Agnost hoeft hoop op inzicht in het bovenzintuiglijke niet op te geven
Veel mensen zijn noch theïst noch atheïst. Zij geloven niet dat God bestaat. En evenmin zijn ze van mening dat God niet bestaat. Ze laten als agnost beide mogelijkheden open. Is dat niet veel redelijker dan stellig beweren dat God wel of niet bestaat?
JA
Er zijn verschillende soorten agnosticisme. Je kunt agnost zijn op intellectuele of existentiële gronden. Intellectueel agnosticisme komt het meest voor. Er zijn ook weer verschillende manieren om intellectueel agnost te zijn. In deze bijdrage beperk ik mij tot één type intellectueel agnosticisme.
Aanhangers van deze positie redeneren meestal als volgt. Wij kunnen alleen op grond van goede intellectuele argumenten voor (of tegen) het bestaan van God theïst (of atheïst) worden. Dergelijke argumenten zijn echter per definitie metafysisch van aard. Ze overschrijden namelijk in vergaande mate de grens van het zintuiglijk waarneembare. De metafysica is in onze moderne tijd echter volledig achterhaald. Er is geen goede reden om terug te keren naar de klassieke premoderne metafysica. We kunnen dus helemaal niets zeggen over het wel of niet bestaan van God.
Daarom is agnosticisme de enige redelijke positie, aldus de aanhangers van deze vorm van intellectueel agnosticisme. Uitgaande van deze redenering laat men meestal alle argumenten voor en tegen het bestaan van God ongelezen.
NEE
Is deze argumentatie overtuigend? Op zich is het niet onredelijk om te denken dat wij als eindige wezens geen toegang hebben tot de absolute aard van de wereld op zichzelf. Wij zijn niet in staat om buiten onze menselijke, al te menselijke cognitieve vermogens te treden om een absoluut gezichtspunt op de werkelijkheid in te nemen. We hebben slechts toegang tot de wereld zoals deze door ons gedacht en ervaren wordt. Nooit zullen wij de wereld in het vizier krijgen zoals hij onafhankelijk van ons is.
Metafysisch denken opgevat als een poging om inzicht in het absolute te verkrijgen, leidt dan ook tot radicaal scepticisme. Het punt is echter dat we de intellectueel agnost op dit punt gelijk kunnen geven zonder de metafysica af te schrijven.
Waar het om gaat is dat dit niet betekent dat een schraal empirisme het enige alternatief is en dat we moeten zwijgen over alles wat onze zintuiglijke ervaring vergaand overstijgt. De teloorgang van de klassieke metafysica leidt namelijk helemaal niet tot het einde van de metafysica. Want waarom zou metafysisch denken zich noodzakelijkerwijs moeten richten op de absolute aard van de werkelijkheid? Deze veronderstelling is een grote blinde vlek bij de intellectueel agnosten.
Er is namelijk ook een intersubjectieve of binnenwereldse metafysica mogelijk. Het onderwerp van deze metafysica is niet de wereld zoals deze in absolute zin op zichzelf is, maar juist de wereld zoals deze door ons ervaren en gedacht wordt. Haar onderwerp is de wereld ”voor ons”.
Zodra we ons bezighouden met de wereld ”voor ons” ontbreekt elke grond om overwegingen over het bovenzintuiglijke buiten te sluiten. Wel dienen we ons dan steeds te realiseren dat al onze beweringen een menselijke intersubjectieve status hebben. Ze gaan dus niet over hoe de wereld los van het menselijke ervaren en denken in absolute zin in zichzelf is.
Metafysica mag zo weliswaar niet langer gaan over het absolute, over de werkelijkheid op zichzelf, maar ze gaat nog altijd over datgene wat voor ons als mensen daadwerkelijk van belang is. Namelijk de wereld zoals hij voor ons is, de wereld zoals wij die als mensen ervaren en denken. Dat is de wereld waarbinnen wij onze weg moeten vinden, en waarbuiten wij als mensen nimmer kunnen treden.
En mag dat genoeg zijn? Wij zijn immers mensen en geen goden. Al onze beweringen zijn slechts legitiem als beweringen over hoe wij als mensen de werkelijkheid ervaren en denken. Dit hoeft ons helemaal niet te verontrusten. Integendeel zelfs. We hoeven zo de menselijke hoop op het verkrijgen van inzicht in het bovenzintuiglijke niet op te geven. Zolang we ons maar blijven realiseren dat ook deze inzichten, net zoals alles wat we zeggen, slechts gaan over de wereld zoals deze voor ons als mensen is en dus nooit gaan over het absolute ‘op zichzelf’ van de werkelijkheid.
Maar dan kunnen wij ook de rationele argumenten voor en tegen het bestaan van God serieus in overweging nemen. Want ook deze argumenten gaan over hoe de wereld ”voor ons” is en niet over de ontoegankelijke absolute aard van de werkelijkheid ”op zich”.
DUS
Zodra deze denkstap is gezet, kunnen ook de intellectuele agnosten zich weer gaan bezighouden met het bestuderen van de verschillende rationele argumenten voor en tegen het bestaan van God. En tot welke conclusies een dergelijke analyse redelijkerwijs leidt, heb ik elders al vaker uiteengezet.
Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam.