Opinie

Streven naar duurzaamheid niet zonder meer deugdzaam

Aandacht voor duurzaamheid is geboden. Het huidige duurzaamheidsstreven is vaak echter erg horizontalistisch, betoogt ds. M. van Reenen.

ds. M. van Reenen
16 October 2015 15:54Gewijzigd op 15 November 2020 22:37
beeld Istock
beeld Istock

Duurzaamheid is mode en geboden. Het is daarom opvallend dat in de laatste Troonrede het klimaat genoemd wordt zonder dat er daarbij een gevoel van urgentie in doorklinkt. Het ‘probleem’ van de economie lijkt voor de regering veel prangender.

Het is opvallend hoe anders paus Franciscus de zaken inschat. De eerste encycliek die helemaal uit zijn koker komt (juli 2015) gaat niet over de leer, niet over gezinsethiek, zelfs niet over armoede of vluchtelingen, maar over het milieu. In de encycliek valt op dat de paus in tegenstelling tot velen niet alleen de milieuproblemen serieus neemt, maar ook het achter­liggende probleem van zonde en lijden (Romeinen 8). Alleen het christelijk geloof kan dit ten diepste peilen. Evenzo kan alleen het christelijk geloof de ware motivatie geven om het milieu te willen beschermen. Niet voor niets heet de genoemde encycliek ”Laudato Si” (Geprezen zijt Gij). Slechts wie de hoogheid van God ziet, kan de rijkdom van de schepping echt op waarde schatten.

Hoeveel er ook op paus en pausdom is aan te merken, op dit punt kunnen wij, reformatorische christenen, veel van hem leren. Al te gemakkelijk doen wij het ijveren voor milieubescherming af als ongeestelijk, activistisch of egoïstisch. Als we eerlijk zijn, moeten we echter erkennen dat onze weigering om op te komen voor het milieu ongeestelijk en egoïstisch is. Wij vinden het behoud van onze eigen werkzaamheden en consumptiepatronen belangrijker dan de zorg voor Gods schepping.

Is het huidige spreken over duurzaamheid dan zo christelijk? Ik vrees dat dat over het algemeen niet het geval is. De manier waarop duurzaamheid vaak wordt nagestreefd, is niet zonder meer goed. We zijn namelijk niet bereid om onze materialistische levensstijl te veranderen. We willen wel een zuinigere auto, maar laten de auto niet vaker in de garage staan. Daardoor –dat is mijn tweede kritiek­punt– moeten er duurzame oplossingen komen. Die werken nogal eens verdere vervreemding van de schepping in de hand. Denk aan een landschap vol windmolens en zonnecellen.

Mijn derde en belangrijkste bezwaar: vaak is het duurzaamheidsstreven erg horizontalistisch gericht. Dat geldt niet alleen voor de grote massa die wil blijven consumeren, maar ook vaak voor hen die wel radicaal consuminderen. Hun motieven zijn vaak eerbied voor Moeder Aarde of een uiting van naastenliefde. Hoe belangrijk dit laatste ook is, waar blijft God, de Schepper en Onderhouder van alles wat wij te leen hebben? En bovenal, waar blijft God, de Redder van het verlorene?

Gereformeerde christenen zullen op zoek moeten gaan naar wat duurzaamheid in het licht van de Bijbel betekent. Er zijn mijns inziens twee fundamentele begrippen die onze roeping voor en op deze aarde inkleuren: rentmeesterschap en vreemdelingschap.

Dat wij geroepen zijn tot rentmeesterschap leert ons dat wij de aarde slechts te leen hebben. We dienen hem te gebruiken ten dienste van God en onze naaste. Dat voorkomt allerlei vormen van egocentrisme.

Dat wij geroepen zijn tot vreemdelingschap leert ons dat wij slechts tijdelijk op aarde verblijven; wij zijn op doorreis naar de eeuwigheid. Besef hiervan bewaart voor overconsumptie en ongezond vertrouwen op het in stand houden van deze aarde.

Aan de tweeërlei roeping van rentmeesterschap en vreemdelingschap kunnen we slechts voldoen in de weg van persoonlijke bekering tot God. Dan zullen we onze plaats als schepsel en zondaar ten opzichte van God leren verstaan. In de weg van bekering zullen wij ook de noodzakelijke deugden beginnen te leren die voor een christelijk duurzaam leven nodig zijn, zoals matigheid, nederigheid, rechtvaardigheid en naastenliefde.

Aandacht voor duurzaamheid is geboden. Het gevoel van urgentie kan echter omslaan in een gevoel van moedeloosheid. Daar is reden toe. Het is inderdaad hopeloos gesteld met de aarde. Wij kunnen bovendien van de aarde geen paradijs maken. De mensheid ligt verloren in de zonde. Goddeloosheid en egocentrisme vieren hoogtij. Dat zal in deze bedeling nooit anders worden.

Toch betekent dit niet dat daarom de boel de boel moeten laten. God is ook Degene Die in Zijn algemene genade gaven geeft. Er zullen daarom bijvoorbeeld altijd mensen zijn die praktische oplossingen weten te vinden voor prangende problemen. Wat zou het mooi zijn als ook reformatorische studenten als goede rentmeesters hun gaven besteden ten dienste van de schepping.

Laten we daarbij wel blijvend oog hebben voor onze beperkingen. Wij houden deze aarde niet in stand. Dat is voorbehouden aan de almachtige Schepper van hemel en aarde. Hij onderhoudt Zijn schepping tot de jongste dag toe. Hij volvoert Zijn raad en weet hoelang deze aarde nog aan de ijdelheid onderworpen is.

God weet ook waar het naartoe moet. Hij zal niet alleen Zijn kinderen verlossen, maar ook Zijn schepping. Immers, „het schepsel, als met opgestoken hoofd, verwacht de openbaring der kinderen Gods; (…) op hope dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis” (Rom. 8:19-21). Dan zal de aarde vernieuwd en de schepping hersteld zijn. Bovenal, dan zal iedereen die Christus heeft liefgehad met Hem leven om nooit meer Gods schepping te vernielen, maar eeuwig de aarde te bebouwen en te bewaren, tot glorie van de levende God.

De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Oldebroek-’t Harde. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij vanmiddag verzorgde op een bijeenkomst van de commissie studerenden van de Hersteld Hervormde Kerk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer