Vaarwel China, hallo Holland
Niet alleen in Nederland maar ook in andere Europese landen zijn producten van eigen bodem populair. Maar levert dat ”made in Holland” een bedrijf eigenlijk wel wat op?
Wat gebeurt er als er in een dierentuin een ijsbeer wordt geboren die immens populair en een wereldwijde hype wordt? Precies, dan wil opeens elk kind in de dierentuinwinkel een schattig, pluizig mini-exemplaar hebben. Dat was precies wat er gebeurde toen ijsbeer Knut in 2006 in de dierentuin van Berlijn ter wereld kwam en door zijn moeder werd verstoten.
Wat volgde waren hoogtijdagen voor de Duitse knuffelbeerproducent Steiff, die de productie van zo veel Knuts niet aankon en besloot de beren in China te laten vervaardigen. Vier jaren lang produceerde Steiff zijn knuffelberen in de destijds grootste speelgoedfabriek ter wereld. Totdat de directeur het genoeg vond en terugkeerde naar Duitsland. Om daar in interviews te vertellen dat de goedkope productie in landen zoals China de markt schaadt. „Onze knuffelberen zijn de duurste in heel Duitsland, en voor dat geld verwachten klanten perfectie.”
Volgens de baas van het bedrijf, Martin Frenchen, was de kwaliteit van de in China geproduceerde knuffels niet goed genoeg. De controleurs van het bedrijf moesten veel knuffelberen ter plaatse al weggooien, en vooral knuffels die moeilijker te maken zijn, bleken te hoog gegrepen voor de Chinezen. „Het duurde een halfjaar voordat de werknemers alles onder de knie hadden, en dan was de kans groot dat ze alweer vertrokken waren naar het volgende westerse bedrijf, dat toevallig beter betaalde. Bijkomend argument: precisie telt. Zit het glazen oog van een ijsbeer een halve millimeter scheef, dan verandert de treurige glimlach van het beest in een karikatuur. Dan maar liever een treurige beer uit Duitsland.”
Groei
Producten van eigen bodem zijn populair en de maakindustrie bloeit als nooit tevoren. De productiegroei van de Nederlandse maakindustrie is de laatste tien jaar zelfs groter dan die van de meeste Europese landen. Van de bedrijven die in Nederland produceren, verwacht 80 procent de komende jaren verder te kunnen groeien.
Hoewel de bedrijven die de maakindustrie bepalen in totaal verschillende sectoren werkzaam kunnen zijn, hebben ze een paar dingen gemeen. Al deze ondernemingen produceren voor een wereldwijde markt. Ze zijn niet de enige producent van dat wat ze maken, maar ze staan onder concurrentiedruk. Dit zorgt er overigens niet alleen voor dat de bedrijven scherp moeten blijven. De concurrentiedruk is een van de grootste bedreigingen van de maakindustrie. Wat immers als je concurrent veel goedkopere producten kan leveren doordat hij deze in China laat maken?
Behalve concurrentiedruk is er nog een bedreiging voor de Nederlandse maakindustrie. De grootste bedrijven die de Nederlandse maakindustrie bepalen zijn immers industrieel, en industriële bedrijven hebben al jarenlang te kampen met imagoproblemen. Jongeren zijn dan ook niet per definitie geïnteresseerd in een technische studie, waardoor het voor industriële bedrijven lastig is om goed en gekwalificeerd personeel te vinden.
Chocolade
Het grote voorbeeld als het om de Europese maakindustrie gaat, is en blijft Duitsland. De maakindustrie is in Duitsland onderverdeeld in de sectoren automobielindustrie, machine- en apparatenbouw en elektrotechniek. Deze drie sectoren kwamen in 2014 tot een gezamenlijke omzet van 800 miljard euro, wat vergeleken met de 70 miljard van Nederland behoorlijk veel is. Genoemde sectoren vormen samen 44 procent van de Duitse industrie, en met toeleveranciers uit de rubber-, kunststof- en metaalindustrie erbij loopt dit percentage op tot 61. Het grootste deel van de industrie bevindt zich in Beieren, Baden-Württemberg en Noord-Rijnland-Westfalen. De industrie in elk van deze drie deelstaten is meer dan de helft groter dan de gehele Nederlandse industrie.
