Cultuur & boeken

Argentijnse schrijver Martin Caparrós heeft honger naar meer woede

Iedere minuut sterven er zeventien mensen door honger. De Argentijnse journalist Martin Caparrós schreef er een ongemakkelijk boek over.

Mark Wallet

15 October 2015 22:18Gewijzigd op 15 November 2020 22:36
Martin Caparrós: „Op de langere termijn heb ik hoop op een wereld met minder honger. Op de korte termijn overwint echter de wanhoop.” beeld RD, Henk Visscher
Martin Caparrós: „Op de langere termijn heb ik hoop op een wereld met minder honger. Op de korte termijn overwint echter de wanhoop.” beeld RD, Henk Visscher

Stel, vroeg de Argentijnse journalist Martin Caparrós aan veel van zijn gesprekspartners in Niger. „Stel, dat er een tovenaar zou komen, die je mocht vragen wat je maar wilde. Wat zou je hem dan vragen?” „Een koe”, antwoordden ze dan. En, als Caparrós aandrong („je mag echt álles vragen wat je wilt”): „Twee koeien.”

Meer dan dat durfden ze niet te wensen, konden ze zich niet eens wensen: zover reikte hun blikveld niet. Hun hele bestaan draaide om voedsel.

Over de 800 miljoen mensen die zo leven, schreef Caparrós een boek. Een boek vol harde gegevens, maar veel meer nog vol harde persoonlijke verhalen.

Zoals dat van Amena uit Bangladesh, die Caparrós een geheim wilde toevertrouwde. Ze dempte haar stem en vertelde vervolgens dat ze soms een pan op het vuur zet en er een kiezelsteentje of een takje of iets dergelijks in gooit, zonder dat de kinderen in de gaten hebben wat het precies is. „Dan denken ze dat ik sta te koken en zeg ik dat het nog wel even duurt. Dat ze maar even moeten gaan liggen en ik ze wakker zal maken als het klaar is. Dan vallen ze een stuk gemakkelijker in slaap.”

Het boek staat vol met zulke verhalen, waarbij Caparrós je bijna bij de hongerigen op schoot dwingt. Hij tekende ze op in ‘geijkte’ ontwikkelingslanden zoals Bangladesh, Niger en Zuid-Sudan. Maar hij toog ook naar de Verenigde Staten: van de rijkste landen het land met de meeste armen ter wereld. Honger gaat daar alleen niet over afwezigheid van eten, maar over het gebrek aan controle erover.

Tussen de verhalen door probeert Caparrós de diepere oorzaken van honger te schetsen. Het gaat dan bijvoorbeeld over uitputting van ecologische systemen en corrupte regeringen. Maar uiteindelijk zit het volgens de journalist vast op het huidige economische systeem, vlees geworden in instituties zoals de Wereldbank met zijn programma van vrijhandel en marktliberalisering.

Want: eten is er genoeg. Het probleem is alleen dat miljoenen mensen het niet kunnen betalen.

Of wij ons daar schuldig over moeten voelen? „Als wij een stukje rundvlees eten, eigenen we ons de middelen toe die voldoende zouden zijn om negen personen te voeden”, zegt hij in een hotel aan de Amsterdamse grachten. „Doe dus niet alsof we er helemaal geen invloed op hebben.”

Op tafel staan een karaf water en koffie met standaard bijgeleverde koekjes.

Stel, er kwam een tovenaar, en u mocht wensen wat u wilde. Wat zou u wensen?

„Ik?” Hij lacht. „Ik zou wensen dat tovenaars verdwijnen. Want als je een tovenaar nodig hebt, betekent dit dat je ervan afhankelijk bent om iets gedaan te krijgen. En dat ben ik liever niet.”

Zou u hem het probleem van honger niet willen laten oplossen?

„Een tovenaar suggereert dat we niets aan honger kunnen doen, en dat bestrijd ik. De strijd tegen honger moet bij ons beginnen.”

Goed: stel dan dat u de directeur van de Wereldbank was. Welke maatregelen nam u?

„Ha ha. Dan hief ik die instelling dezelfde dag nog op, na mijn diepe verontschuldigingen te hebben aangeboden voor het gevoerde beleid. Want wat de Wereldbank, samen met het IMF, in de jaren tachtig en negentig aan ellende heeft veroorzaakt door ontwikkelingslanden te dwingen tot marktliberalisering, is onbeschrijfelijk. Dat beleid heeft vele, vele boeren in diepe armoede gestort, met alle gevolgen van dien.”

Maar valt er met het instituut geen radicaal ander beleid te voeren?

„Ja, je kunt Hitler vragen voor je kind te zorgen, maar ik prefereer dan toch iemand anders.”

Wie of wat dan?

„Dat weet ik ook niet. Kijk, ik ben er niet om oplossingen aan te dragen. Het is ook helemaal niet aan een individu om daarmee te komen. Iedereen zou erover moeten nadenken. En dan zouden we gezamenlijk met ideeën moeten komen om een rechtvaardige verdeling van goederen en voedsel te organiseren.”

U stelde aan een bevriend politicus ooit een gedetailleerd plan voor om de honger in Argentinië uit te bannen.

