Theologenblog (Rob van Houwelingen): Waarom ik geen loofhut gebouwd heb
Steeds meer christenen vieren het Loofhuttenfeest, kopte het Reformatorisch Dagblad op 26 september. Jaarlijks herdenkt het Joodse volk eind september/begin oktober dat het na de uittocht uit Egypte veertig jaar in tenten woonde. Tegelijk wordt gevierd dat alle oogst van het land binnen is. Gedurende het zeven dagen durende Loofhuttenfeest (Soekot) bouwen veel Joodse gezinnen, ook in Nederland, een hut van palmbladeren in hun achtertuin of op hun balkon, de zogeheten soeka.

Dit Joodse feest wint ook onder christenen aan populariteit. Zo werd voor het zesde jaar op rij een landelijke viering georganiseerd op camping De Kleine Belties bij Hardenberg. Mensen uit allerlei kerken en geloofsgemeenschappen namen hieraan deel. Ook zijn er in Nederland verschillende kerkelijke gemeenten die in hun kerkgebouw een loofhut plaatsen. Zo willen ze de geestelijke verbondenheid met het Joodse volk tot uitdrukking brengen.
Waarom willen al die niet-Joodse christenen zo graag het Loofhuttenfeest meebeleven, waartoe bijvoorbeeld het boek ”Wake Up!” opwekt? Een sleuteltekst is Zacharia 14:16: „Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren.” Van de grote feesten die God aan Israël gaf, is juist het Loofhuttenfeest volgens deze tekst mede bedoeld voor alle volken; dat maakt het zo speciaal voor christenen, aldus een woordvoerder van de stichting Christenen voor Israël.
Maar volgens deze letterlijke lezing van de profetie zou je eigenlijk elk jaar naar Jeruzalem moeten reizen. Dat doen vele gelovigen, vooral uit Brazilië en de Verenigde Staten; zo’n 5000 bezoekers kwamen er deze keer. Toch hoop ik niet dat Jeruzalem een christelijk Mekka wordt waar enorme aantallen pelgrims elkaar in het gedrang vertrappen. Bovendien kondigt het volgende vers uit Zacharia 14 een straf aan voor degenen uit de volken die niet jaarlijks naar Jeruzalem komen om het Loofhuttenfeest te vieren: op hen zal geen regen vallen. Toch heb ik als Nederlander soms een paraplu nodig.
Moet Jezus ons dan niet ten voorbeeld zijn? Hij ging inderdaad naar Jeruzalem om het Loofhuttenfeest te vieren. Maar daarbij spreekt de Bijbel over „het feest van de Joden” (Johannes 7:2). Het was in die tijd de gewoonte dagelijks water te plengen in de tempel en te bidden om regen. Op het hoogtepunt van het feest presenteerde Jezus zichzelf als de vervulling ervan. „Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken.” (Johannes 7:37). Niet Jeruzalem, maar Jezus is voortaan de aangewezen plek om de Vader te aanbidden, namelijk in Geest en in waarheid (Johannes 4:20-24). Vanuit dat heilshistorische perspectief lees ik de profetie van Zacharia. Dankzij Jezus zullen niet alleen gelovigen uit het volk Israël, maar ook uit alle volken deelnemen aan de verering van de Heere (Openbaring 7).
Net zo min als ik me laat besnijden of weiger varkensvlees te eten, net zo min bouw ik een loofhut. Laat Loofhutten een feest blijven van en voor Joden, inclusief Joodse christenen oftewel Messiasbelijdende Joden. Paulus maakt in zijn brief aan de Galaten duidelijk dat je geen Jood hoeft te worden of je Joods hoeft te gedragen om bij de God van Israël te mogen horen. Alles staat of valt met iemands vertrouwen op Jezus Christus.
Rabbijn Evers suggereerde een sympathieke toepassing van het bivakkeren in een loofhut: solidariteit met vluchtelingen (Nederlands Dagblad, 25 september). Maar meeleven met medemensen in nood kan elke dag, ook buiten het Loofhuttenfeest om. Een aparte hut is daarvoor niet nodig. God zoeken en vinden kan, zoals Jezus adviseerde, gewoon in de binnenkamer van je huis.
Rob van Houwelingen is hoogleraar Nieuwe Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.