Daarmee houdt de D66-bewindsman zich aan de lijn die staatssecretaris Van Gennip vorig najaar al inzette. Hij moest zich in de Tweede Kamer verantwoorden voor de publieke uitspraak dat „we dat geld beter kunnen besteden aan biotechnologie” en dat de overheid „geen bedrijfstakken kunstmatig overeind moet houden.”

Met die uitspraak reageerde Brinkhorst op het besluit van de Europese Unie om lidstaten het recht te geven hun scheepswerven tot en met maart 2005 te steunen. De staatssteun mag oplopen tot 6 procent van de contractwaarde. Zo zouden de Europese werven kunnen concurreren met die in met name Zuid-Korea.

Dinsdag maakte Brinkhorst duidelijk waarom hij dit EU-besluit zeer betreurt. Staatssteun heeft volgens hem geen zin, omdat het prijsverschil tussen Europese en Koreaanse werven toch al 30 tot 35 procent is. De subsidies zullen dus hooguit een rol spelen in de onderlinge Europese concurrentie en dat vindt Brinkhorst weggegooid geld.

LPF-kamerlid Van As kreeg een meerderheid van de Kamer mee in zijn kritiek dat nu binnen Europa oneerlijke concurrentie kan worden voortgezet, en dat de Nederlandse werven daarvan de dupe worden. Minister Brinkhorst daagde daarop de Kamer uit om dan maar aan te geven waar het geld voor steun aan de scheepsbouw wel vandaan kan komen. Hij bestreed dat het kabinet de scheepsbouw de nek om zou draaien door geen geld ter beschikking te stellen.

Groningen en Friesland vrezen dat de scheepsindustrie, toch al gehavend na recente faillissementen, nog verder zal wegzakken als deze steun vervalt. Beide provincies wijzen er in een brief aan minister Brinkhorst op dat er 7000 mensen in de noordelijke scheepsbouw werken. Volgens hen heeft de noordelijke scheepsbouw ondanks de moeilijke tijden kansen, maar dan moet er wel sprake zijn van gelijke omstandigheden binnen Europa.