Geboorteregeling weg die alleen op de knieën begaanbaar is
„De 31ste january 1832 heb ik voor het laatst mijne vrouwelijke zaken gehad, en heb gemerkt op de tweede maart dat ik ten dertiende male zwanger ben. Wat nu Heere? Och, geef mij een wijs hart, opdat ik mijne dagen leere tellen en bereid gevonden moge worden wanneer de uure mijns doods daar zal zijn.”
Moeders moeten niet alleen kinderen (op)voeden, maar ook zichzelf. Om die reden pak ik met regelmaat een klein boekje uit de kast, en neem een paar willekeurige pagina’s in. Het gaat om het dagboekje van Hanna da Costa-Belmonte. Zij was de vrouw van de dichter Isaäc da Costa, een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Nederlandse Reveil. „Wij waren regt innig vereenigd”, typeerde Hanna haar huwelijk.
Van 1820 tot 1865 tekent ze haar dagelijkse wederwaardigheden op. Het dagboek begint met een kroniekachtig gedeelte waarin ze bijhoudt hoeveel keer ze naar de kerk is geweest, waar en bij wie, hoe vaak ze deelneemt aan het heilig avondmaal en hoeveel huiselijke godsdienstoefeningen haar man geleid heeft. Het gaat haar om de feiten; innerlijke roerselen blijven verborgen.
Maar vanaf 1826 verandert dat. De toon wordt opener en de lijstjes blijven meer en meer achterwege. Wat Hanna wél blijft tellen, zijn haar zwangerschappen, achttien in totaal, waaronder negen miskramen. Van de andere negen kinderen heeft ze er zes aan de Heere terug moeten geven. Zeker als het gaat over de zwangerschappen, de moeizame bevallingen en het sterven van haar kinderen laat Hanna meer emotie toe in haar schrijven.
Dr. O.W. Dubois, bewerker en toelichter van dit dagboekje, spreekt in het voorwoord de wens uit dat „het niet gelezen zal worden als kroniek van een negentiende-eeuws vrouwenleven uit het vrome deel van de hogere standen, maar, over de grenzen heen, ook als een ontmoeting met een geloofsgenote.” Zo lees ik het in ieder geval graag. Ja, meer dan dat: als een intieme ontmoeting met een gelovige mede-moeder. „Emotionele uitingen mogen dan veranderen door de tijd, emoties zelf doen dat niet.”
Confronterend
Maar zo herkenbaar als het dagboekje enerzijds is, zo confronterend is het wanneer ik Hanna’s levensloop vergelijk met de mijne. Weliswaar had ze een opleiding genoten, maar haar bestemming lag altijd al min of meer vast: ze zou trouwen en –als God het gaf– een toegewijde moeder en vrouw zijn. Dat betekende voor haar: volledige overgave aan Zijn voorzienigheid, inclusief de openlijk door haar beschreven vrees voor wéér een nieuwe zwangerschap.
Haar angst is misschien te vergelijken met die van een Syrische moeder van nu die met haar kind in een wankel bootje stapt: ze hoopt op een nieuw leven, maar de risico’s zijn groot. Toen ík klein was, leek de wereld open te liggen. Vele beroepen heb ik in mijn dromen uitgeoefend. Het begon met banketbakker (als kleuter). Daarna volgde een periode waarin ik liever een jongen was, meest vanwege een diep verstopt geheim: ik wilde zo graag dominee worden. Maar na verloop van tijd ging ik toch maar over op antropoloog, veearts, journalist en tropenarts. In 6 vwo heette ik ten slotte onder klasgenoten een „vage kunstenaar” te zijn. Die voorspelling is misschien nog het best uitgekomen.
Toch ontbreekt in dit rijtje datgene wat ik het meest geworden ben; het beroep waar ik nooit van gedroomd of naar gestreefd heb –niet avontuurlijk genoeg– maar dat mij opzocht: het moederschap. Ik breng het graag als beroep, al denken velen daar misschien anders over. Hoe dan ook, dit beroep bindt mij aan Hanna da Costa, zoals ik ook haar verlangen deel naar een leven in overgave aan God. Tegelijk scheidt ons een grote kloof: zij heeft nooit zo veel keuzemogelijkheden gehad, en daardoor ook geen verantwoordelijkheid voor keuzes gevoeld zoals ik die ervaar. Zij accepteerde ‘eenvoudigweg’ haar bestemming.
Zijn bestemming en beroep hetzelfde? Bestemming heeft iets definitiefs in zich; het is de plaats waar je hoe dan ook belandt, welke keuzes je ook maakt. Een beroep is iets waar je voor gekozen hebt; je bent vrij om het wel of niet uit te oefenen. Waar het moederschap in de 19e eeuw nog een bestemming heette, is het in deze maatschappij een keuze geworden – al dan niet in combinatie met de keuze voor een nevenbestemming, een baan buitenshuis. Ook de verdeling van moederschap en werk is het gevolg van keuzes.
Geboorteregeling
Onze keuzevrijheid komt ook op een ander vlak aan het licht: gezinnen zijn ten opzichte van vroeger veel kleiner geworden. Ik kan me niet voorstellen dat dat ligt aan een verminderde vruchtbaarheid. Nee, het moet te maken hebben met iets dat we geboorteregeling noemen. Nu is dat verschijnsel niet nieuw: Lea leek vrij goed te weten wanneer ze Jakob moest ontvangen. Maar er zijn wel gradaties. Ook Hanna da Costa heeft natuurlijk in zekere zin een keuze gehad: zij en haar „lieve Da Costa” hadden zich bijvoorbeeld periodiek kunnen onthouden. Maar uit haar dagboekje blijkt daar in elk geval niets van. Maandelijks was het al dan niet „verkrijgen van hare vrouwelijke zaken” een zaak van afwachten, én vertrouwen. Ook dat zou je dus een keuze kunnen noemen: de keuze om keuzes hierin aan God over te laten. Dat gegeven raakt mij en stelt mij voor de vraag of ík het zou aandurven.
Die vraag bleek in ons eigen huwelijk ongedacht actueler dan ooit. We waren net getrouwd en vonden het Bijbels om open te staan voor kinderen. En natuurlijk wilden we hen ook dolgraag. Na de geboorte van onze oudste, een dochtertje dat om nog altijd onbekende redenen elf weken te vroeg via een keizersnede ter wereld kwam, was ik al snel weer in verwachting, tot onze blijdschap. Al gauw waren er opnieuw redenen tot zorg: de placenta lag over de baarmoedermond heen. Dat betekende niet alleen opnieuw een keizersnede, maar ook grote risico’s op bloedingen die de bevalling te vroeg op gang konden brengen.
Na 33 spannende weken gebeurde dat ook. Een nacht lang verloor ik veel bloed, om de volgende ochtend een keizersnede te ondergaan. Opnieuw ontvingen we een piepkleine maar gezonde baby. Alleen wilde het bloeden maar niet stoppen. De placenta bleek ingegroeid in het litteken van de vorige keizersnede, en de resten ervan moesten uiteindelijk verwijderd worden middels een chemokuur. Mijn baarmoeder bleef hierdoor behouden, en twee bloedtransfusies hebben –menselijkerwijs gesproken– mijn leven gered. Maar verder leek alles anders geworden. Grote vragen doemden op: hoe ga ik om met mijn vruchtbaarheid, nu en in de toekomst? Ineens stond ik vlak naast Hanna da Costa, met haar existentiële angst voor een nieuwe zwangerschap.
Het moederschap werd een weg die ik totaal niet meer zag zitten. Tegelijk zou het verlaten van die weg nog onmogelijker zijn. Kortom, het was een roeping geworden… Met name 1 Timotheüs 2:15 hield me bezig, die tekst waar de meeste vrouwen eigenlijk geen raad mee weten. Maar het staat er toch: „Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid.” En ik herkende me in wat C. S. Lewis schrijft over welke roeping dan ook: het volgen ervan maakt niet per definitie gelukkig, maar als de roep eenmaal vernomen is, is er geen geluk meer voor hen die niet volgen.
Twee benen
Hieruit zou je kunnen concluderen dat een roeping iets onbeweeglijks is. Maar volgens Lewis heeft een roeping altijd een dubbel karakter. Ze heeft twee benen. Een plicht die naar je toe komt, en een verlangen dat zich al ergens diep in jou bevindt. Als dat ergens voor geldt, dan voor het moederschap. Het is daarmee eenzijdig om over een roeping alleen maar te zeggen: „Ik wilde niet, maar het moest.” Een echte roeping sluit aan bij een innerlijk verlangen.
Maar wat als dat verlangen wegebt? In geval van het moederschap: als de wens om zwanger te worden afneemt – na een x-aantal kinderen, door moeilijke ervaringen, of door wat dan ook? Houdt een christen dan alleen de plicht nog over? Geldt het „Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u” altijd en tegen elke prijs? Het is goed te begrijpen als 1 Timotheüs 2:15 veiligheidshalve opgevat wordt als een onontkoombaar bevel tot (veel) baren. Veel mensen zijn gesteld op concrete richtlijnen; dat schept tenminste duidelijkheid. Alleen al de grote hoeveelheid vragen op Refoweb over dit onderwerp bewijst dat.
