Als Marsastronaut leven op Hawaï
Zes aardbewoners leven sinds 28 augustus op Mars. Nu ja, ze doen alsof. Eigenlijk leven ze op een kale, onherbergzame vulkaanhelling op Hawaï. Arts en journalist Sheyna Gifford schrijft over haar belevenissen op livefrommars.life.
Nog voor vertrek brengt Gifford een interessant punt naar voren in een van haar verslagen: de religieuze feesten die de bemanningsleden tijdens hun verblijf op sMars (simulatie-Mars) zullen missen. Zelf is ze Joods, als enige van het team. „Al een paar weken na vertrek naar sMars zal ik de grote feesten missen: Rosj Hasjana en Jom Kipoer.” De overige bemanningsleden zullen vooral de christelijke feesten missen: Kerst, Pasen en Pinksteren.
De Jodin neemt het nogal luchtig op: „Wanneer het tijd is om het Joods Nieuwjaar te vieren, zal ik Martiaanse appel-honingkoekjes bakken en het team een zoet jaar wensen. Met Jom Kipoer zal ik de bemanning sandwiches aanbieden en hun vragen de zonden te vergeven die ik tegen hen heb begaan. Ik bid dat het er weinig zijn.”
Afscheid
Op 28 augustus rijdt het zestal over ruw terrein naar de witte koepel die komend jaar hun thuis zal zijn. Gifford: „Ik probeer te genieten van een laatste blik op aarde voor we onze bestemming bereiken. We zullen op de rotsachtige helling in complete isolatie leven en werken. De koepel zullen we een aantal keer per week verlaten, maar dan alleen in een ruimtepak. Alle communicatie met de buitenwereld zal met twintig minuten vertraging gaan. (…) De deur van de koepel gaat zo dicht. Dan zullen we, tot 28 augustus 2016, afscheid nemen van onze iPhones en nemen we telescoop en pincet ter hand, proberen we zuinig om te springen met elektriciteit en water en wellen we gedroogd voedsel. Ik weet dat er meer op ons programma staat dan we in een jaar kunnen doen. Op de een of andere manier ben ik toch bang dat ik niet al die minuten kan vullen.”
Illusie
Op dag 5 van de missie schrijft Gifford dat ze is ‘geland’. Dat duurde even. „De eerste dagen in de koepel had ik niet het gevoel dat ik op Mars was. En toch, op aarde waren we ook niet. We bevonden ons in een soort niemandsland.”
Eerder dit jaar deed Gifford mee aan een veertiendaagse simulatie. Daarbij had ze wel direct het gevoel in de ruimte te zijn omdat de bemanning werd ‘gelanceerd’: het luik van de capsule sloot, ze kregen groen licht voor vertrek, Gifford hoorde in haar koptelefoon raketmotoren razen en door het raam (een videoscherm) zag ze de aarde steeds kleiner worden en uit zicht verdwijnen. „Nu liepen we over een deurmat met de tekst ”Welkom op Mars” en dat was het. De missie was begonnen.”
Vijf dagen later heeft ze wel echt het gevoel op Mars te zijn. Terwijl ze door het raam naar het onaardse landschap kijkt, realiseert ze zich opeens: „We leven een illusie. We hebben het gevoel dat we het moeten doen met het voedsel dat we hier hebben, met de energie die we opwekken, met het water dat in de voorraadtank zit. Dat het ophoudt als we daar doorheen zijn. Met elkaar creëren we die overtuiging. (…) Wanneer we onze dagelijkse bezigheden verrichten, zien we vanuit onze ooghoeken het doek van onze koepel klapperen en maken we ons zorgen over de verontreinigde wereld daarbuiten. Dat is natuurlijk niet zo. Maar als dat niet zo is, waarom gaan we dan alleen in ruimtepakken naar buiten?”
Hitte
Over dat ruimtepak gaat Giffords volgende blog. Ze beschrijft waarom je zo’n beschermend pak nodig hebt in de ruimte en op Mars. Een belangrijk nadeel van zo’n log en superisolerend ruimtepak is dat je er snel oververhit in raakt. De oplossing: een koelend korset. „In het pak zit een reservoir met zo’n 3,5 liter water. Dat stroomt door buizen en je koelt tijdens de wandeling. Dat water zorgt er, samen met de grote accu die de waterpomp aandrijft en lucht door het pak blaast, voor dat het een atletiekoefening is om je hierin voort te bewegen. (…) Toch, op de een of andere manier houden we van onze ruimtepakken omdat ze ons in staat stellen onze koepel even te verlaten. Al voelen we de wind en de zon niet op ons gezicht, de blauwe lucht is dichterbij. En we horen de steentjes onder onze voeten knarsen. Gedempt, maar ’t geluid is er.”
Boerenkool
Maandag 7 september plaatst Gifford foto’s van de laatste blaadjes sla die de bemanning voorlopig eet – ‘puur’ en op een Mexicaanse taco. „Als we geluk hebben, eten we over vier weken opnieuw verse groente.”
Op dat moment zijn het echter nog maar iele sprietjes boerenkoolplant die boven de grond uitsteken. Bij ons is dat wintergroente, maar in Noord-Amerika hebben ze de gewoonte om die als salade te eten.
Levende beestjes
Brood en yoghurt. Daarover schrijft de simulatieastronaute na twee weken isolatie. Haar bewondering voor vroegere generaties blijkt ondertussen sterk toegenomen, want nu realiseert ze zich pas hoeveel tijd en energie het kost om brood, kaas en yoghurt te maken. „Tijdens mijn studie bakte ik elke week een paar broden, maar met een broodbakmachine. Hier maak ik een brood per dag, met de hand.”
Gist voor brood en de bacteriecultures voor yoghurt en zachte kaas kreeg het zestal in gedroogde vorm mee. De levende beestjes moeten goed worden verzorgd, zo heeft de bemanning inmiddels ondervonden. „Verwaarlozen we ze, dan gaan ze dood. Geen brood meer, geen yoghurt meer tot we een nieuwe portie hebben opgekweekt. Het is ons al eens overkomen. Op een koude nacht is een kwarkcultuur die buiten was blijven staan, doodgevroren.”
„Naar Mars zonder op de planeet te landen is al een grootse prestatie”
Een missie naar Mars moet je niet onderschatten, zei Hansjörg Dittus, directeur van het Duitse lucht- en ruimtevaartinstituut DLR, onlangs in een interview dat vaktijdschrift De Ingenieur publiceerde. Wat hem betreft is een kolonie op de rode planeet voorlopig een brug te ver.
Wordt de volgende stap in de ruimte een Marsmissie?
„Technisch is zo’n missie zeker mogelijk, al zijn er nog tal van vraagstukken onbeantwoord. Maar het vereist een programma dat dertig tot vijftig jaar zal duren, en al die tijd moet er een financieringsstroom zijn. (…) Gezien de beschikbare budgetten zijn zelfstandige Europese projecten niet waarschijnlijk; we zullen vooral meeliften en op zijn best kritische technologie kunnen leveren. En we zullen zoveel astronauten mee laten gaan als we kunnen betalen.”
De Amerikanen willen wel naar Mars.
„Zij kunnen het zich met een jaarbudget van ruim 17 miljard dollar (ruim 15 miljard euro) beter veroorloven dan de Europese landen. NASA werkt aan een Marsrover die een monster van de bodem neemt. Een vervolgmissie moet dat monster dan ophalen en naar aarde terugbrengen. De meest aantrekkelijke optie voor die overdracht is dat de Marsrover alvast omhoog vliegt in een stabiele baan om Mars, want daar is een veel kleinere raket voor nodig dan om van Mars weg te gaan. De missie die het Marsmonster ophaalt, kan dan tegelijk een bemande zijn.”
Dus een ontvangstcomité voor dat Marsmonster…
„Inderdaad. Mensen zullen dan voor het eerst ervaren wat het betekent om twee tot drie jaar ver van de aarde te leven. Met het Mars500-project, waarbij gedurende 500 dagen een Marsmissie op aarde werd nagebootst, hebben we gemerkt dat mensen apathisch worden. Stel je het eens voor: de astronauten zien de aarde alleen nog als een verlicht puntje, zo groot als zij op aarde de sterren zien. Ze bevinden zich in het niets. Wellicht voelen ze zich avonturier, maar als er een probleem ontstaat en de astronaut meldt dat bij het commandocentrum op aarde, dan krijgt hij pas een uur later antwoord. Reken maar, dat is dan een heel lang durend uur.”
Wat betekent zo’n lange ruimtereis voor het menselijk lichaam?
„Veel astronauten die terugkomen uit het internationaal ruimtestation zien er niet goed uit wanneer ze op aarde landen. Dat heeft te maken met de verandering van de zwaartekracht. Je mag dus verwachten dat de astronauten tijdens een landing op Mars kotsmisselijk worden. Er is dan echter geen arts en geen hulpteam beschikbaar, terwijl de astronauten ook nog eens complexe manoeuvres moeten uitvoeren. Het naar een baan om Mars reizen en weer terug, zonder op de planeet te landen, zou al een grootse prestatie zijn.”
Decennialange droom
Amerikanen dromen er al over sinds de maanlandingen: een bemande reis naar Mars. De huidige missie van een jaar op Hawaï is overigens niet de eerste simulatie. Zowel de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA, het Europese ESA als het Oostenrijkse ruimteforum ASF en het Russische Roskosmos hebben inmiddels al kortere en langere proefmissies achter de rug.
Het team dat sinds eind augustus in ‘quarantaine’ verblijft op de vulkaan Mauna Loa bestaat uit drie mannen en drie vrouwen. Een Franse astrobioloog, een Duitse natuurkundige-ingenieur en vier Amerikanen: een piloot, een architect, een medisch journalist en een bodemkundige.
Hun onderkomen ligt op 2400 meter hoogte en heeft de afmetingen van een niet al te groot appartement: zo’n 80 vierkante meter. De ruimte is wel praktisch ingedeeld zodat er plaats is voor een keuken, woonkamer, toilet met douche, sportruimte, laboratorium en een riante voorraadkast op de begane grond. De tweede verdieping –40 vierkante meter– beschikt over zes slaapcabines en een tweede toilet.
Aan de witte koepel is een zeecontainer gekoppeld. Die gebruiken de simulatieastronauten als werkplaats en als bergruimte voor onder andere de ruimtepakken.
De Marssimulaties moeten niet alleen duidelijk maken welke voorraden, apparatuur en voedingsmiddelen een bemanning op Mars nodig heeft om zelfvoorzienend te leven. Minstens zo benieuwd zijn ruimtevaartorganisaties naar de psychologische effecten van het leven in isolatie, het gebrek aan licht en frisse lucht et cetera.