„Als politicus zou ik dat plan dus ook uitvoeren. Ik ben ervan overtuigd dat het kan werken.”

Maar waarom pakt geen enkele politicus dergelijke plannen dan op?

„In Brazilië is een soortgelijk plan wel uitgevoerd. Maar de meeste politici hebben er totaal geen oren naar. Ze willen het niet, omdat ze daarmee zouden erkennen dat honger hun verantwoordelijkheid is.”

In uw boek maakt u duidelijk dat het wereldwijde kapitalistische systeem de motor achter de wereldwijde ongelijkheid is. Hebben lokale politici, zoals uw vriend, daar wel invloed op?

„Een politicus kan kritiek uitoefenen, alternatieven bedenken, coalities sluiten met anderen. Er zijn genoeg burgers die je achter je kunt krijgen. Mobiliseer ze!”

Om dan als een Don Quichot tegen de instituties te vechten?

„Nee, niet als Don Quichot. Die streed nu juist op eigen houtje, maar dit is bij uitstek iets voor het collectief. Elke beweging in de wereld is gestart met een idee: dat moet je hebben. En daar moet je mensen voor warm maken.”

Uw bijdrage was alvast dit boek, waarvan de Spaanstalige editie een goed jaar geleden uitkwam. Heeft u het idee dat het al enig effect gehad?

„Ik weet het niet, het maakt me eigenlijk ook niet uit. Ik schrijf het niet voor het effect, maar gewoon omdat ik voel dat ik het moet doen.”

In het boek toont u zich met een haast aanstekelijke boosheid betrokken bij het thema. Dat lijkt moeilijk te rijmen met een onverschillige houding over het effect.

„Misschien moet ik het anders formuleren. Natuurlijk, ik hoop dat mijn boosheid aanstekelijk werkt. Maar ik moet niet afgaan op de resultaten. Ik vind dat geen goede drijfveer om aan iets te gaan werken. Ik doe dingen omdat ik ze wil. Het resultaat is het tweede.”

U doet het voor een goed gevoel?

„Ja, inderdaad. Ik voel me beter doordat ik dit heb geschreven. Dat gevoel zal ook wel weer wegebben, maar vooralsnog werkt het zo.”

Kunt u zich voorstellen wat het is om honger te hebben?

„Ik heb tijdens het schrijven van het boek sterk overwogen tien dagen te vasten en met water te volstaan. Om zo nog dichter op de huid te kunnen zitten van de mensen over wie ik schrijf. Maar ik heb er uiteindelijk toch van afgezien, om de simpele reden dat ik wist dat er na tien dagen weer volop eten voor mij zou zijn. En die zekerheid missen de mensen die ik sprak nu juist.”

Bent u in uw boek niet te vriendelijk voor de lokale regeringen? Zíj moeten de belangen van hun volk primair behartigen en niet westerlingen met een schuldgevoel.

„Ja, maar neem nu eens een land als Niger. Dat is de tweede producent van uranium ter wereld. Maar het land haalt er nauwelijks winst uit, omdat een Franse staatsmaatschappij, Areva, altijd het monopolie op de ontginning heeft gehad. Ze betaalde altijd een minieme belasting aan de staat.”

Of neem buurland Nigeria, een land met torenhoge olieopbrengsten. Toch leeft een groot deel van de bevolking in armoede.

„Ja, oké. Ik vind het een reëel punt. Maar ik zou zeggen: laat de Afrikanen hun regeringen verantwoordelijk houden en laten wij niet blind zijn voor ons eigen aandeel in de problematiek.”

U maakt tussen de regels door in het boek voldoende duidelijk weinig op te hebben met religie. „De terugkeer van religie is één van de grootste rampen van de afgelopen jaren”, schrijft u. Maar zonder religie was er vrijwel zeker minder hulp voor de mensen waar u zich zo hard voor maakt.

„O ja, dat erken is volmondig. Maar ik denk dat je ook kunt stellen dat er zonder religie minder honger zou zijn. Bijna al mijn gesprekspartners geloven in God en berusten daarom in hun lot, omdat ze geloven dat Hij het hun zo toeschikt. Maar dan verandert er dus ook nooit iets.”

Wellicht geeft het geloof velen de kracht om niet in wanhoop te verzinken.

„Vast en zeker.”

Denkt u dat u zelf gelovig zou zijn als u niets en niemand meer had om op te hopen?

„Het zou heel goed kunnen. Ja, dat denk ik wel. Maar als schrijver zie ik dat religie geen structurele verbeteringen teweegbrengt in het lot van die mensen. Mensen zeggen dat God hen zal helpen, maar dat doet Hij alleen niet.”

U gelooft steeds meer in de wanhoop, schrijft u aan het einde van het boek. Maar zonder hoop zou u zich nergens druk over hoeven te maken. Wat overwint, de hoop of de wanhoop?

„Op de lange termijn de hoop. Ik ben historicus en zie dat onze levensomstandigheden in de loop der eeuwen beter worden. Op de korte termijn overwint echter de wanhoop. We accepteren veel te makkelijk dat miljoenen mensen iedere dag honger lijden. Ik zou meer woede willen zien.”

Honger, Martin Caparrós; uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 284 2622 1; 656 blz.; € 24,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer