Opnieuw de Joden
Romeinen 11:25
„Totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden.”
De zaligheid van de Joden wordt op de tweede rang gezet. Paulus heeft eerst verklaard dat de volheid der heidenen zal zijn ingegaan. Daarop laat hij nu volgen: „En alzo zal geheel Israël zalig worden.” Dit is trouwens het eigen kenmerk van de laatste tijdkring, want in het begin van het Nieuwe Testament had Israël de voorrang. Toen moest de zaligheid eerst van de Joden uit beginnen. Toen moest de wet uit Sion uitgaan en des Heeren Woord uit Jeruzalem (Jesaja 2:2). Toen moest de Messias de scepter van Zijn sterkte zenden uit Sion, eer Hij heerste in het midden van Zijn vijanden (Psalm 50:2; 110:2). Maar op het einde van de bediening van het Evangelie zal die orde worden omgekeerd. Dan zullen eerst de heidenen, daarna de Joden, tot het geloof worden gebracht, opdat het woord van de Heiland vervuld zal worden uit de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard: „De laatsten zullen de eersten zijn en de eersten de laatsten.”
Dit leren ons ook de doorluchtige voorspellingen waarin de heidenen vóór de Joden worden geplaatst: „Looft de Heere, al gij heidenen; prijst Hem, alle natiën…” (Ps. 117). Eerst moesten de heidenen vragen naar de Wortel van Isaï en daarop zal dan volgen dat de Heere –de eerste maal gebeurde het op de pinksterdag– Zijn hand zal aanleggen om weer te verwerven het overblijfsel van Zijn volk.
Petrus Curtenius, predikant te Amsterdam
(”De zwaarste plaatsen der brieven van Paulus”, 1766-1777)