Reportage: Strompelend over de grens met Macedonië (fotoserie)
IDOMENI/GEVGELIJA. Moeders met hun baby in een draagzak, ouderen steunend op een stok, een vader die een verlamde zoon op zijn rug draagt. Vanuit het Griekse dorpje Idomeni passeert dagelijks een onophoudelijke rij vluchtelingen de grens met Macedonië.

De Afghaanse opa Youssef Alshouli (51) staat met een kleinkind op de arm en drie van zijn tien kinderen om zich heen in de brandende zon. Na meer dan een etmaal wachten staan ze vooraan in de rij vluchtelingen die de grens met Macedonië over mogen. De familie is op 20 augustus zijn land ontvlucht, toen bombardementen te dichtbij kwamen, zegt Alshouli, vriendelijk lachend.
De Afghaan is een van de duizenden mannen, vrouwen en kinderen die in de Griekse grensplaats Idomeni een of meer dagen moeten wachten voordat ze hun tocht naar West-Europa kunnen vervolgen. Veel vluchtelingen hebben een handdoek of trainingsjack om hun hoofd geknoopt of houden een stuk karton boven zich ter bescherming tegen de brandende zon. Sommigen dragen een kleine parasol die je met een band om je hoofd kunt doen. ,,Gekocht in Turkije”, zegt een Syriër.
Een Afghaanse jongen speelt met een schildpadje dat hij op zijn hand laat lopen. Farzd (28) en Sinaa (29) Nasire, eveneens uit Afghanistan, zitten met hun tweeling van negen maanden te wachten. Ze komen uit de omgeving van Kabul en willen zich in Duitsland vestigen.
Rond 10 uur in de ochtend zetten vier Rode Kruismedewerkers hun witte tent op. Al snel staan er zo’n vijftig vluchtelingen omheen. Een Syrische moeder maakt duidelijk dat haar baby verkouden is. De hulpverlener haalt een flesje tevoorschijn en dient het kind neusdruppels toe.
Een rij Griekse agenten, uitgerust met grote schilden, heeft zich opgesteld om ervoor te zorgen dat de vluchtelingen het laatste deel voor de grens slechts groepsgewijs verder trekken. Exact 50 of 25 personen per keer, ook als een gezin daardoor moet worden gesplitst.
Bij een grote politiebus vertelt assistent-chef Triantafyllos Kiriakidis dat er de hele dag door tussen de twintig en dertig agenten in en rond het kamp actief zijn. Het aantal vluchtelingen dat hier arriveert, is volgens hem de afgelopen weken opgelopen tot vijf- tot tienduizend per dag. ,,Dit is een groot probleem. Het is niet fijn om het drama van deze mensen te zien, maar het hoort bij het politiewerk.”
Op de vraag of er op deze plek een humanere vorm van opvang denkbaar is, wijst hij naar de tenten waar Rode Kruismedewerkers en vrijwilligers actief zijn. ,,Zij bieden medische hulp en dergelijke. En verder is het een politiek probleem. Dat kan ik niet oplossen.” Hij wijst naar een witte tent verderop. ,,Die is van de politie, maar er zitten nu vluchtelingen in, zodat ze wat schaduw hebben. Wij hebben ook onze bus nog.”
Bij een van de witte tenten slaat een medewerker van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) de vluchtelingen gade. ,,We rapporteren de situatie hier aan ons kantoor in Athene en Geneve. De problemen nemen met de dag toe. We helpen waar we kunnen.”
Druiven plukken
Rond elf uur is de groep van opa Alshouli aan de beurt om de laatste drie kilometer naar Macedonië te lopen. Onderwerp hollen kinderen en volwassenen links een wijngaard in. Met een tros druiven in de hand vervolgen ze hun weg. Langs de route staan verkopers van Marlboro-sigaretten.
Bij de Macedonische grens passeren de vluchtelingen een hek dat achter hen dicht gaat. De volgende uren staan opnieuw in het teken van wachten, op dit afgesloten terrein, waar de temperatuur de veertig graden nadert. In groepen ploffen de mensen neer onder witte tentzeilen.
Het wachten is op de trein die de vluchtelingen voor 10 euro per persoon van Gevgelija naar Tabanovce in het noorden brengt, waar ze massaal de grens met Servië oversteken om via Hongarije door te reizen naar landen als Duitsland of Zweden. Hoe vaak de trein komt, weet niemand precies. De één zegt vijf keer op een dag, een ander vermoedt zeven.
Piratenboot
In een speciale tent vermaken medewerkers van de hulporganisaties La Strada Macedonia en Unicef kinderen. Biljana Iovanovska legt uit dat ze de jonge vluchtelingen ontspanning en educatieve bezigheden bieden. Een enthousiaste medewerker vertelt iets bij een platenboek over pinguïns en beren. Even later zingen ze vrolijke liedjes en maken er een dansje bij.
,,Bravo, bravo!” roept een medewerkster als een jochie trots zijn tekening van een piratenboot laat zien. Ze klapt er enthousiast bij in haar handen. In een hoek bouwen drie kleuters torens van kleine rode, gele en blauwe blokjes. Hier zijn ze weer even kind. ,,We proberen de zware tocht voor hen iets te verlichten. Als we vrolijke gezichten zien, zijn we blij”, zegt Iovanovska.
Moeders met baby’s kunnen hun kinderen hier verzorgen, zo goed en zo kwaad als het gaat. Achter de tent wrijft een vrouw haar dochtertje in met shampoo en zeep. Als ze het kind wil afspoelen, blijkt er geen water meer te zijn. Uiteindelijk geeft een voorbijganger haar waterflesje af. Het drinkwater spoelt het luid huilende meisje schoon, waarna ze een nieuwe pamper om krijgt.
Een echtpaar uit Afghanistan brengt hun tweeling –zonnehoedje op hun hoofd- naar de speeltent. Moeder draagt haar baby. Trots laat ze hem zien. Haar gezicht straalt als ze de naam van het jochie noemt: Mustafa Mohammed. Zes maanden jong en al vijf maanden op de vlucht. Afghanistan, Iran, Turkije, Griekenland. En nu Macedonië.
Gevangenis
Bij een cabine van het Rode Kruis deelt een medewerker boterhammen en bananen uit. Later op de dag worden er dozen met hulpgoederen verstrekt. Pakje drinken, flesje water, twee blikjes vis, koekjes. Een Syrische vader zet een doosje met theezakjes glimlachend aan de kant. Wat moet hij ermee in dit vluchtelingenkamp?
Vier Syrische christenen –ketting met een kruisje om hun nek- vertellen hoe ze via de Iraakse stad Erbil en Turkije naar Griekenland zijn gereisd. De illegale oversteek per boot naar het eiland Lesbos kostte hen 1500 dollar per persoon. De eerste keer werden ze door de Turkse politie gesnapt. Het leverde hen twee weken in de gevangenis op.
Voor de volgende vluchtpoging telden de mannen 1300 euro neer. ,,Een beetje dom”, zegt de landgenoot die hen vertaalt. Want als een tocht strandt, mag de mensensmokkelaar voor de tweede poging niet opnieuw geld vragen. Maar de persoon met wie ze eerst in zee waren gegaan, was verdwenen, zeggen Hassan en Saif.
Verlamde jongen
Intussen loopt een nieuwe groep vluchtelingen langs de douane het terrein op. Een jonge vrouw uit Syrië strompelt vooruit. Ze is onderweg bezweken door de hitte en raakte bij een val gewond aan haar hand. Onder een wit tentzeil gaat ze meteen liggen. Ook een vader met een verlamde jongen op zijn rug zoekt een plek om bij te komen. Een ander torst behalve zijn eigen rugzak eveneens die van zijn echtgenote, die met betraande ogen het terrein betreedt.
Even na kwart over twee komt een trein piepend tot stilstand op de spoorbaan pal achter het kamp. In een lange rijd worden de vluchtelingen die hier het eerst arriveerden, doorgelaten. Een medewerker van de UNHCR, de Vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, kijkt van een afstand toe en telt de mensen. Het aantal mag ze niet doorgeven.
Diverse medewerkers in het kamp spreken van 500 tot 700 vluchtelingen per keer, afhankelijk van het aantal coupes. Er zouden per tachtig zitplaatsen honderd passagiers worden toegelaten.
