Terreur aan de Andreasstrasse
Terreur is niet iets van vandaag of gisteren. De inwoners van de Duitse Democratische Republiek (DDR) wisten óók wat het was om geterroriseerd te worden – door de eigen overheid nog wel.
Erfurt is niet alleen de stad waar Maarten Luther een deel van zijn leven doorbracht, of waar –in 1668– de latere ouders van Johann Sebastian Bach in het huwelijk traden. Tientallen jaren lang was het ook de stad waar zich een afdeling van het beruchte ministerie van Staatsveiligheid, in de volksmond de Stasi, bevond. Tussen 1952 en 1990 hield het DDR-regime hier meer dan 5000 „vijanden van het socialisme” voor kortere of langere tijd gevangen.
Nog altijd oogt het ommuurde complex aan de Andreasstrasse, hartje Erfurt, als een onneembare vesting. Dat was het ook. Slechts vanaf de achterzijde was het zwaarbewaakte gebouw toegankelijk. Dagelijks voerden grijze busjes –Barkas B 1000– gedetineerden af en aan. Wie hier kwam, wist dat hij een angstige tijd tegemoet ging.
Na binnenkomst moesten mensen zich helemaal uitkleden, vermeldt een informatiebordje. „Het personeel onderzoekt lichaam en kleding. Persoonlijke voorwerpen worden geregistreerd en ingenomen. De gevangenen krijgen andere, versleten kleding. Vervolgens worden er foto’s van hen gemaakt. Daarna begint de gevangenschap, in de regel met: isolatie.”
Domplatz
De Andreasstrasse loopt uit op de Domplatz, waar zich de trotse Erfurter Dom en de St. Severikirche bevinden. ’s Avonds baden beide kerken, hoog aan de trappen, in een zee van licht.
Voor de inwoners van de stad was de Andreasstrasse vele jaren synoniem voor gevangenis. Ook al vóór 1952 trouwens. Het T-vormige gebouw, in de stijl van het historisme, werd op 1 oktober 1878 in gebruik genomen als gevangenis. Na de machtsovername door de nazi’s, in 1933, ontwikkelde het zich tot een „plaats van onderdrukking van andersdenkenden.”
Dat bleef het. Na de oorlog gebruikte de Sovjetbezettingsmacht het grauwe bouwwerk korte tijd voor eigen diensten, maar in 1950 nam de „Volkspolizei” er haar intrek, twee jaar later gevolgd door de gevreesde Stasi. De Andreasstrasse kwam symbool te staan voor willekeurige staatsmacht en geheime politie.
„Het gevangenisregime kenmerkte zich door systematische schendingen van de mensenrechten”, staat er op het bordje: „Nachtelijke verhoren, ontzegging van slaap, isolering. Modernisering van de cellen vond pas eind jaren zestig plaats. Er werden wc’s, wastafels en verwarming geïnstalleerd. Tot dan toe zag de inrichting eruit zoals in de beginperiode.”
Bloed
Sinds 2012 vormt de oude gevangenis ”Gedenk- und Bildungsstätte Andreasstrasse”. Dat het zover kwam, is niet vanzelfsprekend. Rond 2004 dreigde het complex, dat in verval was geraakt, afgebroken te worden. Dit stuitte op grote weerstand, onder anderen bij voormalige politieke gevangenen. Zij begonnen rondleidingen te organiseren. Uiteindelijk mondden hun activiteiten uit in de opening van dit „herinnerings- en vormingsoord”, dat deel uitmaakt van de Stiftung Ettersberg.
Bezoekers maken er kennis met drie thema’s: gevangenschap, dictatuur en revolutie. Daarnaast zijn steeds wisselende tentoonstellingen te zien.
Wie een béétje een gevoel wil krijgen bij de omstandigheden waarin burgers van communistisch Oost-Duitsland verkeerden, kan niet om de Andreasstrasse in Erfurt heen. De cellen op de tweede etage, achter een roestig toegangshek, zien er nog net zo uit als toen. Hier zaten over het algemeen de mannelijke gevangenen; vrouwen kwamen op de eerste verdieping terecht.
Vanuit de controlekamer keken bewakers de gang in. Gedetineerden konden vrijwel geen kant op. De bewaking was „totaal”, informeert de tekst op een tafel. Ernaast een ringband met daarin aantekeningen van het personeel. „Ik bemerkte bij mijn controle dat VH 34 III/185 weer in bed lag”, zo valt te lezen. „Aan zijn linkerhand bevond zich in de nabijheid van zijn polsader bloed.”
Zeker in de beginjaren was de behandeling van gevangenen dramatisch. Later verbeterde dat wat, maar machtsmisbruik kon zomaar plaatsvinden. Weliswaar presenteerde de DDR zich als „vredesstaat”, maar „de vrede moet bewapend zijn”, vond de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED).
Zwarte rook
Langzaam keerde het tij – in de samenleving zelf, welteverstaan. Ook in Erfurt verzamelden zich steeds meer mensen voor het vredesgebed, net zoals bijvoorbeeld in Leipzig het geval was. Uiteindelijk leidde dat, op 9 november 1989, tot de val van de Berlijnse Muur.
Maar daarmee was de Stasicentrale in Erfurt nog níét gevallen. Begin december 1989 zagen inwoners zwarte rook boven het gebouw uitkomen. Ze vermoedden dat de Stasi bezig was de geheime acta te verbranden. Op 4 december bezetten moedige burgers dit bastion van de SED – het eerste. Nog dezelfde dag volgden er vergelijkbare acties in Leipzig, Suhl, Schwerin en Rostock. Door hun optreden bleven de meeste documenten bewaard. Ze vormen het tastbare bewijs dat ook een –door een ideologie gedreven– staat zijn burgers kan terroriseren.
Hereniging
Enkele maanden nadien herenigden Oost- en West-Duitsland zich. Een kwarteeuw later houdt een andere ideologie het land –en Frankrijk, en Europa– in haar greep.
Horchen und gucken: afluisteren en gluren
Tientallen jaren waren Oost- en West-Duitsland door een „Eiserne Vorhang”, een bijna 1400 kilometer lang IJzeren Gordijn, van elkaar gescheiden. Op 3 oktober 1990, vorige maand een kwarteeuw geleden, herenigden de beide Duitslanden zich. In –onder andere– de deelstaten Hessen en Thüringen is er nog veel wat aan dit tijdvak in de Duitse geschiedenis herinnert. Maar de regio biedt meer, sterker: de (kerk)historie ligt er bijna voor het oprapen. In een serie van zeven artikelen worden enkele interessante locaties voor het voetlicht gehaald.
Vandaag deel 7 (slot): de voormalige Stasigevangenis in Erfurt.
Burgers van de DDR wisten het: eigenlijk was niemand écht te vertrouwen. Het in 1950 opgerichte ministerie voor Staatsveiligheid –„schild en zwaard van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED)”– had overal zijn ogen en oren. Het had dan ook de bijnaam ”Horch und Guck”: luister af en gluur.
Daar had de Stasi zo zijn middelen voor, leert de tentoonstelling in Gedenk- und Bildungsstätte Andreasstrasse. Niet alleen had het ministerie tienduizenden geheim agenten in dienst; het kon daarnaast rekenen op tal van „Inoffizielle Mitarbeiter”, niet-officiële medewerkers (IM), die de bevolking „afluisterden en begluurden.” In totaal moet minister voor Staatsveiligheid Erich Mielke zo’n 270.000 medewerkers tot zijn beschikking hebben gehad. „De totale omvang van de spionage werd pas na 1990 bekend”, aldus de expositie.
Alleen al in Erfurt had de Stasi in de jaren tachtig 483 „conspiratieve woningen” (KW). Dit waren complete appartementen of ruimtes in een huis of bedrijfsgebouw die door „IM’s” werden benut om geheime berichten door te geven aan hun aanspreekpunt bij de Stasi.
Foto’s op posterformaat laten een aantal van zulke woningen zien. Ze bevonden zich overal in de stad, zo blijkt. En op een dag kon er zomaar iemand zitten –je baas, medewerker, je vrouw of man, broer, nicht– die jóú verklikte.