Bouman verlaat een ontredderd politiekorps
DEN HAAG. Politiebaas Gerard Bouman stapt volgend jaar februari op, maakte hij donderdag bekend. Hij laat een politiekorps vol onrust en onvrede achter.
„Er gaat van alles goed, maar er gaat ook veel mis. Dat leidt tot verdriet en frustratie van veelal oudere politiemedewerkers.” De hartenkreet van de ervaren Rotterdamse politieman Ben de Raaf, vorig jaar december in deze krant, vertolkt de onvrede over de vorming van de nationale politie onder een fors deel van de ongeveer 65.000 politiemensen.
Het was Gerard Bouman die de megareorganisatie in goede banen moest leiden. Sinds 2013 bestaat de politie uit één landelijk politiekorps. Dat bevat tien regionale eenheden, de landelijke eenheid en het politiedienstencentrum (dit behartigt onder meer ict-zaken). Voorheen waren er 25 regionale politiekorpsen.
Begin 2013 toonde Bouman zich nog optimistisch over de vorming van de nationale politie, een van de grootste reorganisaties uit de Nederlandse geschiedenis. De politiebaas betoogde dat één nationaal korps „slagvaardiger” en „flexibeler” is. „Tijdens grootschalige crisissituaties, zoals de brand bij Moerdijk en de Amsterdamse zedenzaak, kan één politiekorps meteen extra agenten, specialisten en middelen inzetten”, zei hij. En eind vorig jaar wees Bouman erop dat er gemakkelijker rechercheurs van buiten Amsterdam konden worden opgetrommeld om onderzoek te doen naar de reeks liquidaties die de hoofdstad teisterde.
Toch verliep de reorganisatie de afgelopen jaren stroef, om niet te zeggen desastreus. Politiemensen klagen steen en been. Pijnpunt is onder meer het personeelsbeleid. Het zogeheten Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie moet ertoe leiden dat er 90 verschillende politiefuncties overblijven in plaats van het oerwoud van ongeveer 12.000 verschillende functies dat de afgelopen decennia ontstond. Eind vorig jaar bleek dat zo’n 25.000 van de 65.000 agenten bezwaar hebben gemaakt tegen hun nieuwe functie. Duizenden procedures werden in gang gezet.
Onder meer politiebonden toonden zich bijzonder sceptisch over de vorming van de nationale politie. Zo concludeerde de Nederlandse Politiebond in juni na een enquête onder 2200 agenten dat „de kwaliteit van het politiewerk lijdt onder de reorganisatie.” Van de dienders vindt 77 procent dat de „invoering van de nationale politie leidt tot een fikse verslechtering van de dienstverlening aan de burgers.”
Veelzeggend is de hartenkreet van een respondent: „Ik zie dat alle expertise binnen onze organisatie ontmanteld wordt. Mensen moeten breed worden ingezet om gaten te dichten. Sinds het begin van de reorganisatie heb ik het idee dat de werkprocessen in de stroop gevallen zijn. Alles beweegt trager dan ooit. Niemand weet wie waar verantwoordelijk voor is, en dus neemt ook niemand ergens een beslissing over. Dit heeft effect op het functioneren van mijn teamleden. Het ziekteverzuim is hoog, en dat heeft ook zijn weerslag op de wijze waarop ik mijn werk kan doen.”
Tv-rubriek Nieuwsuur meldde in maart dat er grote onrust en onvrede is onder de 1300 agenten die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid op het spoor, de snelwegen en het water. Specifieke kennis gaat verloren, stellen tientallen agenten. Snelwegagenten moeten meevaren op politieboten, agenten van de waterpolitie zitten op de trein en spooragenten zitten in snelle politieauto’s.
Inmiddels is het enthousiasme over de reorganisatie ook binnen de politietop getemperd. Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) maakte in augustus pas op de plaats. Het budget voor de reorganisatie is verdubbeld van 230 miljoen naar 460 miljoen euro; de politie krijgt meer tijd.
Intussen sleept zich ook al maanden het conflict over de politie-cao voort. Ontevreden agenten, die meer loon en betere werkomstandigheden eisen, voeren protestacties. De schatkist loopt miljoenen mis doordat sommige boetes niet worden geïnd. Al tijden liggen de politiebonden en de justitieministers (eerst Opstelten, nu Van der Steur) met elkaar in de clinch. Recent is een verkenner aangesteld om uit de impasse te komen. Het is de vraag of die de lucht kan doen opklaren.