Tweede deel biografie W. F. Hermans biedt veel
Willem Otterspeer voltooide zijn tweedelige biografie over schrijver W. F. Hermans met het omvangrijke ”De zanger van de wrok”. Het boek is een stukje dikker dan het eerste deel, omdat het meeste van Hermans’ oeuvre nu aan de orde komt.
Otterspeer, historicus aan de universiteit van Leiden, heeft het leven van Willem Frederik Hermans (1921-1995) samengevat in twee lijvige boeken, die samen 2000 pagina’s tellen. Hoewel Hermans een pietje-precies was en een keurig geordend archief naliet, gereed om door een biograaf te worden verwerkt, moet niet worden onderschat hoe lastig het iso m leven en werk van deze schrijver in één grote greep te vatten. Een onmogelijke opdracht eigenlijk; je krijgt nooit de essentie van iemands bestaan helemaal in zijn diepte en veelkleurigheid in beeld. Maar het boek van Otterspeer heeft wel heel veel te bieden aan wie nieuwsgierig is naar de persoonlijke omstandigheden en de levensloop van de man die tot de grootste Nederlandse auteurs wordt gerekend.
Daarnaast zijn Otterspeers boeken bijzonder nuttig als je dieper wilt doordringen in de aard van Hermans’ werk, in de thema’s die hem bezighielden en de filosofische en culturele denkbeelden die hij ter sprake bracht. Voor veel lezers zal deze biografie, hoe dik ze ook is, een betere toegang bieden tot Hermans’ werk dan de meer academische studies over zijn romans en verhalen. Die zijn vaak technisch en wetenschappelijk van aard, terwijl Otterspeers schrijftrant plezierig is voor een breed lezerspubliek.
Bedrieglijk wezen
In het eerste deel van zijn biografie, ”De mislukkingskunstenaar” (2013), schetste Otterspeer het leven van Hermans tot 1952. Grote literaire werken die in dit tijdvak aan bod kwamen, waren ”De tranen der acacia’s” (1948) en ”Ik heb altijd gelijk” (1951). Deze twee romans bieden meteen al een scherp zicht op het schrijverschap van Hermans, waarin hij een ”scheppend nihilisme” vertoont: de kunstzinnige vorm onthult de mens als een onbetrouwbaar, bedrieglijk wezen dat wordt voortgedreven door wraakzucht en opportunisme.
Dit leidt in die romans natuurlijk wel tot een grondbesef van somberheid en negativisme, maar dit betekent niet dat de romans zelf niet zeer meeslepend zijn en mikken op kernvragen rond het menselijk bestaan. Dat is de reden waarom ook christenen die grote afstand voelen ten opzichte van Hermans’ denkwereld, vaak met belangstelling diens werk hebben gelezen. Tegen Hermans’ ideeën kun je veel inbrengen, maar je kunt niet ontkennen dat hij zwaar tilt aan de fundamentele vragen, of die nu filosofisch, cultureel of zelfs theologisch van aard zijn.
Dit blijkt ook uit het tweede deel van de biografie, ”De zanger van de wrok”, waarin zo’n 80 procent van Hermans’ oeuvre ter sprake komt, uiteraard in het kader van zijn levensloop, zijn vriendschappen en ruzies, zijn werk aan de Groninger universiteit en zijn liefhebberijen: auto’s, poezen, fotograferen, typemachines. Otterspeer geeft een goed gedocumenteerd beeld van eigenlijk alles wat Hermans bezighield, vaak voorzien van citaten uit zijn persoonlijke correspondentie.
Gedreven denker
Het verschilt natuurlijk per lezer wat je zoekt in een biografie. Sommigen willen graag weten welke aspecten van het leven van de schrijver in zijn verhalen en romans zijn terechtgekomen. Zou Hermans zelf in het verzet hebben gezeten tijdens de oorlog, zoals de hoofdpersoon van ”De donkere kamer van Damocles” (1958)? Je kunt ook nieuwsgierig zijn naar de psyche van de hoofdpersoon: welke verborgen trauma’s schuilden er in de duisternis van zijn innerlijk?