Ook opa Alshouli zit met zijn familie in de overvolle trein. Hen wacht een reis van vijf uur naar Tabanovce. Op weg naar een volgend station richting een nieuwe toekomst in West-Europa.
Liefde en aandacht voor mensen in nood
Gabriela Andreevska houdt van vluchtelingen en dat straalt ze aan alle kanten uit. De 24-jarige vrijwilliger is bijna dagelijks in en rond het kamp in Gevgelija te vinden. Deze middag loopt ze rond tussen de groep die vlak voor de ingang in de schaduw van enkele bomen zit te wachten. Ze groet de mensen vriendelijk en knoopt een praatje met hen aan. Als iemand hoofdpijn heeft, haalt ze een paracetamol uit haar tas.
Een Syrische vrouw komt spontaan naar Andreevska toe en omhelst haar. Of ze deze persoon kent? De vrijwilliger schudt haar hoofd. ,,Als ik de vluchtelingen zie en groet, ervaar ik zo veel warmte en geven ze me regelmatig een kus. Het zijn prachtige mensen. Ik geniet van de mix van culturen.”
Ze woont in Demir Kapija, een klein dorp aan de spoorlijn richting Tabanovce. Enkele maanden geleden, toen het gesloten opvangkamp nog niet was ingericht, zag ze regelmatig vluchtelingen over straat zwerven. De vraag wat haar drijft om zich voor ontheemden in te zetten, beantwoordt ze met een tegenvraag. ,,De echte vraag is niet waarom ík mensen in nood help, maar waarom niet veel méér mensen hulp bieden. Goed doen geeft mij energie. Het maakt mijn leven betekenisvol.”
Als vrijwilliger geeft ze samen met enkele anderen liefde, aandacht en hulpgoederen aan de vluchtelingen, maar daar blijft het niet bij. ,,Ik ben een activist. Het is goed om water en voedsel uit te delen, maar het is ook nodig dat het systeem verandert. We hebben vrij verkeer van kapitaal en goederen, maar niet van mensen. Waarom zouden we migranten tegenhouden? Wat mij betreft zijn niet alleen vluchtelingen uit oorlogsgebieden welkom, maar is iedereen dat.”
De afgelopen maan7den is het beleid van de Macedonische regering verbeterd, al gaat het Andreevska, betrokken bij de Facebookgroep Help de immigranten in Macedonië, nog niet ver genoeg. ,,Een paar maanden geleden konden vluchtelingen het land alleen illegaal doorkruisen. Ze mochten geen gebruik maken van het openbaar vervoer of een taxi. Ik zag de mensen lopen of fietsen, op weg naar de grens met Servië. De politie tolereerde dat.”
Haar woonplaats werd in die tijd ”klein Amsterdam” genoemd, zegt Andreevska. ,,De vluchtelingen konden voor 150 tot 200 euro een fiets kopen. Uit het hele land kwamen verkopers van rijwielen naar Demir Kapija. ,,Sommige vrouwen hadden nog nooit gefietst. In ons stadje leerden ze het.”
Ze wordt emotioneel als ze denkt aan de moeder uit Kobani die met drie jonge kinderen, waaronder een baby, door Macedonië trok. ,,We gaven de vrouw een tweedehands kinderwagen, zodat ze geen twee kinderen hoefde te dragen. Die vrouw was zó dankbaar. Voor niet meer dan een oude kinderwagen”, zegt Andreevska met tranen in haar ogen.
Sinds eind juni teken binnenkomende vluchtelingen een papier waarin staat dat ze overwegen in Macedonië asiel aan te vragen. Ze hebben drie dagen om daarover te beslissen. In die tijd kunnen ze het land probleemloos verlaten, wat vrijwel iedereen doet. Want het arme Macedonië is voor de migranten geen eindstation, maar een onderdeel van hun route naar landen als Duitsland of Zweden.
De nieuwe regeling vormt in de ogen van de vrijwilliger en activist een verbetering, al bevalt het haar niet dat de vluchtelingen het kamp niet mogen verlaten om bijvoorbeeld het dorp Gevgelija rond te kijken. ,,Het is hier net een gevangenis.”