Kritiek op peuterplan Asscher
DEN HAAG. Het kabinet wil dat alle peuters twee dagdelen per week naar de opvang kunnen, of hun ouders nu werken of niet.
Dinsdag lekte uit dat minister Asscher (Sociale Zaken) op Prinsjesdag bekend zal maken hiervoor 60 miljoen euro uit te trekken. Dat geld gaat naar de gemeenten, die zelf beslissen mogen hoe ze de opvang vormgeven: via de kinderopvang of een peuterspeelzaal.
Het kabinet hoopt peuters, door al vroeg hun ontwikkeling te stimuleren, kansrijker te maken in hun loopbaan. Belangenverenigingen voor kinderopvang en het basisonderwijs reageerden direct positief op de plannen. Vanuit christelijke hoek zijn de reacties evenwel sceptisch en afwachtend.
Zo ziet SGP-Kamerlid Dijkgraaf niets in het plan. „We zijn niet tegen peuterspeelzalen of tegen gericht beleid om achterstanden weg te nemen. Zeker in allochtone hoek groeien er kinderen op die vier jaar lang amper Nederlands horen. Als die naar school gaan, hebben ze een achterstand die ze nooit meer inlopen. Daar wat aan doen is prima.” Dit voorstel gaat volgens hem echter veel verder dan dat. „Ik proef hier het ideaal achter van de overheid dat zoals eerst moeders de arbeidsmarkt zijn opgejaagd, straks elke kind naar de kinderopvang moet.” Hoewel het gaat om een vrijwillige keuze, vreest Dijkgraaf daarom voor een impliciete norm die dwingend kan zijn. „Zoals moeders die niet buitenshuis werken zich nu al moeten verdedigen waaróm ze dat niet doen, kan het beeld ontstaan dat je pas een goede ouder bent als je kind al op jonge leeftijd uitbesteedt. Terwijl de meeste ouders prima in staat zijn om zélf hun kinderen op te voeden.”
Ook van CU-leider Slob krijgt Asscher de handen niet op elkaar. „Het zou onze keuze niet zijn om in deze tijd geld hiervoor uit te trekken. We moeten toch prioriteiten stellen.” Slob laakt het dat nu alweer het zoveelste plan van het kabinet vroegtijdig uitlekt. „Het is allemaal erg rommelig, wat niet bijdraagt aan een zorgvuldige behandeling. In eerste instantie was het nieuws zelfs dat ouders verplicht zouden worden hun kind naar de opvang te sturen. Dat was helemáál extreem geweest.” Ook de VGS, de koepel van refo-scholen, en het Ds. G. H. Kerstencentrum zijn voorzichtig.
Hoewel bestuurder P. W. Moens van de reformatorische scholenorganisatie VGS het positief vindt als alle peuters in de gelegenheid worden gesteld naar een peuterspeelzaal of voorschoolse educatie te gaan, ziet hij ook haken en ogen aan het plan van minister Asscher. „Ook op reformatorische scholen is er een toename van het peuterwerk, om de instroom in de basisschool te vergemakkelijken en soms om achterstanden weg te werken. Wij hebben echter bezwaar tegen het streven van de overheid om kinderopvang en peuterwerk onder één dak te brengen.”
Dat is volgens Moens namelijk niet los te koppelen van het overheidsstreven om het buitenshuis werken van moeders te bevorderen. „En dat roept weerstand op, wat de deelname aan voorschoolse educatie of peuterwerk niet bevordert.”
„De opvoeding gebeurt primair thuis”, beklemtoont directeur drs. R. A. van der Garde van het Ds. G. H. Kerstencentrum (KOC) te Veenendaal in een reactie. „We zijn beducht voor de tendens om kinderen zo vroeg mogelijk naar kinderopvang te laten gaan.
Wel kan extra ondersteuning nodig zijn. Daarvoor willen we ouders toerusten, zodat ze bijvoorbeeld taalstimulering zelf ter hand kunnen nemen. In Ederveen is daarvoor het project Opstapje ontwikkeld.”
Van der Garde wijst erop dat juist voorschoolse educatie in het gezin goedkoop en efficiënt is. „Als basisschool zorg je vooral voor de overdracht van kennis en materialen.”
De gemeente Ede speelt volgens de KOC-directeur een positieve rol in de bevordering van het project Opstapje. „Als de verdeling van het extra geld voor kinderopvang aan de gemeenten wordt overgelaten, moet je echter maar afwachten welke keuzes daarin worden gemaakt.”