen hoog op en maandenlang was het onrustig. In Paramaribo werd op verschillende plaatsen brand gesticht en de twee bevolkingsgroepen stonden elkaar zelfs naar het leven. Vele duizenden Surinamers boekten uit vrees voor verdere escalatie een enkele reis naar Nederland.

Dat de onafhankelijkheid er uiteindelijk toch kwam, is vooral te danken aan George Hindori, Statenlid van de Hindoestaanse partij VHP. Hij vreesde dat de situatie in het land volledig uit de hand zou lopen en het tot een bloedvergieten zou komen als de impasse niet werd doorbroken. Hij stemde, tegen de instructies van het partijbestuur in, voor de onafhankelijkheid. Hindori werd daarop verstoten uit de VHP en tot zijn dood in 1986 als een paria beschouwd. Onlangs hebben vooraanstaande VHP’ers echter een comité in het leven geroepen om eerherstel voor Hindori te bewerkstelligen. Volgens partijsecretaris Sonny Hira is de tijd daar nu rijp voor. „Hindori deed toen gewoon zijn werk en koos voor datgene wat hij het beste vond. Voor velen was hij toen zelfs een held, maar hij werd verguisd.”

Staatsgreep

Dat het na de onafhankelijkheid misging, onder meer door de staatsgreep op 25 februari 1980 onder aanvoering van Desi Bouterse en de daaropvolgende dictatuur, had niemand voorzien. „Maar dat betekent niet dat we achteraf moeten vaststellen dat we onder het koloniale juk van Nederland hadden moeten blijven”, meent docente Natalie Playfair. „Natuurlijk zijn er veel dingen niet goed geweest in de afgelopen veertig jaar, met als absoluut dieptepunt de Decembermoorden van 1982. Onafhankelijk worden en zijn, is een leerproces. Het is net zoals kinderen die op eigen benen gaan staan. Die maken ook fouten, daar ontkomen ze niet aan. Met vallen en opstaan word je pas echt volwassen, zolang je maar leert van het verleden. Dat geldt ook voor een jonge republiek.”

Playfair geeft les aan tieners tussen de dertien en de zeventien jaar. „Ik heb geen enkele leerling die zegt dat hij of zij niet in een onafhankelijke republiek wil wonen. Ze weten natuurlijk niet hoe het leven in de koloniale tijd was, die verhalen kennen ze alleen van hun ouders of grootouders. Maar ze beseffen wel dat het een voorrecht is om zelfstandig te zijn.”

Sociologe Nisha Soekhlal beaamt dat veel Surinamers trots zijn op hun land. „Maar”, tekent ze gelijk aan, „dat wil nog niet zeggen dat we een hechte eenheid vormen. Er wordt nog te veel in etnische hokjes gedacht, vooral door politici. Zij komen vooral op voor de belangen van hun eigen achterban. Dus de creolen voor de creolen, de Hindoestanen voor de Hindoestanen en ga zo maar door. Ze hebben ook allemaal hun eigen partijen, een echte Surinaamse partij is er nog niet. Ook de NDP van president Bouterse is dat niet, hoewel dat vaak wordt beweerd. Kijk naar zijn aanhang en je ziet dat die voor een groot deel uit arme creolen bestaat.”

Etnisch denken

Dit etnische denken leidt volgens haar nog weleens tot spanningen. „Maar tot een escalatie zoals in andere landen in de regio –bijvoorbeeld Guyana en Trinidad en Tobago– zal dat niet zo snel komen. Dat is vooral te danken aan het feit dat zowel de creoolse als Hindoestaane gemeenschap geen meerderheid heeft. Er leven immers ook nog tienduizenden Javanen, Chinezen en mensen van andere etnische afkomst in ons land. Die vormen een soort buffer tussen de twee grootste groepen.”

De etnische verdeeldheid heeft volgens haar wel tot gevolg dat echte eenwording, waarbij gezamenlijk wordt opgetrokken, nog wel enkele decennia op zich zal laten wachten. „Dat is een normaal proces. De jongeren van nu zijn al minder gericht op etniciteit en zij zijn de leiders van straks. Dus het komt goed, ooit zullen Surinamers kunnen zeggen dat ze een echte eenheid vormen.”


Kerk speelt nog steeds een belangrijke rol

De kerk heeft zowel voor als na de onafhankelijkheid een grote bijdrage geleverd aan de bewustwording van veel Surinamers. „Vooral via scholen wordt daaraan nog steeds gewerkt”, zegt Carl Breeveld, theoloog en als parlementariër lid van de regeringscoalitie.

Breeveld, lid van de Evangelische Broedergemeente Suriname, was op 25 november 1975 student aan het Christelijk Pedagogisch Instituut in Paramaribo, een opleiding voor leerkrachten. Hij was destijds voorstander van de Surinaamse zelfstandigheid. „Ik was en ben positief gestemd over de beslissing van onze politieke leiders om Suriname te leiden naar staatkundige onafhankelijkheid. Jongeren waren in die tijd over het algemeen enthousiast over deze stap. Mijn gedachte was: Nu kunnen we eindelijk ons land zelf besturen met eigen volkslied, vlag, wapen en nationaliteit.”

Volgens Breeveld moet de invloed van de kerken niet worden onderschat. „Het Comité Christelijke Kerken (CCK), vergelijkbaar met de Nederlandse Raad van Kerken, heeft vanaf 1948 een belangrijke rol gespeeld in het samenbrengen van de kerken en het innemen van gezamenlijke standpunten met betrekking tot maatschappelijke ontwikkelingen. Na 1975 liet het comité zijn stem zelfs nadrukkelijker horen via herderlijke brieven, lesbrieven, communiqués. Hierbij klonk vooral het profetisch woord door, waarbij politieke leiders werden opgeroepen tot rechtvaardig beleid.”

Ook in de moeilijke periode van de jaren tachtig, ten tijde van de dictatuur, schroomden de kerken niet om zich kritisch uit te laten, ondanks de toen heersende angstcultuur. Breeveld: „Het CCK heeft in deze periode vaak een duidelijk geluid laten doorklinken. Daarnaast was er de organisatie Gerechtigheid en Vrede, gelieerd aan vooral de grote kerken, die de aandacht trok door een kritische houding naar de toenmalige leiding van het land. Er waren ook veel christenen die zich vooral in gebed verenigden. De opvang van slachtoffers van geweld werd door verschillende kerken serieus genomen.”

Ook rond de aanname van de omstreden Amnestiewet in 2012 door het parlement, die president Bouterse als hoofdverdachte strafvervolging in verband met de decembermoorden deed ontlopen, zwegen de kerken „terecht” niet. „De kerk heeft een maatschappelijke taak en behoort standpunten duidelijk naar voren te brengen. In de Bijbel spreekt Johannes de Doper koning Herodes Antipas aan, omdat hij met de vrouw van zijn broer Filippus leeft (Lukas 3:19-20). Het heeft Johannes zijn leven gekost. De benadering van de kerk wanneer het om politieke kwesties gaat moet mijn inziens zijn naar de Bijbelse opdracht in Micha 6:8: recht doen en trouw betrachten. De kerk moet zich als instituut niet met partijpolitiek bezighouden, maar mag wel het beleid aan de kaak stellen.”

Eenmansfractie

Zelf koos Breeveld er in 2010 voor in de politiek te gaan. Namens zijn partij DOE bezet hij sindsdien een zetel in het parlement. Na de verkiezingen van mei dit jaar trad zijn eenmansfractie zelfs toe tot de coalitie, waarin de NDP van Bouterse een grote meerderheid heeft. „Ik ga voor een rechtvaardige samenleving waarin iedere Surinamer tot zijn recht moet komen. Het stoort me dat nog zo veel mensen geen degelijk dak boven hun hoofd hebben, terwijl er sprake is van verspilling van middelen. Suriname is het groenste en in potentie, qua grondstoffenrijkdom, het zeventiende land op aarde. Het zou niet mogen dat door slecht bestuur mensen basisvoorzieningen moeten ontberen. Mijn boodschap draagt bij tot bewustwording, en die zie ik graag als een inktvlek zich verspreiden. De aanhang groeit, en daarmee ook het geloof dat er meer mensen komen die deze ideeën ondersteunen. En dat hoeven niet per se Breevelds te zijn.”

Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de christelijke kerk ziet hij in de toekomst een rol weggelegd. „Maar dan moet er nogal wat werk verzet worden op organisatorisch vlak. De boodschap van het Evangelie klinkt gelukkig nog door, alleen is aansluiting bij de volgende generaties niet optimaal. De kerk moet een taal spreken die iedereen verstaat. De boodschap moet helder verwoord worden, zeker tegenover onze jongeren, anders gaan ze er schouderophalend aan voorbij.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer