Promovenda: Overheid, stop met opleggen van nationale identiteit
GRONINGEN. Kussende mannen en bezoekjes aan het naaktstrand zijn volstrekt normaal in dit land. Althans, dat is de teneur van de integratiefilm die sommige groepen nieuwe Nederlanders te zien krijgen. Maar uit onderzoek blijkt dat die opgelegde moraal goed burgerschap niet dichterbij brengt.
Wanneer ben je een goed burger? Kunnen godsdienstige mensen wel goede burgers zijn? Soms lijkt het erop van niet. Maar dat ligt dan eerder aan de definitie van goed burgerschap dan aan de gelovige in kwestie, zegt onderzoeker Renée Wagenvoorde (Zuidhorn, 1985).
Zij promoveert morgen aan de Rijksuniversiteit Groningen op een onderzoek naar de relatie tussen religie en burgerschap.
Voor de overheid betekent burgerschap vooral dat iedereen dezelfde nationale identiteit heeft, zegt u. Waaruit blijkt dat?
„Je ziet dat vooral in het integratiebeleid terug. Sinds 2000 is er steeds meer nadruk gekomen op gedeelde cultuur, op een gemeenschappelijke identiteit. Veel burgers herkennen zich daar niet in. Het kan zelfs zorgen voor uitsluiting van religieuze burgers.”
Hoezo?
„Omdat de nationale identiteit die van boven af opgelegd wordt, niet door iedereen wordt gedeeld. Een voorbeeld: onderdeel van die identiteit is een progressieve seksuele moraal. Dus zie je in de integratiefilm die onder minister Verdonk is uitgebracht een homoseksueel stel dat elkaar kust. Ook komt er een naaktstrand in beeld, waar de suggestie van uitgaat dat dit heel normaal is. Maar de vraag dringt zich op wie zich eigenlijk in dat beeld herkent. Niet alleen nieuwkomers, ook groepen zoals orthodoxe protestanten hebben hier moeite mee.”
Zij voelen zich buitengesloten?
„Wat zowel bij protestanten als bij moslims naar voren kwam, is dat ze op straat vaak positieve geluiden horen. Zo van: Wat interessant dat u gelooft. Maar via de overheid en de media wordt een beeld gecreëerd dat geloven in de Nederlandse samenleving iets vreemds is.”
Uw aanbeveling aan de overheid is dus om te stoppen met die promotie van een vermeende nationale identiteit?
„Sowieso blijkt dat het opleggen van bovenaf van bepaalde waarden op dit terrein niet goed werkt. Verder zou ik zeggen: probeer los te komen van die nadruk op nationale identiteit als voorwaarde voor goed burgerschap. Je hoeft niet eerst op allerlei manieren te bewijzen dat je een goed burger bent.”
Maar als er geen eisen meer worden gesteld aan nieuwkomers, hangt de samenleving dan straks niet nóg meer als los zand aan elkaar?
„Dat is inderdaad een risico. Maar burgers vinden bijvoorbeeld een gedeelde Nederlandse taal wel degelijk belangrijk voor goed burgerschap, blijkt uit mijn onderzoek. Je moet je immers kunnen redden in de samenleving. Nationale identiteit is dus niet onbelangrijk, maar het is niet het enige dat belangrijk is voor goed burgerschap. Er is meer.”
Zoals?
„Ik heb een model ontwikkeld waarbij burgerschap bestaat uit vijf dimensies. Eén daarvan is gedeelde identiteit, waar taal bij hoort. De andere zijn sociale betrokkenheid, politieke betrokkenheid, gezagsgetrouwheid en tolerantie.”
U hield interviews met orthodoxe protestanten en met orthodoxe moslims van Turkse afkomst. Waarom specifiek deze groepen?
„Omdat ik denk dat zij relatief weinig gehoord worden in het debat. Ik was verder benieuwd of ik daar aardige inzichten zou opdoen. Dat is ook gebeurd. Ik heb ontdekt dat in die relatief kleine groep veel diversiteit aanwezig is. Doorgaans wordt al snel gesteld dat orthodoxe protestanten één groep vormen die hetzelfde denken over bijvoorbeeld bijzonder onderwijs of de gewetensbezwaarde trouwambtenaar. Maar daar zit veel meer nuance in.”