Hoewel de drie verschillende maakindustriesectoren in Duitsland nogal van elkaar verschillen als het om omvang, branchestructuur, regionale verdeling, toegepaste technologie en klantengroepen gaat, hebben ze ook een groot aantal overeenkomsten. Zo zijn ze alle drie heel belangrijk voor de samenstelling van het bruto nationaal product en van belang voor de Duitse export. Autofabrikant Daimler is met een jaarlijkse omzet van 98 miljard euro (2010) een voorbeeld van een bedrijf dat zo in grote mate bijdraagt aan de welvaart in Duitsland. Als op een na grootste bedrijf van Duitsland produceert Daimler onder de merknaam Mercedes auto’s, bussen en vrachtwagens.
Niet alleen bekende bedrijven zoals Siemens, Volkswagen en Bosch domineren in deze sector, maar vooral ook mkb- en familiebedrijven zorgen voor een levendige maakindustrie in ons buurland. Deze bedrijven hebben vaak minder dan 500 medewerkers, zijn in familiebezit en kenmerken zich door een sterke focus op de lange termijn. Wie kent niet de vierkante chocoladerepen van Ritter Sport? Geproduceerd in Duitsland! En wie dronk er op vakantie in ons buurland nooit het typische, zoete drankje Bionade? Precies, eveneens gemaakt op Duitse bodem.
Terug naar de Heimat
Wat is de reden dat een bedrijf duurdere productiekosten maakt om maar te kunnen vermelden dat het product niet uit China komt? Volgens bedrijfsleider Andrea Schauer, van het grootste Duitse speelgoedmerk Playmobil, is het label ”made in Europe” de joker van haar bedrijf. Sparen op kwaliteit en zekerheid is op lange termijn geen goed idee, volgens Schauer, die de afgelopen jaren miljoenen euro’s in de Duitse fabriek investeerde. „De risico’s zijn te hoog. We hebben hier in Duitsland een goed overzicht over de productie. We kunnen direct reageren als er meer of minder vraag naar een product is en ook kan ik op mijn personeel aan.” Zo’n 60 procent van de productie wordt in Duitsland gemaakt, de rest op Malta, in Tsjechië en in Spanje. Twee procent van de productie wordt wel in China gemaakt, vooral elektronische deeltjes.
Dat de stap om in Duitsland te produceren niet per se een logische is, bevestig Schauer tegenover de Duitse krant Die Welt. „Ooit ging onze keus tegen alle trends in. Maar inmiddels wordt de vraag waar de producten uit de kinderkamer vandaan komen actueel.”
Een ander argument voor Duitse bedrijven is dat ze zich voor het ”made in Germany” absoluut niet hoeven te schamen: Duitse producten zijn overal ter wereld bekend vanwege de kwaliteit. Het Duitse bedrijf Aeris maakt hiermee op zijn website dan ook reclame: „We zijn trots op het concept ”made in Germany”, en we zijn blij dat we veel patent op de eigen ontwikkeling hebben. Het grootste deel van onze technologieën en bouwdelen produceren we namelijk zelf. Dat zorgt er misschien niet voor dat we een maximale omzet draaien, maar het maximaliseert wel de tevredenheid en gezondheid van de bezitters van onze producten. Dat is ons doel.”
Reshoring
De keuze om de productie terug te halen naar het moederland wordt niet alleen in Duitsland gemaakt. Ook steeds meer Nederlandse bedrijven kiezen ervoor om hun productiewerkzaamheden uit de lagelonenlanden weg te halen. De term voor deze trend? Reshoring.
De reden dat veel Nederlandse bedrijven aan reshoring doen, is dat de loonkosten te hoog geworden zijn en dat de olieprijs voor hoge transportkosten zorgt. In vergelijking met de jaren negentig zijn de relatieve loonkosten in Nederland echter juist gedaald, waardoor produceren op eigen bodem goedkoper werd. Voor veel bedrijven is de financiële factor echter niet per se doorslaggevend. Klanten vragen steeds meer om maatwerk, hoge kwaliteit en kortere levertijden. Als gevolg van snelle innovatieprocessen worden er nieuwe eisen aan het productieproces gesteld, dat snel aangepast of veranderd moet kunnen worden.
De extra arbeidsplaatsen die dit in Nederland weer kan opleveren, stimuleerde minister Asscher door 600 miljoen euro beschikbaar te stellen om in 2014 en 2015 bedrijven te helpen hun fabricageproces naar Nederland terug te halen.
Hoeveel bedrijven er precies aan reshoring doen, is lastig te bepalen. Het Centraal Bureau voor Statistiek heeft hier geen cijfers over. Uit onderzoek van Het Financieele Dagblad en tv-programma Nieuwsuur eind 2013 bleek dat 10 procent van de bedrijven ermee bezig is en dat 5 procent serieus over reshoring nadenkt. Het bekendste Nederlandse voorbeeld van een bedrijf dat aan reshoring deed, is Philips. Het elektronicaconcern verplaatste een deel van de productie van scheerapparaten, bedoeld voor de westerse markt, naar Drachten.
China lijkt dus voorlopig niet per definitie een logische stap meer te zijn. Een rapport van ING meldt dat producenten er beter aan doen het dichter bij de grens te zoeken. In, jawel, Duitsland. „Wij geloven dat de Nederlandse maakindustrie tot 2030 in omvang kan verdubbelen, mits kansen benut worden. Een deel van deze kansen liggen bij onze oosterburen. Met extra inzet en focus richting de Duitse industrie is een omzetverdubbeling mogelijk in de komende tien jaar.”
Waar die kansen volgens het ING-rapport vooral liggen? „Vooralsnog ligt de focus van Nederland op Noord-Rijnland-Westfalen. Maar liefst 45 procent van de export naar Duitsland gaat naar deze regio. Voor de Nederlandse industriële toelevering liggen de grootste kansen richting de specialistische machinebouw en elektrotechnische bedrijven. Hier kunnen Nederlandse geavanceerde toeleveranciers structureel waarde toevoegen. Afstand is nog altijd een belangrijke factor in het zakendoen. Hessen en Noord-Rijnland-Westfalen (met zelfs een grotere machinebouw dan Beieren) blijven daarom interessante regio’s met groeimogelijkheden, zeker voor kleinere Nederlandse toeleveranciers.”
Het geheim
Wat is het geheim voor succesvolle productie in het eigen land? Volgens Hubertus Andreae, een Duitse deskundige die productieprocessen optimaliseert, zijn er verschillende factoren die succes beïnvloeden.
1 Het is van belang dat een ondernemer niet voor de snel verdiende centen gaat, maar een lange adem en vooral ook een langetermijnvisie heeft. De ondernemer moet creatief, down to earth en open zijn en een sterke binding met de onderneming hebben. Is de ondernemer een technisch vakman? Dan haalt hij voor niet-technische banen goede werknemers in de onderneming.
2 Een ondernemer moet zijn werknemers op de hoogte houden van zijn resultaten. Hij bindt zijn werknemers aan zich door zijn overtuigingskracht, door voor hen te zorgen en door hun de kans te geven door te ontwikkelen. Geven en nemen is belangrijk!
3 Een ondernemer moet het concept van zijn onderneming niet elke keer veranderen, maar het wel kunnen aanpassen aan de dynamische markt. Hij moet continu blijven zoeken naar mogelijkheden om de klanten ook in de toekomst aan zich te binden en hen te enthousiasmeren voor zijn diensten en producten.
4 Een ondernemer moet ervoor zorgen dat zijn producten van goede kwaliteit zijn en tegen een stootje kunnen. De boodschap achter het product moet goed op papier staan. Het probleem bij veel ondernemingen is dat ze hun product niet in de markt weten te zetten en hun processen te weinig innovatief zijn.
5 De processen in een onderneming ontwikkelen zich steeds sneller. Een ondernemer moet deze processen erkennen en op de hoogte zijn van nieuwe procesontwikkelingen – en past die ook toe op het bedrijf. Hij moet ervoor zorgen dat processen goed gecoördineerd worden en elkaar positief beïnvloeden. Bij de dynamiek van een groot bedrijf is dat vandaag de dag belangrijker dan het ooit was.
6 De structuren binnen het bedrijf moeten plat zijn. Daardoor hebben alle werknemers niet alleen een groot verantwoordelijkheidsgevoel, maar ook de vrijheid om beslissingen te nemen om het arbeidsproces te optimaliseren.
7 De productie moet zeer gestructureerd zijn en uit een goede mix van automatisering en manuele processen bestaan. De machines moeten zo modern en goed zijn dat ze overal op de wereld zouden kunnen staan.