Generaal b.d. Peter van Uhm: Ik was kwaad over discussie na dood van mijn zoon
GROENEKAN. Met goedbedoelde, maar onjuiste opmerkingen kunnen uitvaartverzorgers nabestaanden in grote verwarring brengen. Generaal b.d. (buiten dienst) Peter van Uhm, vader van de in Afghanistan gesneuvelde pelotonscommandant Dennis van Uhm, maakte het zelf mee.
Een foute opmerking van een uitvaartverzorger bij de lijkkist van Dennis van Uhm veroorzaakte bij zijn familie veel vragen. Dat vertelde Peter van Uhm, oud-commandant der strijdkrachten, donderdag in Groenekan op een symposium voor begrafenisondernemers. „Uit empathie zei een uitvaartverzorger tegen ons: „Hij ligt er mooi bij, hè?” Die opmerking was juist. Dennis lag er vredig bij.” Toen Dennis van Uhm in 2008 in de provincie Uruzgan omkwam door een bermbom zag hij er niet zwaar gehavend uit. „Maar vanbinnen was alles kapot. Hij was op slag dood.”
Vervelend was echter, zei Peter van Uhm donderdag, dat de uitvaartverzorger daarna de plank missloeg. „De uitvaartverzorger zei: „Hij heeft dezelfde kleren aan.” Mijn familie zat ineens met allerlei vragen. Dezelfde kleren? dacht ik verbaasd. Die opmerking was goedbedoeld, maar feitelijk helemaal onjuist. Ik wist dat mijn zoon 80 meter was weggesprongen. Zijn horloge en herdenkingsplaatje waren kwijtgeraakt. Hij dróég in de kist niet dezelfde kleren.” De boodschap van de vroegere hoogste militair aan uitvaartverzorgers: „Leef je in in de positie van nabestaanden, maar blijf bij de feiten.”
Rillen
Van Uhm, die daags voor het sneuvelen van zijn zoon was aangetreden als commandant der strijdkrachten, ergerde zich eraan dat zijn positie als hoogste militair ter discussie stond op de dag dat Dennis omkwam. „Toen bekend werd dat onze zoon in Afghanistan was omgekomen, zat ons huis snel vol. Mijn vrouw trok dat op een gegeven moment niet meer. Ze zat te rillen op haar plek. Toen is alle bezoek vertrokken. Mijn vrouw en ik bleven achter. Als twee hoopjes ellende. Op televisie zag ik hoe mensen in het programma Pauw en Witteman discussieerden over de vraag of ik wel door zou kunnen gaan als commandant der strijdkrachten, nu mijn eigen zoon was omgekomen. Toen ik die discussie zag, werd ik zó kwaad. Ik dacht: Wat denken die mensen wel, dat ze daar een menig over hebben? Het was de verkeerde discussie. Op dat moment besloten mijn vrouw en ik dat ik door zou gaan. Tegen het advies van het ministerie in besloot ik snel een persconferentie te geven, op een moment dat ook de Nederlandse militairen in Afghanistan die konden volgen. Op die persconferentie heb ik gezegd dat Nederlandse militairen de goede dingen op de goede manier doen. Dat we doorgaan in de strijd tegen slechteriken. Zo wilde ik bereiken dat het morele kompas van de aangeslagen Nederlanders in Uruzgan weer in de goede richting kwam te staan. Ze redeneerden daar in de trant van: „Als die ouwe dit soort dingen zegt, gaan we door.””
Tuintje
Voor goede hulp aan rouwenden is „geen standaardaanpak”, zei Van Uhm donderdag op het symposium, georganiseerd ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de in Geldermalsen gevestigde Zorg Diensten Groep, die onder meer een mortuarium op Schiphol heeft. „Blijf niet in protocollen hangen. Ik zeg hier in het openbaar dat ik wetten heb overtreden. Ik kwam op bezoek bij de weduwe van een militair die in Nederland was omgekomen. Ik bladerde in een poëziealbum van zijn dochtertje en kwam terecht op een bladzijde waarop iets stond als: „Als papa thuiskomt van zijn oefening, knapt hij ons tuintje op.” Toen ik naar buiten keek, zag ik dat dat tuintje een woestenij was.”
Daarop besloot Van Uhm dat defensie het tuintje zou opknappen. „Er moest ook een schuurtje komen, voor het speelgoed van het dochtertje. Ik had geld nodig. Belastinggeld. Ik ging tegen alle regels en wetten in. Ik belde met een militaire vakbond, waar de omgekomen jongen lid van was. De vakbondsman verklaarde me eerst voor gek, maar ging steeds meer voor het idee voelen. De maten van de militair hebben het tuintje opgeknapt. Dat was goed voor het gezin en voor de maten.”