Voorschoolse educatie niet bij voorbaat mislukking
Voor- en vroegschoolse educatie is effectief als bekwame beroepskrachten het kind kansen bieden zich spelenderwijs te ontwikkelen. Samenwerking met ouders is daarbij van cruciaal belang, stelt Laura Zwoferink.
Voorscholen in Nederland werken niet, aldus de conclusie die bijzonder hoogleraar kinderopvang Robert Fukkink recent presenteerde. Fukkink analyseerde 21 onderzoeken rondom voor- en vroegschoolse educatie (vve) in Nederland. De opbrengst is nul op taal, rekenen en sociaal-emotioneel gebied, concludeert hij. „Stoppen”, zegt hij daarom. „Niet doormodderen.”
Fukkink heeft voor een deel gelijk. Een van de problemen die hij noemt, is segregatie. Op veel voorscholen worden kinderen met een dreigende ontwikkelingsachterstand in aparte groepen begeleid, de zogenaamde segregatie. Dat is in de praktijk niet effectief.
Uit promotieonderzoek van Annika de Haan (Universiteit Utrecht) blijkt dat jonge kinderen veel meer gebaat zijn bij gemengde groepen. Vooral de interactie tussen groepsgenootjes draagt in hoge mate bij aan hun ontwikkeling. Daarom pleit ik ervoor dat kinderen met een (dreigende) ontwikkelingsachterstand meedoen in reguliere groepen.
Een extra argument daarvoor is dat ouders meestal niet blij zijn met deze segregatie. Ze ervaren het als stigmatiserend als hun kind al op jonge leeftijd wordt aangemerkt als zorgenkind.
Spelen
Fukkink geeft aan dat er zo weinig écht geleerd wordt in de voorschoolse periode. Er gaat te veel tijd verloren aan de dagelijkse rituelen en activiteiten. Dat ben ik volstrekt met hem oneens. Wat wordt er veel geleerd tijdens de alledaagse activiteiten!
Denk eens aan de mondelinge communicatie die plaatsheeft tijdens het spelen, het oefenen van de grove en fijne motoriek tijdens buitenspel, allerlei zintuiglijke ervaringen zoals proeven, ruiken en voelen die het kind opdoet tijdens het eten en drinken, het verschonen enzovoorts. Deze vaardigheden zijn voorwaarden voor het leren als de kinderen ouder zijn. Zeker in ons digitale tijdperk, waarin kinderen gemiddeld genomen minder spelen, delen, bewegen en ervaren, zijn deze spelervaringen van essentieel belang.
Jonge kinderen leren vooral door spelen. Pedagogisch medewerkers moeten een uitdagende spelomgeving creëren waarbij kinderen volop gelegenheid krijgen te experimenteren. Uit het onderzoek van De Haan blijkt dat dit een snellere ontwikkeling bevordert. Die activiteiten moeten echter niet op schoolse wijze aangeboden worden. Daar zijn jonge kinderen nog niet aan toe.
Fukkink heeft niet onderzocht in welke mate scholing invloed heeft op de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers. Ik ben ervan overtuigd dat beroepskrachten een goede scholing nodig hebben. Een pedagogisch medewerker moet goed kunnen reageren op de spontante uitingen van kinderen en de interactie tussen groepsgenoten positief stimuleren. Ook structuur bieden en grenzen aangeven zijn vaardigheden die de beroepskracht moet beheersen. Zo kan ze het jonge kind aan de hand van gerichte observaties begeleiden in zijn sociale en cognitieve ontwikkeling.
Veel bekwame beroepskrachten zijn de laatste jaren overspoeld met programmagerichte vve-trainingen die hen niet echt motiveren. Ze worden soms gedwongen om tijdrovende CITO-toetsen af te nemen bij twee- en driejarigen. Daardoor kunnen beroepskrachten het gevoel krijgen dat ze aan het echt volgen en stimuleren van de ontwikkeling van het kind nauwelijks meer toekomen.
Ouders
Ten slotte breek ik een lans voor de ouders. Zij spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van hun kinderen. De begeleiding van jonge kinderen heeft geen kans van slagen als ouders er niet bij betrokken worden. Laten beroepskrachten in de voorscholen intensief met hen samenwerken.
Sommige vve-programma’s spelen hier al goed op in. Ze nemen de zorg voor kinderen niet over van de ouders, maar doen het samen met hen. Ze geven hun handvatten om thuis te oefenen met ontwikkelingsgerichte activiteiten zoals voorlezen. Ouders zijn sterk betrokken op het welbevinden van hun kind en werken graag samen met de voorschool om hun kinderen te bieden wat zij nodig hebben. Samen sta je sterk!
Is voor- en vroegschoolse educatie echt mislukt? Dat zou je kunnen zeggen over de praktijk in veel voorscholen. Maar als beroepskrachten kinderen stimuleren in hun spel en onderlinge interactie en daarnaast een hoge betrokkenheid van ouders ervaren, kan dit substantieel bijdragen aan hun ontwikkeling. Laten wij kinderen vooral kans geven zich te ontplooien op de manier waarop ze dat het liefst doen.
De auteur is onderwijsadviseur jonge kind en specialist ouderbetrokkenheid bij Driestar onderwijsadvies.