„Op de bres voor Joden vanwege ereschuld”
(u24(DEN HAAG - Het antisemitisme steekt de laatste jaren de kop weer op. Vooral jonge Marokkanen zijn de boosdoeners. Woensdag debatteert de Kamer. Moet de dialoog worden aangegaan of dient de overheid juist haar tanden te laten zien? „Ik spreek met twee woorden”, zegt SGP-leider Van der Vlies.
Tijdens de debatten in juni vorig jaar over de regeringsverklaring van het huidige kabinet vroeg de SGP in een motie om een plan van aanpak ter bestrijding van het oplaaiend antisemitisme. Aanleiding voor de fractie om voor het Joodse volk in de bres te springen was een alarmerend rapport van de Israël-organisatie CIDI.
De SGP-actie leidde in oktober vorig jaar tot een brief van minister Donner van Justitie waarin een verscherpte aanpak wordt aangekondigd. De politie zal beter worden toegerust in de strijd tegen Jodenhaat, terwijl in het onderwijs aan de oorzaken zal worden gewerkt. Morgen praat de Kamer over die brief.
Het kabinet probeerde in eerste instantie aan de motie te ontkomen door een breed actieprogramma toe te zeggen waarin de aanpak van antisemitisme zou worden meegenomen. Van der Vlies nam daar geen genoegen mee. Hij vond en vindt dat het onderwerp een zelfstandige benadering verdient. „Antisemitisme heeft een heel eigen voorgeschiedenis”, is zijn argument.
Dat heeft rassenhaat ook.
Van der Vlies: „Ja, maar voor de aanpak van antisemitisme geldt dat wij een ereschuld hebben. Dat gevoel werd in de Kamer breed gedeeld. Als het antisemitisme weer de kop op steekt, is dat een zo ernstig signaal dat we daar afzonderlijk aandacht voor dienen te hebben. Voor de SGP komt daar nog bij dat we een speciale band hebben met het Joodse volk. Het is een volk waarmee de Heere God een bijzondere bemoeienis heeft gehouden.”
Critici zeggen dat het begrip antisemitisme is vervuild. Er is ook veel protest tegen het beleid van de Israëlische regering en dat is veel minder kwaadaardig.
„De SGP heeft het over ontluikende haat tegen Joden, waar ze ook zijn. Dat kunnen ook Joden zijn die in Antwerpen of Amsterdam wonen. Er zijn voorbeelden te over van Joden daar die zichzelf moeten beschermen. Dat staat los van de politiek van de staat Israël.
Wat de kritiek op de Israëlische regering betreft staat de SGP op het standpunt dat de agressie die Israël wordt verweten, vaak wordt opgeroepen. Bepaalde groeperingen onder de Palestijnen hebben er een handje van om steeds als het vredesproces op gang lijkt te komen, chaos te stichten. Daar volgt dan een reactie op. Daar kun je van zeggen dat het verstandig is om dat een keer niet te doen, maar als die aanslagen zich blijven herhalen, kan ik me goed voorstellen dat er een keer op de rem wordt getrapt.
Is dat de bron van anti-Joodse sentimenten? Ik denk het niet. Stel dat er vrede zou zijn in het Midden-Oosten, dan zou het antisemitisme gewoon doorgaan. Er is in die regio sprake van een diepgewortelde haat tegen de Joden als volk. Wat zich hier in Nederland met name onder Marokkanen manifesteert, staat daar niet los van.”
Hoe dient Nederland daarop te reageren? De dialoog starten of de tanden laten zien?
„Een kwestie van en, en. Publieke manifestaties van Jodenhaat, of dat nu tijdens demonstraties of tijdens voetbalwedstrijden gebeurt, moeten hard worden aangepakt. Tegelijk is voorkomen beter dan genezen. Daar is het gesprek, de dialoog de aangewezen weg voor, in dit geval met de Marokkaanse gemeenschap. Het gaat dan om het bijbrengen van normen, waarden, fatsoen en respect voor de ander. Een zeer weerbarstige klus overigens, zeg ik als oud-onderwijsman.”
Watjes, zal de VVD zeggen.
„Nee, want ik spreek met twee woorden. Je kunt niet volstaan met een harde aanpak. Het andere hoort er gewoon bij. Daarbij gaat het niet alleen om respect tegenover de Joden, maar ook tegenover christenen, Amerikanen of westerlingen in het algemeen.”