De ziel mag er zijn
Is het niet een beetje simpel om te geloven in het bestaan van een ziel? Onderzoekers zoals Dick Swaab (”Wij zijn ons brein”) hebben wel duidelijk gemaakt dat er helemaal geen bewustzijn kan bestaan zonder onze hersens. Met andere woorden: Als wij lichamelijk ‘dood’ zijn, moeten we niet denken dat onze ziel nog voortbestaat. Als er geen zelfstandige ziel kan bestaan, kunnen we bijvoorbeeld niet meer over de hemel of over de hel denken.
JA
Het is heel boeiend om het onderzoek van neurologen te volgen. Een van de dingen die daaruit naar voren komen, is de samenhang tussen ons lichaam en onze geest. Wij kunnen ons de ziel niet voorstellen als een kastje ergens in ons lichaam ter hoogte van ons hart dat onafhankelijk bestaat van ons lichaam en kan voortbestaan als ons lichaam niet meer bestaat. We spreken in dit verband van dualisme, alsof ziel en lichaam twee onafhankelijke ‘dingen’ zijn.
Het is niet ondenkbaar dat er in het christelijk geloof een portie Grieks dualisme is meegekomen. Daardoor is er wellicht een te gemakkelijke scheiding aangebracht tussen de onzichtbare geestelijke wereld en de zichtbare materiële wereld. De huidige stand van zaken in de neurologie laat ons het tegendeel zien, namelijk dat onze geest alleen maar kan functioneren als onze hersencellen bestaan en gezond functioneren. Alleen al het feit dat medicijnen soms helpen om onze geest beter te laten functioneren, is een aanwijzing voor een verband tussen het lichamelijke en het niet-lichamelijke. Dit plaatst ons in de theologie voor indringende vragen.
NEE
De voorgaande rechtlijnige redenering behoeft echter nuancering. Ten eerste is het hersenonderzoek niet zo eenduidig als Swaab ons wil laten geloven. Volgens hem hebben onderzoekers laten zien dat de mens niet meer is dan een optelsom van voorgeprogrammeerde hersencellen, zodat elke menselijke vrijheid onzin is. Er zijn echter tal van vakgenoten van Swaab die tot andere conclusies komen dan Swaab. In dit opzicht zouden we neurologen kunnen onderscheiden tussen reductionistische fysicalisten die alles terugbrengen tot materie en niet-reductionistische fysicalisten die erkennen dat de complexiteit van ons bewustzijn uitstijgt boven een optelsom van zenuwbanen waarin zich elektrische stroompjes bewegen.
Ten tweede zijn er ook vanuit de filosofie heel wat bezwaren ingebracht tegen het materialistische wereldbeeld van Swaab. Het is opmerkelijk dat er vanuit de filosofie nadrukkelijk wordt gepleit voor de vrijheid van de menselijke wil. Deze filosofen onderstrepen dat het voor de vrijheid van de menselijke wil nodig is dat er zoiets moet zijn als een menselijke ziel en dat deze menselijke ziel een zekere onafhankelijkheid heeft van onze materiële hersencellen en eventueel zelfs kan bestaan zonder het lichaam. In dit verband is het intrigerend dat de lichamelijke conditie niet alleen invloed uitoefent op de menselijke geest, maar ook andersom.
Ten derde zijn er ook vanuit de natuurwetenschap ontwikkelingen die het strikte en simpele materialisme ondergraven. Einstein maakte duidelijk dat licht zich kan gedragen als een deeltje of als een golf. Enkele weken geleden werd in Delft bewezen dat elektronen op grote afstand invloed op elkaar uitoefenen, met een snelheid groter dan van het licht. Het is nog lang niet uitgekristalliseerd wat de consequenties van dit inzicht zijn voor het geheel van de wetenschap. Het maakt in ieder geval wel duidelijk dat materie niet zo simpel is als wij het ons soms voorstellen.
Dit leidt tot een vierde overweging, omdat deze complexiteit een aanwijzing is dat een simpel materialistisch wereldbeeld niet voldoet. Daarom is het niet verstandig om de wijsheid van eeuwen te negeren en daar geen gebruik van te maken. Veelzeggend is deze uitspraak van Richard Baxter (1615-1691): „Het gegeven dat de ziel voor haar werkingen afhankelijk is van het lichaam, is volstrekt geen bewijs dat de ziel niet zonder het lichaam kan handelen. Aangezien het zeker is dat zielen een toekomstig leven hebben, is het dwaas om daaraan te twijfelen omdat we niet kunnen bevatten op welke manier zielen handelen zonder lichaam.”
DUS
Het is best voorstelbaar dat christenen weleens te simpel over de verhouding ziel en lichaam hebben gedacht. Dat is echter geen reden om in het andere uiterste te vervallen en een zekere zelfstandigheid van de ziel te ontkennen. Het was Luthers bezwaar tegen de middeleeuwse theologie dat de vragen van het hart daar niet aan de orde kwamen. Zo hebben we vanuit de christelijke theologie reden genoeg om sceptisch te staan tegenover een reductionistisch mensbeeld en tegelijk de ontwikkelingen in neurologie, filosofie en natuurwetenschap nauwlettend te volgen.
prof. dr. W. van Vlastuin, hoogleraar gereformeerd protestantisme aan de Vrije Universiteit.