Commentaar: Politicus die uit de school klapt, diskwalificeert zichzelf
Politieke ambtsdragers zoals voorzitters van Tweede Kamerfracties worden als de situatie daarom vraagt doorgaans met respect bejegend. Wanneer zij zich op Prinsjesdag, gestoken in een keurig pak, met de majesteit naar de Ridderzaal begeven, kijkt het publiek toe. Op afstand en vanachter de hekken, en zo hoort dat ook. Verschil moet er zijn.
Maar pas op, op Twitter heten diezelfde voorzitters al snel Jan, Piet en Klaas. ’t Zijn immers maar gewone mensen, is dan al gauw de gedachte. Doordat ze als volksvertegenwoordiger en medewetgever zo veel privileges genieten, verwachten we van hen juist extra behoedzaamheid en voorbeeldigheid. In alle opzichten, dus ook in het naleven van de wet.
Nu het openbaar ministerie heeft bekendgemaakt grondige verdenkingen te koesteren jegens een zo’n voorzitter wegens mogelijke schending van het ambtsgeheim heeft deze dan ook alle reden zich ongemakkelijk te voelen. Als het tot vervolging komt, zal een snelle peiling van Maurice de Hond het volksgevoelen over deze snoodaard haarscherp in beeld brengen: Weg met die man.
Dat voorbehoud ”als het tot vervolging komt” dient natuurlijk wel te worden gemaakt, want procedureel gezien is er nog een lange weg te gaan. Eerst moet de Kamer besluiten wel of geen speciale onderzoekscommissie in te stellen. Pas als deze er komt en rapport uitbrengt, volgt het Kamerbesluit of vervolging geboden is. Zo veel ophef en zo veel wapengekletter kan een wat ongemakkelijk gevoel geven. Artikel 463 van het Wetboek van Strafrecht overtreden en „zonder verlof van het bevoegd gezag” geheime regeringsbescheiden openbaar maken, is bepaald niet het ernstigste vergrijp dat een fractievoorzitter kan begaan.
Dat geldt zeker in deze zaak, waarin de fractievoorzitter in kwestie aan NRC Handelsblad bevestigde wat eigenlijk allang bekend was. Niet de Amerikaanse inlichtingendiensten hadden 1,8 miljoen belgegevens vanuit Nederland verzameld, maar de eigen Nederlandse diensten, en na een uitglijder in de media had minister Plasterk de Tweede Kamercommissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten CIVD daar alsnog juist over geïnformeerd.
Dat laat onverlet dat het uit de school klappen over deze commissie niets anders is dan een uitglijder eerste klas. Al in 1886 was er geen clementie voor minister G. Ch. G. Pels Rijcken van Marine, die zijn hond liet loslopen in een gebied waarin dat vanwege de veetyfus was verboden. „Tien gulden boete”, vonniste de Hoge Raad. Mede in reactie daarop zette mr J. Th. Buys in zijn driedelig standaardwerk over de Grondwet in 1887 nog maar eens uiteen waarom alleen de Hoge Raad politieke ambtsdragers voor een ambtsmisdrijf mag berechten. Doorslaggevend is niet de bijzondere aard van de gepleegde daad, „hoe onbeduidend ook”, maar de hoge rang van de personen, die zich aan enige overtreding van de wet schuldig hebben gemaakt.
Wie die wetenschap anno 2015 veronachtzaamt, overschat zichzelf en diskwalificeert zich als politicus in ernstige mate. Een gewaarschuwd mens telt voor twee, en dat geldt zeker voor de voorzitter van een Tweede Kamerfractie van een politieke partij.