Musea azen op topstukken
De kunstwerken in een museum vormen geen willekeurige verzameling. Oud-directeur Frits Duparc van het Mauritshuis in Den Haag geeft in ”Uit de doeken” een inkijkje in het aankoopbeleid van een topmuseum.
Duparc was van 1991 tot 2008 directeur van het Mauritshuis. In die periode verwierf hij ruim dertig meesterwerken voor ‘zijn’ museum, waaronder ”Portret van een oude man” uit 1667 van Rembrandt, dat hij in 1999 naar Den Haag wist te halen.
Een museum moet altijd proberen gaten in de collectie te dichten, legt Duparc uit. „Als men een verantwoord beeld wil geven en blijven geven van een bepaalde periode, van een bepaalde kunstvorm of van een of meer kunstenaars dan dient een collectie voordurend getoetst en zo nodig verbeterd te worden.” Toegenomen kennis en voortschrijdend inzicht dwingen een museum voortdurend kritisch naar de eigen collectie te kijken. En natuurlijk is er een verlanglijstje waarmee museumdirecteuren kunstveilingen overal te wereld aflopen.
Het Mauritshuis wil de bezoeker een overzicht tonen van de Hollandse en Vlaamse schilderkunst van de vijftiende tot het midden van de achttiende eeuw. De collectie heeft haar huidige kwaliteit en omvang vooral te danken aan particulieren, schrijft Duparc. De kern ervan is in de tweede helft van de achttiende eeuw bijeengebracht door stadhouder Willem V (1748-1806). „Juist door die particuliere inbreng was en is de collectie echter niet in alle opzichten evenwichtig en kampt deze nog steeds met ernstige hiaten.” Het aankoopbeleid van het Haagse museum is er daarom al heel lang op gericht de belangrijkste lacunes in de verzameling op te vullen.
Duparc vertelt in ”Uit de doeken” de aankoopgeschiedenis van een aantal kunstwerken uit de collectie van het Mauritshuis. Voor een belangrijk deel put hij hierbij uit eigen ervaring. Eén ding wordt glashelder: veel belangrijker dan het beschikbare geld (tussen 1968 en 1996 had het Mauritshuis een aankoopbudget van 150.000 gulden per jaar) zijn goede contacten in de kunstwereld. Zo was Duparc in 1994 op bezoek bij de Londense kunsthandelaar Edward Speelman in diens appartement in Lugano. Hij kreeg een rondleiding langs zijn indrukwekkende schilderijenverzameling. Bij het ”Stilleven met aardbeien” van Ariaen Coorte vroeg Speelman of hij het goed had dat het Mauritshuis geen Coorte in de collectie had. Waarom eigenlijk niet? Duparc antwoordde in een opwelling: „Omdat we er nooit een hebben gekregen van een vriendelijke verzamelaar.” Toen hij nog geen jaar later onverwacht overleed, bleek dat Speelman het stilleven aan het Mauritshuis had nagelaten. Hij had de hint begrepen.
Merkwaardig genoeg valt er over het beroemdste kunstwerk in het Mauritshuis –”Het meisje met de parel”– maar heel weinig te vertellen. Vermoedelijk is het na Vermeers dood in 1675 met andere kunstwerken geveild. In elk geval is het sindsdien bijna twee eeuwen spoorloos geweest, totdat het in 1881 op een veiling in Den Haag weer opdook. Het doek zou toen sterk verwaarloosd zijn geweest. De Haagse verzamelaar Arnoldes Andries des Tombe kocht het en liet het in 1902 na aan het Mauritshuis.
De verhalen van Duparc geven een prachtig beeld van de manier waarop museumdirecteuren proberen topstukken voor de neus van anderen weg te kapen. Hoewel dit niet altijd lukte, is ”Uit de doeken” toch vooral een successtory. Het Mauritshuis is er goed mee geweest.
Boekgegevens
”Uit de doeken”, Frits Duparc; uitg. Balans, Amsterdam, 2015; ISBN 978 94 600 3836 5; 168 blz.; € 19,95.