Parijse arts Patrick Pelloux: We moeten onverbiddelijk zijn
PARIJS. Zo veel mogelijk levens redden. Dat was zijn opdracht in de nacht van vorige week vrijdag op zaterdag in Parijs. Trauma-arts Patrick Pelloux schakelde zijn gevoel uit in de lange uren na het bloedbad in de concertzaal Bataclan. Nu kijkt hij terug en kiest zorgvuldig zijn woorden. „Deze mensen hebben in de geschiedenis van de mensheid niets te zoeken.”
Patrick Pelloux is geen onbekende voor het Franse publiek. De arts stond begin dit jaar in de schijnwerpers van de media omdat hij een van de overlevenden was van de aanslag op de redactie van het satirische weekblad Charlie Hebdo.
Twaalf vrienden verloor hij op die bewuste woensdag de zevende januari. De arts is nooit meer dezelfde geweest na de aanslag op het blad waarvoor hij sinds twaalf jaar lang een rubriek schreef. Hij overleefde de aanslag doordat hij die dag eerst een andere vergadering had.
Het bloedbad op de redactie van Charlie Hebdo veranderde zijn leven. Slapen lukte niet meer. De dramatische gebeurtenis liet Pelloux niet meer los. Het duurde maanden voordat het iets beter met hem ging. Hij schreef er een boek over en probeerde de gitzwarte bladzijde om te slaan. Even leek het beter met hem te gaan, maar de opleving was slechts van tijdelijke aard. Na de verijdelde aanslag in de Thalys eind augustus kwam alles weer terug.
Vorige week vrijdagochtend hadden de hulpdiensten nog een oefening gehad die gericht was op de samenwerking tussen de verschillende hulpdiensten in het geval van een gelijktijdige terroristische aanval op verschillende plekken in de stad.
Onrustig
Pelloux loopt onrustig over het terras. Nee, hij heeft het interview liever niet aan de voorzijde van het café. Hij kiest voor een tafeltje aan de zijkant. Niet direct in het zicht van de persoonlijke bewaking die hij sinds januari heeft. Op de hoek staat een witte politieauto die de drukke straat in de gaten houdt. Een politieagent in burger observeert nauwgezet de mensen die langslopen.
„Bataclan kennen we hier allemaal”, zegt Pelloux. „Iedereen is er weleens geweest om een concert mee te maken. De vrijdag is een dag waarop we met onze vrienden en familie bij elkaar komen, om een glaasje te drinken en even op een terras te zitten. Dit drama raakt ons allemaal.”
Pelloux: „Ik werd die avond gebeld door een collega. Hij zei me dat ik meteen moest komen, en dat heb ik gedaan. Net als alle andere collega’s. Iedereen was er: chirurgen, anesthesisten en verpleegkundigen. Veel mensen kwamen uit zichzelf naar het ziekenhuis. Binnen enkele uren hebben we zestig operatiekamers kunnen opzetten. Dat heeft veel mensenlevens gered. Ik denk dat als ons dat niet gelukt was, er zeker zestig tot honderd mensen meer zouden zijn overleden.”
De hele nacht door ziet Pelloux de vele gewonden en de doden het ziekenhuis binnenkomen. Hij beseft meteen dat dit een nieuw ‘Charlie Hebdo’ is, alleen dan tien keer zo erg. Pelloux: „Ik kan mijn gevoel op zo’n moment uitschakelen, zodat ik me kan concentreren op mijn werk. Zo veel mogelijk levens redden, dat was mijn doel.”
Pelloux: „We schakelen altijd de meest ervaren artsen in. Maar dan nog. Zij die eerste hulp hebben verleend in Bataclan en de cafés, die artsen zijn niet meer dezelfde. Zij hebben vreselijke dingen gezien. Onschuldige mensen, jong en oud: dood, afgeslacht. Bataclan is een plek waar mensen feestvieren en verliefd worden, maar dit was weerzinwekkend; dit was pure verschrikking.”
Oorlog
„Dit soort schotwonden kom je alleen in een oorlog tegen. De president heeft zijn woorden daarom juist gekozen. Zowel psychologisch als fysiek kun je dit niet anders dan een oorlog noemen. Het leven is niet veranderd, maar onze levens zijn veranderd. Alles is anders geworden. We weten nu dat we in oorlog zijn. Frankrijk wordt aangevallen door een vijand die zich op ons eigen grondgebied bevindt: islamisten, radicale moslims die hun eigen land aanvallen, want de meesten hebben de Fransen nationaliteit.”
Pelloux vindt dat Frankrijk moet zoeken naar een gepast antwoord om een einde te maken aan de permanente dreiging. Het land heeft bondgenoten zoals Rusland, China en de Verenigde Staten nodig om deze vijand te verslaan. Pelloux: „Deze aanhangers van het radicale islamisme, ik ben ervan overtuigd dat het nazi’s zijn. De enige mogelijkheid om ons daarvan te bevrijden, is hen aan te vallen en te doden. Je kunt deze mensen niet op andere gedachten brengen. Sinds de aanval op het World Trade Center in 2001 voeren ze aanvallen uit over de hele wereld. Aanslagen zijn jaren van tevoren gepland en voorbereid. Ik noem hen daarom nazi’s. Je kunt hen niet laten doorgaan voor een stelletje psychisch gestoorden, want daarmee beledig je de psychiatrie en mensen die psychisch niet in orde zijn. Want zelfs gekken doen dit niet. Dit zijn nazi’s: ze willen verschrikking op aarde en ze willen de mensheid vernietigen.”
Pelloux weet dat de angst voor nieuwe aanslagen een dagelijkse realiteit is geworden. „Er zijn veel anderen die zich voorbereiden op nieuwe aanslagen. We hebben pas gewonnen als IS verslagen is. Landen moeten beseffen dat we samen de strijd moeten aangaan met IS, Boka Haram en al-Qaida.”
Ommekeer
„Dit drama raakt ons diep, maar we moeten onze gewoonten niet opgeven. Ons leven mag niet door angst beheerst worden. Natuurlijk begrijp ik dat gevoel, en als ik naar mezelf kijk kan ik ook niet zeggen dat ik geen vrees ken. Maar ik ben niet pessimistisch. Want we gaan winnen. We zijn de kinderen van Churchill, De Gaulle en Eisenhower. We zijn de kinderen van hen die de nazi’s hebben overwonnen. Het zal tijd kosten, we staan misschien aan het begin van een ommekeer, maar we zullen hen allemaal doden. Zij hebben in de geschiedenis van de mensheid niks te zoeken. Dat is heel moeilijk. Na elke aanslag –of het nu op een strand in Tunis is of aan boord van een Russisch vliegtuig– weten we dat ze overal zijn. We moeten daarom onverbiddelijk zijn en hen vernietigen.”