Andere lezers –en op hen mikt Otterspeer hoofdzakelijk– willen graag een beeld krijgen van de algehele samenhang van leven en werk, waarbij de denkwereld van de persoon in kwestie als een soort verbindingsschakel fungeert tussen die twee. Levenservaringen van Hermans gingen door de filter van zijn bewustzijn en bepaalden vervolgens zijn keuzes als verteller. Het ligt ook wel voor de hand om Hermans op deze manier te benaderen, want hij was minstens zo’n gedreven denker als schrijver.
Daarbij was hij –en dat is dan weer een psychologische kwestie– een rancuneus type, wantrouwig, altijd tot somberte geneigd, zelfs paranoïde. In de kookpot van zijn brein werkte dat allemaal op elkaar in: zijn sombere mensvisie en zijn ingebakken wantrouwen, zijn verbetenheid om erkenning te krijgen en zijn drang naar het absolute. Als hij niet het absolute geslaagde en ultieme kunstwerk zou produceren, zouden al zijn inspanningen nutteloos zijn geweest, vond hij.
Slotsom
In 1961 legde Hermans in een artikel in dagblad Het Parool uit dat de mens wordt bepaald door „doodsangst”: „De mens is een wezen dat verdoofd moet worden en verblind. Als zijn ogen werkelijk opengaan, ziet hij geen reden meer te leven. Voor wie niet aan een hiernamaals gelooft en alleen leeft wegens de ingeschapen doodsangst die op zichzelf evenmin naar iets verwijst als de blindedarm, maar bestaat, is alles wat erop aankomt: zich er zo goed mogelijk doorheenslaan.” Je kunt deze slotsom triest noemen, maar het is misschien nog veel triester als mensen op deze manier leven zonder zich ervan bewust te zijn en dus ook de mogelijkheid missen om een eerlijke blik in de eigen ziel te werpen.
Overigens is dat „er zich doorheen slaan” niet zo eenvoudig, meende Hermans, juist omdat de mens zich verbeeldt bóven de natuur te staan. Dit leidde in de loop van de menselijke geschiedenis tot een onderdrukking van natuurlijke instincten, ten faveure van een ‘hogere’ ethiek. Vooral het christendom had iets dergelijks geproduceerd, maar evengoed was dit de portee van tal van ideologieën en levensvisies.
In zijn enige fysisch-geografische boek naast zijn proefschrift –dat hij dus vakmatig schreef– stelt Hermans dat de mens „het enige dier” is dat de natuur om de tuin wist te leiden, met als gevolg „de steeds verdergaande onderdrukking van ’s mensen oorspronkelijke instincten”, en dat betekent, concludeert Otterspeer, de „volkomen opoffering van zijn vrijheid.” Het resulteert in een vorm van wraakzucht, rancune ofwel „ressentiment.” Otterspeer noteert: voor Hermans „vormde de rancune de essentie van zijn bestaan, in hem was het ressentiment creatief geworden.” Dit laatste vormt de reden waarom Otterspeer Hermans typeert als „zanger van de wrok.” Dit heeft zonder twijfel veel te maken met diens psyche, maar terecht ziet de biograaf hier veel meer in: wrok behoorde tot de existentiële en culturele kern van zijn schrijverschap. De wrok in Hermans’ schrijverschap is in ultieme zin de onvrede met het gegeven bestaan, de poging om teleurstelling en mislukking te boven te komen, juist in de creatieve daad van het schrijven. Dat de zaken door Hermans altijd zo sterk op de spits gedreven worden, van wrok tot mislukking, maakt hem tot een belangwekkende gesprekspartner voor wie hart heeft voor vragen en thema’s die ertoe doen.
Boekgegevens
De zanger van de wrok. Willem Frederik Hermans. Biografie, deel II (1953-1995), Willem Otterspeer; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 2348 648 0; 1152 blz.; € 39,90.