Maar: wie op één been blijft lopen, gaat mank. Een gevoelde plicht zonder verlangen maakt de last van een uitbreidend gezin loodzwaar. Al zet je de lippen op elkaar en recht je je rug, ondertussen kan er veel misgaan. Er zijn veel verhalen van kinderen, nu op middelbare leeftijd, die te horen kregen van hun ouders: „Eigenlijk was je te veel, je kwam te snel na je broer. Maar het was de wil van God.” De gevolgen die een hard principe als dit heeft, tot in de derde en vierde generatie, mondeling verwoord of zwijgend uitgedragen, zijn nauwelijks te beschrijven. Wie kinderen niet uit Gods geliefde hand ontvangt, zal hun moeilijk die liefde kunnen geven die ze nodig hebben.
Aan de andere kant: wat vraagt de Heere dan wél van je, als een zwangerschap te zwaar, of zelfs gevaarlijk geworden is? Geven omstandigheden het slotakkoord aan? Is de roeping dan fini? Mijn lichamelijke toestand was na twee bevallingen duidelijk genoeg: artsen konden alleen nog maar ”sterilisatie” zeggen. Medechristenen gaven de raad om het advies van artsen op te volgen, omdat dit ook niet buiten Gods voorzienigheid om ging. Verstandige woorden, maar diep vanbinnen bevredigden ze niet.
Zwak en vermoeid als ik me voelde, belde ik de afdeling gynaecologie voor een afspraak, om er maar vanaf te zijn. Kort legde ik mijn situatie uit en verwachtte een begripvolle aanmoediging. In plaats daarvan begon de vrouw aan de andere kant van de lijn humeurig vragen te stellen, en omstandig uit de doeken te doen hoeveel mensen wel niet spijt gekregen hebben van hun beslissing. Misschien had ze gewoon slecht geslapen, maar het eindigde ermee dat ik niet naar het ziekenhuis ging voor een sterilisatie, maar voor een second opinion van een christengynaecoloog. Over omstandigheden en voorzienigheid gesproken…
Voorbehoedsmiddel
Op dit punt aangekomen, begon het me te dagen dat gehoorzaamheid aan de roep van God niet zomaar een kwestie van knopen doorhakken is. Er is een weg die uitnemender is: een uiterst smal strookje grond, alleen begaanbaar op je knieën. Méér dan een kinderwens wordt daar blootgelegd, een dieper liggend verlangen, dat als een rode draad door de Bijbel loopt en Hanna da Costa verbindt met een veel vroegere Hanna: „Als U me een kind geeft, dan zal hij voor U leven.” Ze hadden een tegengesteld probleem: de angst om nooit zwanger te worden versus de angst voor wéér een nieuwe zwangerschap. Maar hun verlangen was hetzelfde. Het is dát verlangen dat ik roeping of bestemming zou willen noemen, of je nu in de 19e of in de 21e eeuw leeft.
Ondertussen scheppen nieuwe mogelijkheden wel nieuwe verantwoordelijkheden. Wat als er geen duidelijke medische indicatie is, maar het moederschap je toch erg zwaar valt? Je zou daarom mogen verwachten dat de ethische discussie rondom geboorteregeling in christelijke kring regelmatig geüpdatet wordt. Maar het is zo stil!
Bezinning hierop lijkt zich te beperken tot het promoten van wat „geoorloofde middelen” genoemd worden. GezinsGids en Terdege adverteren regelmatig met de Lady-Comp, een cycluscomputer die nauwkeurig de vruchtbare dagen aangeeft. Her en der worden cursussen Natural Family Planning aangeboden. Het gaat hier om natuurlijke methodes, die inspelen op de natuurlijke cyclus van een vrouw. Het woord ”natuurlijk” is echter misleidend. Hoe natuurlijk is het om geen gemeenschap te hebben op het moment dat de vrouw daar het meest naar verlangt?
De vraag naar welk middel je gebruikt, is op zichzelf legitiem, want er zijn ook middelen met een abortieve werking. Die vraag mag echter niet de plaats innemen van het ethische gesprek zoals dat in de jaren zestig-zeventig-tachtig nog druk gevoerd werd: mogen we überhaupt wel aan geboorteregeling doen? Je hoort of leest er –behalve dan in de vragen op Refoweb– vrijwel niets meer over. Dat is opvallend. De keuze om bewust aan zwangerschapsvoorkoming te doen, lijkt me van veel meer gewicht dan de methode die we daarbij gebruiken. Het gebruiken van een natuurlijke methode –voor zover die ”natuurlijk” genoemd kan worden– is principieel geen andere keus dan het gebruiken van een voorbehoedsmiddel. In beide gevallen wordt de beslissing genomen om een zwangerschap te voorkomen.
Mogelijk komt dit stilzwijgen voort uit een toenemend besef hoe ingewikkeld en persoonlijk deze dingen liggen. Dat is winst. Maar tegelijk is het een gevaar: als het gesprek niet meer gevoerd wordt, kan dat seculier, pragmatisch, onheilig denken in de hand werken. Onheilig denken leidt tot onheilige beslissingen, en helaas ook tot onheilige uitingen. Reformatorische moeders die hun vierde, vijfde of zesde kindje verwachten, zeggen soms enthousiastere reacties van onkerkelijke buren te krijgen dan van hun eigen gemeenteleden.
Toewijding
De christengynaecoloog bij wie ik kwam voor mijn second opinion, nam mijn dossier door en benoemde de (aanzienlijke) risico’s. „Maar”, zo zei hij aan het einde van het gesprek, „wij weten verder dat er geschreven staat: „Vertrouw op de Heere met uw ganse hart en steun op uw verstand niet.”” Precies een jaar later werd, na een zeer voorspoedige zwangerschap en bevalling, onze derde geboren. En nog weer later, op dezelfde manier, onze vierde.
Dit schrijf ik niet op om de succesfactor te benoemen van wat in feite een uitzonderlijke weg is, de uitzondering op de regel. De regel is dat God doorgaans het gebruik van het gezonde verstand en de middelen zegent. Maar van sommigen vraagt Hij iets wat je niet kunt overzien, om Zichzelf lof toe te brengen en de vijand en wraakgierige te doen ophouden. Waartoe Hij persoonlijk roept, kan een hele zoektocht zijn. Maar of die nu uitloopt op sterilisatie of op een nieuwe zwangerschap, het begint altijd met volledige toewijding van jezelf, inclusief je vruchtbaarheid, aan Hem.
We mogen dankbaar zijn dat ons meer middelen ter beschikking staan dan Hanna da Costa en het leven niet meer voortdurend getekend hoeft te zijn door angst. Aan de andere kant moeten we ons door de huidige levenssfeer Gods geheimen niet laten ontnemen. De ethicus Brillenburg Wurth schreef in 1951 over de mensen die geboortebeperking voorstaan vanuit sociale of economische motieven, zoals overbevolking: „(…) Maar van het feit, dat daar in het mensenleven ook (…) zo iets als irrationele mogelijkheden overblijven vanuit Gods vaderlijke zorg, dan, als onze menselijke mogelijkheden zijn uitgeput, daarvan heeft men in deze geestelijke sfeer generlei besef of vermoeden.”
In hun artikel ”De heeren trokken derwaarts. De vrouwen bleeven thuis” beschrijven Jacques Dane en Mineke van Essen genderverhoudingen en rolpatronen in de 19e eeuw. Het dagboekje van Hanna da Costa is een van de drie bestudeerde bronnen. Het artikel heeft een frappant slot: „Met al haar misgeboorten en vroeggestorven kinderen, had zij de meeste reden om depressief te zijn. Toch was Hanna Belmonte, denken we, dankzij haar vrede met de voorgeschreven orde, en haar religieuze persoonlijke ontplooiing, van alle drie uiteindelijk de gelukkigste.” Het laat zien dat het ware geluk ligt in een leven heel dicht bij God, al zijn de omstandigheden soms allerminst gelukkig. Ook wie tot andere keuzes komt dan Hanna da Costa kan iets leren van haar afhankelijkheid. Haar leven is voor mij een onvergetelijke preek over 1 Timothëus 2:15.
Christine Stam-van Gent
Christine Stam-van Gent (1982) studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht (2000-2002) en illustratie aan de Hogeschool van de Kunsten te Kampen (2002-2004). Gaandeweg ontdekte ze dat haar hart bij het schrijven ligt. Ze is echtgenote en moeder van vier kinderen. De tijd die overblijft, besteedt ze voornamelijk aan lezen, het denken over een roman en het schrijven van columns, blogs, artikelen en verhalen. Belangrijke thema’s daarin zijn literatuur, kunst, moederschap, schrijverschap en hoe dat alles zich verhoudt tot de verborgen omgang met God.